l6
DE RAIFFEISE.NB ODE.
DE NIEUWE WET.
(Vervolg en slot).
In het voorgaande nummer beschouwden wij de twee
voornaamste wijzigingen, welke het ontwerp in het coöpe
ratie-recht beoogt aan te brengen. Laten wij thans eens
verder kijken. Wij1 zullen dan zien, dat er nog verschik
lende andere punten zijn, waarop het bestaande recht
wordt veranderd.
In de eerste plaats valt onze aandacht op de zeer sterke
inkrimping van de gevallen, waarin de akte van oprich
ting (de Statuten) nietig is, wegens niet-voldoening aan
de vereischten der wet. De bestaande wet bevat een heele
lijst van dingen, die in de akte van oprichting op straffe
van nietigheid vermeld of geregeld moeten zijn. De
practijk heeft aangetoond, dat zij hiermee te ver ging.
Daarom gaat het ontwerp hier een flink eind terug. In
plaats van twaalf van zulke vereischten op straffe van
nietigheid, komen er maar drie of vier. i
Deze verandering vinden wij een groote verbetering.
Want het is waar, dat de bestaande wet op dit punt al
te lastig is.
Een andere nieuwigheid, welke wij ook wel toejuichen^
is de zoogenaamde ledenraad". Als een coöperatie meer
dan 200 leden1 telt, zegt het ontwerp, kan in plaats van
de algemeene ledenvergadering optreden een kleiner
lichaam, samengesteld uit minstens twintig der leden,
door alle leden daartoe aangewezen. Van deze mogelijk
heid zullen vooral de groote stedelijke verbruikscoöpe-
ratie's met duizenden, soms tienduizenden leden, gebruik
maken. iMien voelt ook wel, dat in zulke vereenigingen'
een algemeene vergadering een onding is.
Een ander verschil tusschen het ontwerp en de be
staande wet is dit: het ontwerp maakt het mogelijk Üat
een coöperatieve vereeniging voor onbepaalden tijd wordt
opgericht, terwijl haar duur thans slechts ten hoogste
30 jaar kan bedragen.
In de Staatscommissie, die het ontwerp voorbereidde,
is lang en breed gesproken over de vraag, of de eisch,
dat de akte van oprichting notarieel verleden moest
worden, behouden moest blijven of niet. De meerderheid
(waaronder natuurlijk ook de Notarissen, die erbij waren)
meende ten slotte van wel. Maar om de minderheid toch
ook wat toe te geven (deze minderheid had dis bezwaar
'tegen de notariëele akte o.a. de hooge kosten ervanl)
heeft men in het ontwerp de mogelijkheid geopend, dat
een Notaris de akte kosteloos moet verlijden. De op
richters van een1 coöperatie moeten daartoe een verzoek
schrift richten tot den President van de Rechtbank, en
als deze dan tot de conclusie komt, dat de rekening van
den Notaris voor de vereeniging te bezwarend zou zijn,
zal hij een Notaris aanwijzen, die kosteloos zijn bijstand
moet verleenen.
Wij moeten eerlijk bekennen, dat wij deze nieuwigheid
wel goed bedoeld vinden, maar er in de praktijk Iniet
veel van verwachten. Want wij gelooven niet, dat de
President eener Rechtbank zoo heel gauw de kosten1
eener notariëele akte voor een vereeniging te bezwarend
(een zeer eng begrip!) zal vinden.
Nog een ander punt, dat speciaal van belang is voor.
verbruiksvereenigingen. Thans is het* onmogelijk, dat
een getrouwde vrouw zelfstandig lid wordt van een
coöperatie. Zij moet altijd de toestemming hebben van
haar man, die ten bewijze daarvan het ledenregister mee
moet teekenen. Sommige mannen schijnen dit een te
groote moeite te vinden. Althans de stedelijke verbruiks-
coöperatie's klagen erover, dat de mannen niet willen
medewerken. Vandaar deze nieuwe bepaling. Zij geldt
echter alleen voor vereenigingen, die uitsluitend ten doel
hebben „het verkrijgbaar stellen van gewone en dage-
lijksche behoeften der huishouding". Wij, de Boeren*
leenbanken, hebben er dus niets mee te maken. E.n
eigenlijk de heele landbouwcoöperatie niet (behalve de
enkele winkelvereenigingen, die er op het platte land
bestaan).
Verder is er nog een verschil betreffende de opzeg
ging. Volgens het ontwerp zal deze alleen mogen ge
schieden tegen het einde van het boekjaar. Zulk een
bepaling bevat de oude wet niet.
Merkwaardigheidshalve vermelden wiji ten slotte nog,
dat het ontwerp een strafbepaling inhoudt tegen Nota
rissen, die een akte niet goed verlijden. Zij kunnen
daarvoor boeten krijgen, tot een maximum van f 200.
Wij meenen hiermede de voornaamste verschilpunten
tusschen de bestaande wet en het ontwerp behandeld te
hebben. Er zijn nog wel ettelijke andere verschilpunten,
maar deze zijn van minder belang.
M,en zal misschien den ndruk hebben gekregen, dat
het ontwerp geen enkelen steen op den anderen laat staan
en het heele coöperatie-recht anders opbouwt. Zoo, erg
is het gelukkig niet. Toch verandert er wel zeer veel,
gelijk wij aan het begin van dit artikel reeds opmerkten'.
En men zal dus gioed doen om tijdig eenige studie van
de nieuwe wet te maken, opdat men niet geheel met de
ihanden in het haar zit, wanneer zij in werking treedt.
Moge ons artikel een kleine bijdrage daarvoor zijn! 2)
1 Het ontwerp spreekt niet van „op straffe van nietig
heid", maar gebruikt een andere uitdrukking (gemis van
rechtspersoonlijkheid), die echter practisch vrijwel op
hetzelfde neerkomt.
2 Men vraagt wellicht, of het nog niet bekend is,
wanneer de nieuwe wet in werking zal treden. Tot onzen
spijt kunnen wij daarvan weinig zeggen. Toch meenen
wij de verwachting te mogen uitspreken, dat het ontwerp
binnen het jaar wel wet geworden zal zijn. Want er
wordt nogal mee voortgemaakt (betrekkelijk althans).
Deze verwachting is echter geheel „vrijblijvend", want
er zijn niet veel dingen, waarop men zoo weinig staat kaïn
maken, als op de werking van de wetgevende machine!
UIT ONZE BOERENLEENBANKEN.
EFFECTENBEWARING TE UTRECHT.
Een redactioneel onderschrift in de Raiffeisenbode van
Juli over bovenstaande onderwerp eindigt met de woorden
„wat wil men nog meer", woorden die blijk geven van
groote ingenomenheid bij het bestuur van' de' C.B. met
de gestelde voorschriften aangaande de bewaring van
de waardepapieren en effecten van de Boerenlaanbanken
bij de Centrale Bank, naar aanleiding van de oprichting
van het borgfonds. Ondergeteekende kan die ingenomen
heid niet deelen en dat om de volgende redenen:
1 e. Beschouw ik die regeling een bureaucratische romp
slomp, die kostbaar is en practisch tot groote moeilijk
heden aanleiding zal geven. Het is mij bekend, dat bij'
'aommige boerenleenbanken het onderpand elke vier
weken wordt teruggevraagd en weer ingeleverd ter ver
krijging van een nieuw voorschot. Dat heen en weer
zenden van die waardepapieren heeft naar mijne meening
toch zijne bezwaren' van onderscheiden aard, ook voor
de besturen van de boerenleenbanken, zonder wier mede
werking dit toch niet gaat.
2e. Is die steeds verder doorgedreven centralisatie pp
zichzelve een fout en wel om de volgende redenen. De
leden van de boerenleenbanken kiezen hun eigen kassier
en bestuur. Het zijn menschen, die zij door en door
kennen en waarin zij het volste vertrouwen stellen. Met