DE RAI FFE ISEN BODE.
21
waarin de in de Spaarbank ingelegde bedragen worden
oevrgeboekt naar de Leenbank. Met die ééne handeling
is de heele boeking dus afgeloopen.
Nu komt een spaarder ƒ20,terughalen. De Spaar
bank heeft geen cent in kas, omdat alles direct naar
de Leenbank is overgeboekt. Dus eerst moet uit de
Leenbank 20,gehaald worden voor de Spaarbank.
Dit boekt men in kolom 11. Men schrijft daar het
bedrag in. Omdat deze kolom echter ook de boek
houding der Spaarbank is, heeft men daarmede meteen
f20,uit de Spaarbank geboekt. Men behoeft dus niets
meer te doen.
Op dergelijke wijze handelen wij' met de interest
Kolom 14 beschouwen wij daartoe weer als de kolom
zoowel van de Leenbank als van de Spaarbank. Het is echter
ncodig, dat het opschrift ervan iets veranderd wordt.
Dit luidt aldus:„Interest van de Spaarbank, Provisie, In
trest L. R.... enz." Wordt nu in den loop van het jaar
het saldo van een Spaarboekje teruggehaald en moet]
men de rente dus uitkeeren, dan brengt men het bedrag
daarvan eeiAt uit de Leenbank naar de Spaarbank over
(immers de Spaarbank heeft niets in kas), en boekt dit
in kolom 14. Daarmee is dan echter meteen de uit
betaling door de Spaarbank geboekt. In kolom 10 komt
natuurlijk het totaal bedrag van uitbetaalde rente -f-
tkapitaal.
Met de bijschrijving van rente aan het einde des jaars
gaat het al net zoo: boeking in kolom 14 en in kolom 6
(en natuurlijk in de totaal-kolommen, hetgeen wij steeds
veronderstellen).
Men ziet, het blijft hetzelfde!
Hetzelfde beginsel passen wij ook toe op het Groot
boek Ook dit wordt het Grootboek voor de afzon
derlijke Spaarbank, en tegelijk het Grootboek, waarin
de Leenbank haar rekening „Spaarbank" houdt.
Men zou misschien ook met één balans, die idan
tegelijk balans der Spaarbank en der Leenbank zou zijn,
kunnen volstaan. Gezien de weinige moeite, die aan het
opmaken eener aparte balans voor de Spaarbank ver
bonden is, lijkt het ons echter beter om de balansen ook
uiterlijk te splitsen. De Spaarbank krijgt dan een zeer
eenvoudig balansje met aan den eenen kant het totaaV
der vorderingen (op de Leenbank) en aan den anderen
kant het totaal der schulden (spaarinlagen, termijndepo
sito's en verschuldigde rente), benevens het stichtings
kapitaal. Dit laatste moet elk jaar op de balans van
de Spaarbank blijven verschijnen, omdat het een rechts
kundig onmisbaar bestanddeel van de Spaarbank is.
Evenals alle andere gelden wordt natuurlijk ook hef
stichtingskapitaal belegd bij de Leenbank. Op de debet
zijde van de balans vindt men het dus onder de vor
deringen van de Spaarbank op de Leenbank.
Het stichtingskapitaal geeft ons nog aanleiding tot
enkele andere opmerkingen. Welke boekingen moeten
geschieden bij het verschaffen ervan? Stel dat het
100,bedraagt, dan boekt men deze som in de
kolommen 10 en 14 en in de kolommen 5 en 6, met de
omschrijving: „Stichtingskapitaal Spaarbank". In Groot
boek I wordt dan ook een rekening aangelegd waarop
geen rente behoeft te worden bijgeschreven), genaamd
„Stichtingskapitaal".
Het Stichtingskapitaal blijft dus in stand, en de kosten
aan de oprichting der Spaarbank verbonden, worden
dan ook niet daaruit bestreden, doch voor rekening)
van de Leenbank genomen en geboekt in de kolomme|n
10 en 14 (onkosten).
In de vroegere artikelen over de Spaarbank werd
deze zaak iets anders voorgesteld. Zóó lijkt het ons 1
echter eenvoudiger en dus beter.
Een verlies- en winstrekening hoeft de Spaarbank'
niet te hebben, omdat zij geen winst maakt. De Leenbank
vergoedt haar natuurlijk precies dezelfde rente als zij zelf
uitkeert. En bijzondere winsten en verliezen zijn uit dein
aard der zaak vrijwel uitgesloten. Komen ze bij uitzon
dering eens voor, dan moeten ze maar direct naar de
Leenbank worden overgebracht.
De balans van de Lepnbank moet een kleine wijziging
ondergaan. Aan de creditzijde zal „Spaargelden" moeten
worden veranderd in Schuld aan de Spaarbank." Hier
komt natuurlijk het bedrag, dat aan de debet-zijde van
de balans der Spaarbank vermeld staat als vordering
op de Leenbank (spaargelden -4- stichtingskapitaal): De
post „Termijndeposito's" vervalt en „Verschuldigde rente
van termijndeposito's" wordt: „Verschuldigde rente aan
de Spaarbank."
Ook de r'ekening. van d<e Leenbank zal iets moeten
worden veranderd. Aan de zijde der ontvangsten ver-
vange men „Ontvangen Spaargelden" door „Ontvangen
van de Spaarbank", aan de zijde der uitgaven verandere
men „.Terugbetaalde Spaargelden" in „Terugbetaald
aan de Spaarbank" en „Uitgegeven rente aan Spaar
gelden" in „Uitgegeven rente aan de Spaarbank," terwijl
de posten „Ontvangen termijndeposito's" „Terugbe
taalde termijndeposito's" en „Uitgegeven rente aan ter
mijndeposito's" vervallen.
Meer veranderingen zijn niet noodig. De zaak is dus,
wat dit betreft, nogal eenvoudig. Wij merken nog op,
dat de aparte balans der Spaarbank niet naar het Han
delsregister behoeft te worden gezonden.
Wij hopen, dat een en ander, en speciaal de regeling
der boekhouding, zoo aan een ieder duidelijk zal zijn
Wij zouden' ons kunnen voorstellen, dat men deze rege
ling toch niet ideaal vindt. Uit theoretisch oogpunt kun
nen wij het daarmee eens zijn, maar practisch beschouwd
meenen wij werkelijk het ei van Columbus gevonden te
hebben. Omdat nu niets veranderd behoeft te worden
en de boekhouding op denzelfden voet kan worden
voortgezet. Men bedenke bovendien, dat tusschen de
Leenbank en de Spaarbank wel nooit moeilijkheden
zullen rijzen. Daarvoor zijn ze te nauw met elkaar ven
bonden. Daarom is het ook niet erg, dat zij in dezelfde
boeken geadministreerd worden. E11 daarom is het ook
niet noodig, dat van overboekingen van Spaarbank naar
Leenbank en omgekeerd nog kwitantie's worden af
gegeven.
Wij' gelooven, dat wij hiermee alles verteld hebben,
wat er te vertellen is. Moelït iemand echter nog nadere
inlichtingen wenschen, of bij de toepassing van een en
ander practische moeilijkheden ondervinden, dan zijn
wij natuurlijk gaarne bereid om hem van dienst te zijn.
Men wende zich dan tot de Juridische Afdeeling: der
Centrale Bank, als de kwestie van meer rechtskundigen
aard is, of tot de Afdeeling Inspectie, als zij de boek
houding betreft.
De verdienste hiervan komt nog toe aan wijlen
den Heer van den Hurk, die kort voor zijn overlijden
op deze gedachte kwam.