DE RAJFFEIS EN-BODE. 55 Mede dank zij de lage geldkoersen ondervonden be leggingsfondsen geregelde belangstelling. Inschrijvingen op gemeenteléeningen slaagden vol komen. Verscheidene lichamen profiteeren of zullen pro fiteeren van den lagen rentestand om leeningen roet hooge rente om te zetten in leeningen van lager riente- type. In de koersen der aandeelen kwam niet veel ver andering. De noteeringen der Staatsfondsen waren: 30 Dec. 15 Jan. 26 Jan 6 0/0 Nederland 1922A 5 0/0 '9>S 5 o/o 1919 4I/2O/0 I9'7 4 0/0 '9i6 6 0/0 Nederl. Indië 1919 IOO 93"/i6 96"/,6 87% 84,3/,6 IOO 102% 95'/4 977/s 89V2 87V2 100% i°3'/8 9 d'/a 9715/,6 90 87'/s ioo'5/16 UIT ONZE BOERENLEENBANKEN. Mijnheer de Redacteur! De Kassiers van Aalten en Aalsmeer draven een beetje te hard. Het ging alleen over de vraag of de Raiffeiseinbank ook moet gaan doen. krachtens het ,,Alle Bankzaken" der Centrale Bank aan het girospelen roet menschen die met de plaatselijke Bank niet in rekening staan en over het incasseeren van wissels, dus het gaan optreden als wissellooper. En hieraan wenscht de Leen bank Hulst niet mede te doen. Deze gaat voor watt het geven van voorschotten betreft, zoover mogelijk in het beschouwen van de lieden als deel uitmakende van het landbouwbedrijf, waardoor zij eigenlijk in wer kelijkheid is wat die Kassiers zoo aanprijzen, een dorps- bank. Maar „Alle Bankzaken" gaat te ver. Tot „Alle Bank zaken" behoort b.v. ook het koppen en verkoopen van effecten ter Beurze, en als die Kassiers dit soms ver langen, wel, laten zij dan eerst eens lezen het boekje in vijfden druk van „De doodsklok van het Damrak Neen, Mijne "Heeren, er is een grens, en ik' kan U. gerust verzekeren dat de zestien door mij in deze streek1 gestichte boerenleenbanken een groote zegen zijn voor de streek, en daarom moet er worden getracht dat zij deze zegen blijven behouden en niet gaan doen aan „Alle Bankzaken". Wanneer wij beginnen met dat betrekkelijk! onschul dige girospel en wisselloopen, dan is dit de eerste stap! tot wat leidt tot De doodsklok van het Damrak. Mijn dank voor de plaatsing. LI'. A. VAN DALSUM, Kassier. Hulst, Januari 1925. De Redactie van de Raif- feisen-Bode. EEN ANTWOORD. In het Januarinummer van de Raiffeisen-Bode komt een ingezonden stuk voor, waar boven: „Een vraag De schrijver daarvan onderteekent met hét simpele: „Een Kassier". Jammer, zeer jammer, allicht voor hem zelf het meest, stelt deze kassier zijn naam er niet onder. Zoo iemands naam toch moest bekend zijn; immers dan konden hoogere autoriteiten als Bestuur en Raad van Toezicht der C. B. waarschijnlijk nog veel profiteeren van de menschenkennis en administratieve geleerdheid van dezen mijnheer. Edoch, vrij zeker is bedoelde schrijver iemand, die zich eertijds geroepen heeft gevoeld, zijne eenvoudige be stuursleden bij te staan met zijn kundigheden om zoo met elkander de boerenleenbank te doen marcheeren. Zonder hem, hij gevoelt dit, zou dat niet gaan, vandaar zijne ontferming. Dergelijke administratief onderlegde kassiers mogen wij nogal vaak aantreffen op onze Ringvergadenngen, ja zelfs op de Centrale Ringvergadering zijn deze heeren bijna onmisbare steunpilaren in die bijeenkomsten. Wat kunnen, wij boeren, bij die gelegenheden met leeren en genieten van de wijsheid en redeneerkunst van bedoelde geleerde heeren. 't Is echter voor mij altijd een vraag, of deze, niet genoeg te respecteeren geletterde heeren, in genoemde vergaderingen wel thuis behooren; althans ik voor mij! ben de meening toegedaan, dat het verkieselijker is te achten, dat door bestuursleden hunne bank op genoemde vergaderingen wordt vertegenwoordigd. Tot de zaak komende, ben ik het met den geachten schrijver eens, dat onder de bestuursleden van boeren leenbanken er veel voorkomen: eenvoudige, niet gelet terde boerenmenschen. Ik m,een dit goed te weten. Daarmede is echter niet gezegd, dat deze eenvoudige luidjes, niet berekend zijn voor hunne functie, integen deel. Met genoegen meen ik te mogen constateeren, dat onder de meeste, zoo niet alle, genoemde bestuursleden een geest heerscht van toewijding en verantwoordelijk heidsgevoel, welke naar mijne meening een der grond- slagen is, waarop de banken rusten. En nu, de voorschriften inzake de door de Centrale ingevoerde controle? Zeker, de papieren zijn groot en soms nogal talrijk, doch als de bestuursleden met aandacht de hoofden der kolommen van de staten lezen, dan zal het gerust voor de menschen met toewijding niet boven de klachten gaan om nummer, folio, serienummer en saldo 31 December in te vullen. Zeer terecht m.i. wordt t.d.z. vanwege de Centrale gezegd: daarvoor kan een billijke vergoeding gerekend worden. Even zij terloops opgemerkt, dat genoemde stukken door de Centrale worden gezonden aan het bestuur der bank. Wanneer de besturen der boerenleenbanken zich gaan zetten om de grootboeken met de spaar- en voorschot boekjes te gaan contróleeren, dan zal dit werk na eenige oriënteering huin best gelukken en ben ik over tuigd, dat zij met bevrediging en voldoening hunne taak zullen volbrengen. Zij zullen dan inzien, dat de ingestelde controle noodig en nuttig is. Neen, niet om den ijverigen kassier na te rijden, niet om dezen ambtenaar in hunne netten te verstrikken. Immers tegen sluwe kassiers is menige inspecteur niet opgewassen. Maar hierom juich ik de ingestelde controle toe: dat het bestuur der boerenleenbank in het begin van t jaar een totaal overzicht krijgt van alles wat in afgeloopen jaren is geschied. Zij ziet dan meer dan met het maan- delijksche kas en boeken nazien, hoe de voorschotnemers er bij staan; hoe de loopende rekeninghouders een goed of minder goed gebruik maken van hun voorrecht enz. enz. En soms 'n enkele, maal (zelfs Homerus slaapt wel eens) komt een klein abuisje van den kassier uit,

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1925 | | pagina 5