DE RAIi'FEISEN-BODE
63
hij hooren mag, hoe er menschen zijn die „als zij er
zich eenigermate hebben ingewerkt spoedig heel goed
de zaken zijn toevertrouwd." Maar dat alles redt hem
niet uit de verlegenheid, wanneer zijn Bestuur de formu
lieren ongebruikt laat liggen. En waar Langezwaags
booze woorden noch Broek in Waterlands goedkoops
verzekeringen hem verder brengen, daar wil de Redactie
misschien wel zoo vriendelijk zijn, om te zeggen wat
in zulk een geval den kassier te doen staat. De formuJ
lieren laten in haar maagdelijke ongereptheid of ook
dit werk rekenen onder hetgeen hem bij art. 25 der
Statuten wordt opgelegd. En alle beweringen van voor
melde Inzenders ten spijt gelooft hij dat voor meer
dere kassiers een duidelijk antwoord op die vraag
welkom zou zijn,.
Met dank voor de plaatsing, nogmaals
EEN KASSIER.
DE CONTR6LE OP DE KASSIERS EN HUNNE
MAATSCHAPPELIJKE POSITIE.
Geachte Redactie,
Met belangstelling, doch niet met instemming, nam
ik kennis van de ingezonden stukken, voorkomende in!
LTw Tanuarinummer. getiteld „Een vraag alsmede tan
de daarop betrekking hebbende ingekomen stukken onder
motto „Een antwoord" van den Heer Llitentuis en van
den Heer Hielkema betreffende hetzelfde onderwerp,
welke stukken in Uw Februarinummer werden opge
nomen.
Ik betreur het, dat in ons orgaan den laatsten tijd!
herhaalde malen stukken van soortgelijke strekking' wor
den gelanceerd, waardoor de belangen van onze banken
nief worden bevorderd, doch integendeel zeer worden
geschaad.
Wat toch is in deze het geval?
In het stuk „Een vraag", samengesteld door een kas
sier, wordt toch immers onomwonden naar voren ge
bracht, dat een zeer groot gedeelte der tegenwoordige
Bestuursleden der locale banken niet berekend zou!
zijn voor de toepassing in de praktijk van den steedsi
wassenden stroom van nieuwe voorschriften betreffende
de versterking van de controle op de financiëele admini
stratie der kassiers, terwijl in de daarop gevolgde ant
woorden of liever p rot es tien van een tweetal Bestuurs
leden vele kassiers er van langs krijgen en deze,worden
gekwalificeerd als behebt te zijn met allerlei feilen en
tekortkomingen.
Door dergelijke stukken, welke verre van opbouwend
werken voor onze organisatie, worden onwillekeurig
„warme hoofden" gemaakt, waardoor verwijdering kan
ontstaan tusschen de Besturen en Raden van Toezicht
eenerzijds en de kassiers anderzijds.
Laten wij toch geen afbrekende critiek op het beheer
van onze banken in ons vakblad laten hooren, dofcih
integendeel trachten door goede samenwerking en voor
lichting onze banken nog tot grooter bloei te brengen.
Wat" moet nu het geldbeleggend publiek., dat gebruik
maakt van onze banken, wel denken van de dontriole op'
de kassiers, als zij kennis hebben genomen van het in
gezonden stuk van een kassier.
Is het al niet erg genoeg, dat, zooals een paar jaar:
geleden is voorgekomen bij de publieke behandeling
voor de Rechtbank van een zaak tegen een kassier, die
gefraudeerd had, uit den mond van het openbaar Minis
terie te moeten hooren, dat de controle op de kassiers
der jocale banken, ook vanwege de Inspectie, toen
nog te wenschen overliet en niet was, wat zij behoorde
te zijn.
Intusschen zijn er enkele jaren overheen gegaan en
het staat voor mij vast, dat door de ervaring geleerd,
de controle belangrijk is verbeterd, zoowel vanwege het
Bestuur en den Raad van Toezicht als van de Inspectie,
welke laatste dienst niets onbeproefd laat de controle
in alle bijzonderheden op papier te regelen.
Een beslist afdoende controle op de kassiers in de
voorschriften vast te lagjg'en zal zeer zeker tot de vrome
wenschfen blijven behooren, doch indien de Besturen e>n
de Raden van Toezicht hun taak naar behooren opvatten
en ook uitoefenen, en ik ben er Van overtuigd, d:at
verreweg de meeste dat doen uitzonderingen komen
immers zeer sporadisch voor dan zullen frauduleuze
handelingen in het vervolg slechts weinig meer voor!
komen.
Vanwege de Inspectie zullen echter nog meerdere maat
regelen moeten worden genomen, teneinde een nog meer
afdoende controle te bevorderen.
In de eerste plaats acht ik niet aangekondigde en
dus onverwachte kasopnemingen op ongeregelde tijd
stippen gedurende minstens tweemaal per jaar door de
Inspectie noodzakelijk en de daarvoor te maken kosten
heel goed besteed.
Met een aantal Banken van ruim 700, valt niet te
ontkennen, dat daarmede de aanstelling van 2 nieuwe
Inspecteurs gepaard zal moeten gaan, doch het komt mij
voor, dat een uitgaaf van stel 12000 gulden per jaar
zal blijken preventief te werken en de fraude zal
tegengaan.
Thans zijn de gemachtigden der Besturen en Raden!
van Toezicht verplicht minstens tweemaal per jaar de
kas onverwachts op te nemen, welke maatregel ik zeer
toejuich, doch ik zou het niettemin op prijs stellen als
het Bestuur der Centrale Bank in mijn ingezonden stuk
aanleiding zou kunnen vinden tot vorengenoemden
maatregel over te gaan.
Tot dusver hebben bijna nimmer niet aangekondigde
kasopnemingen van wege de Inspectie plaats, zeker bij
gebrek aan tijd daarvoor.
Naast deze kasopnemingen zijn er rn.i. nog andere
punten, welke de aandacht vragen teneinde frauduleuze
handelingen in het vervolg zooveel mogelijk te voor
komen.
In mijn inleidende beschouwingen, welke ik heb ge
houden in de vergadering op 12 December 1923 van
den Ring van Boerenleenbanken „Rotterdam" bij de
behandeling van het reglement voor het in te stellen
borgfonds, heb ik er in de eerste plaats op gewezen,
dat er eene algemeene regeling zou moeten worden inl
het leven geroepen betreffende de zekerheidsstelling van
de kassiers en het doet mij genoegen te kunnen con-
stateeren, dat reeds zoo spoedig door het bestuur der
Centrale Bank een zoodanige regeling is tot stand ge
bracht.
Ook h,eb ik in die vergadering er de aandacht op
gevestigd, dat verschillende Banken niet in het bezit
zijn van een brandkast van een eerste klasse fabrikaat,
waarom ik het een goeden maatregel vind, dat zoo
goed als alle fondsen, welke in onderpand zijn verstrekt
aan de Locale Banken, thans bewaard worden in de
kluizen van.de Centrale te Utrecht.
Vervolgens is mij meermalen gebleken, dat er per
sonen tot kassier worden benoemd, die althans het eerste
jaar feitelijk niet in staat zijn die betrekking naar be
hooren waar te nemen met het noodzakelijk gevolg,
als boekingen in verkeerde kolommen, steeds kasver-
schillen, het niet kloppend kunnen krijgen van de balans,
zeer veel moeite met het opmaken der rekening, dikwerf
wantrouwen onder de inleggers enz.
De betrekking' van kassier, welke zij met zooveel zelf
vertrouwen en activiteit hebben aanvaard, is dan voor
diegenen, welke nimmer een financiëele administratie
hebben gevoerd en het onderscheid dikwijls niet eens