DE RAIFFEISENBODE. 3. Schatkistbiljetten en Schatkistpromessen. 83 1. Deposito's u/g2.900.000 2. Prolongatie u/g 2.900.000 3. Schatkistpromessen en -biljetten 9.000.000 4. Effecten 7.500.000 5. Provinciën, Gemeenten en Waterschappen 9.000.000 6. Debiteuren onder zekerheidstelling. 1.000.000 7. Landbouworganisaties8.000.000 8. (op langen termijn) 300.000 9. Boerenleenbanken10.800.000 terwijl nog voorkomt de post hypotheken ad f 7.200.000. Deze hypotheken worden echter verstrekt uit de gel den beschikbaar door de uitgifte van deposito-obligaties. Met deze vermelding zouden we kunnen volstaan en verder verwijzen naar de toelichting in 't jaarverslag. We weten echter bij ondervinding dat onze "bestuurders en kassiers der Boerenleenbanken zeer weetgierig zijn en gediend zullen zijn met een nadere toelichting om tot, hen komende vragen afdoende te kunnen beantwoorden We zullen dus de posten in bovenvermelde volgorde nader behandelen. 1. Deposito's. (Uitgezet geld.) Dit zijn gelden bij solide bankinstellingen uitgezet voor, eein zeker aantal maanden. Als onderpand worden door die banken gedeponeerd ter beurze verhandelbare fond sen, welke een overwaarde moeten hebben van minstens 20 0/0 Begin Mei 1924 waren deze deposito's ingekort tot een bedrag van f 620.000, waaruit blijkt, dat de verval dagen gesteld waren in de;n tijd van de grootste crediet- behoefte. 2. Prolongatie. (Uitgezet geld.) Het uitzetten van gelden op prolongatie geschiedt meest door bemiddeling en tusschenkomst van groote kassiers- instellingen te Amsterdam. De posten loopen van maand tot maand. Ook hier worden als onderpand gedeponeerd courante effecten, welke een overwaarde hebben van 20 0/0. De Centrale zet het geld op prolongatie uit, uitsluitend met het doel een solide bezitting te hebben, welke spoe dig weer in geld is om te zetten, zoodat steeds zonder moeilijkheden aan geldelijke verplichtingen kan wordenj voldaan. Zoo was de post op de proefbalans per 30 April 1924 dan ook geheel verdwenen. Het geld was dus weer be schikbaar in den tijd, dat het noodig was. Het uitzetten van gelden a deposito en op prolongatie, zooals boven omschreven, brengt weinig risico met zich. De Centrale heeft n.l. het recht van executie, d. w. z. dat, wanneer de geldnemer zijn verplichting tot terug betaling dier gelden niet zou nakomen, de Centrale ge rechtigd zou' zijn de effecten ter beurze door twee make laars te doen verkoopen. De geldnemer heeft steeds de verplichting voor de vereischte overwaarde der gedeponeerde fondsen zorg te dragen. Periodiek, en in tijden van schommelende koersen eiken dag, worden de onderpanden op de Centrale nagerekend. Met de vereischten omtrent liquiditeit en soliditeit is bij „deze posten voldoende rekening gehouden. Hier blijkt ook echter de waarheid van hetgeen we eerder zeiden, dat n.l. deze twee vereischten niet steeds samen gaan met een groote rentabiliteit. De prolongatierente is meestal niet hoog en erg wissel vallig. Ze is va„n meerdere factoren afhankelijk en houdt o.a. voornamelijk verband met de mindere of meerdere geldruimte en de meerdere of mindere bedrijvigheid op de fondsenmarkt. Zoo bedroeg deze rente o.a.: in Juni 1924 3 0/03pi °/o, Sept. 2 0/0, 21/2 0/0 en 4 °/o, in het laatste kwartaal van 1924 3 0/031/2 o/0j Jan. 1925 2 0/0 en Maart 21/2%. Dit zijn schuldbekentenissen op korten termijn, uitge geven door den Staat der Nederlanden, telkens als voor zien moet worden in de tijdelijke behoeften van de schatkist. Schatkistbiljetten dragen een vaste rente, welke bij de uitgifte bepaald wordt, en hebben een looptijd van 3 tot 12 maanden. Schatkistpromessen zijn schuldbewijzen waarvan de rente bij de uitgifte wordt verrekend. Het bedrag op de promessen vermeld (veelvoud van f 1000) is betaalbaar na afloop van den termijn op de promessen vermeld. Deze termijn is niet langer dan 12 maanden. Men koopt een bepaald bedrag, vervallende over b.v. 3 maanden, terwijl men niet dit volle bedrag betaalt, maar iets min der, n.l. de rente tot den vervaldag. De soliditeit dezer Staats-schuldbewijzen laat niets te wenschert over. Wegens haar korten looptijd en de mogelijkheid van beleening bij de Nederlandsche Bank zijn ze zeer te verkiezen voor de belegging van gelden, welke steeds opeischbaai zijn. De rente is evenals bij prolongatie erg wisselvallig en meestal niet hoog. 4. Effecten. Bij de Centrale Bank bestaat de goede gewoonte het effectenbezit openbaar te maken in de jaarverslagen tevens met vermelding van de waardeering per 31 De cember en de wisseling in het fondsenbezit in den loop van het jaar Men heeft dus de jaarverslagen maar op te slaan, om te kunnen constateeren, dat de Centrale zich niet op speculatief terrein begeeft maar de fondsen aankoopt voor belegging en wel eene belegging, welke te moBili- seeren is Immers op de fondsen is te allen tijde geld te krijgen bij de Nederlandsche Bank Ze kunnen dienen als onderpand in rekening-courant of voor een te sluiten beleening. Effecten vormen vooral om haar liquide karakter en ook om in staat te zijn een behoorlijke rente aan de Boerenleenbanken te vergoeden een onmisbaar bezit voor de Centrale. Wel schuilt er altijd eenig risico in, voornamelijk koers- risico. Daar echter de fondsen bijna uitsluitend bestaan in uitlootbare Obligaties en pandbrieven en zijn aange kocht voor belegging, zijn koersverliezen en -winsten min of meei denkbeeldig te noemen. Het gevaar voor werkelijke verliezen van beteekenis is, gezien den aard der fondsen, niet erg groot. 5. Provinciën, Gemeenten en Waterschappen. Onder dit hoofd zijn uitsluitend opgenomen kasgeld- leeningen aan bovengenoemde publiekrechtelijke licha men en aan enkele semi-officieele lichamen; de laatste onder garantie van Rijk, Provincie of Gemeente. We leggen er nogmaals den nadruk op, dat het lee ningen zijn op korten termijn, uitsluitend aangegaan om zich een solied actief te verschaffen, dat weer in de bekende tijden van geldbehoefte vlottend te maken is. Op de Proefbalans per 30 April 1924 was het uitstaande bedrag nog ongeveer 3 millioen gulden, wat derhalve een vermindering sinds 1 Januari beteekende van 6 mil lioen. Het zal overbodig zijn te betoogen, dat niet iedere ge meente enz., die vraagt, in aanmerking komt.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1925 | | pagina 3