DE RAI FFEISEN BODE.
zal worden verheven, schijnt het ons wel goed 0111 de,
beginselen ervan en de verschilpunten met de bestaande
wet in ons orgaan te behandelen. Wij twijfelen niet, of
onze lezers zullen er veel belang in stellen. Het geldt hier
immers een regeling, waarmede zij veel te maken zullen
hebben.
Wij willen voorop stellen ,dat het niet zeker is, dall
het ontwerp ongewijzigd wet wordt. Wij hopen zelfs,
dat de Minister van Justitie nog een nota van wijziging
zal indienen (de Centrale Bank richtte eenigen tijd ge
leden een adres tot Zijne Excellentie, houdende eeni
verzoek daartoe), of dat de Tweede Kamer enkele amen
dementen aan zal nemen. Men beschouwe de uiteenzet
ting, die wij laten volgen, dus slechts als een voorloopige
kennismaking.
>St
Het verschilpunt met de bestaande wet, dat het meeste
stof heeft opgejaagd, is ongetwijfeld dit: de verplichte
aansprakelijkheid van de leden der coöperatie voor een
tekort verdwijnt. De Statuten zullen de aansprakelijkheid
geheel er. al uit mogen sluiten, zij zullen haar mogen,
reduceeren tot nihil, gelijk de Heer Obbink zeide. De!
bestaande wet laat ook wel toe, dat zij gereduceerd wordt,,
maar niet tot nihil. Wèl bij voorbeeld tot f 10.of zelfs',
tot f 1.Practisch maakt het dus niet zoo veel verschil.
In beginsel vinden wij echter het stelsel der bestaande
wet veel beter. Daarom stemmen wij ook van harte in,
met de door de algemeene vergadering aangenomep
motie welke de wenschelijkheid der verplichte aan
sprakelijkheid met nadruk uitspreekt. Waarom wij die aan
sprakelijkheid zoo goed vinden, mogen wij wel als be
kend veronderstellen. Wij schreven over een der redenen
daarvan kort geleden in deze kolommen een artikeltje.x)
Een andere reden (ten overvloede brengen wij haar nog
even naar voren) is deze: de aansprakelijkheid weeD
houdt het bestuur in vele gevallen van speculatieve han
delingen en is ook een prikkel tot een degelijk beheer
en accurate controle.
Wij moeten hier dus zeggen: elke verandering is nog geen
verbetering. In de practijk zal het echter wel meevallen,
denken wij. Evenmin als onze landbouw-coöperatie's
thans gebruik maken van de gelegenheid om de aan
sprakelijkheid tot een zeer laag bedrag te reduceeren,
zullen zit onder de nieuwe wet gebruik maken van de
gelegenheid om haar geheel uit te sluiten. Wij gelooven,
dat de landbouw-coöperatie daarvoor te veel is samen
gegroeid met het beginsel der onbeperkte aansprake-i
lijkheid.
Er is nog een tweede onderwerp, dat gewijzigd wordt
en dat zeer belangrijk is. De Regeering stelt namelijk
voor om het ledenregiscer, zooals wij dat thans kennen,
te doen vervallen. De lezer weet, dat de bestaande wet
het bewijs van het lidmaatschap legt in het ledenregisteri
Nu zijn hiermede wel eens ongeregeldheden gebeurcj
(want het ledenregister is volgens de wet vrijwel hef
éénige bewijs), en daarom heeft men gezegd: het leden-
register moet weg. Ook nog om deze reden: er zijn)
coöperatie's, waarvoor het zeer moeilijk is het ledenre
gister naar den eisch bij te houden. Men denke aan
de groote stedelijke verbruikscoöperatie^ met duizenden,
soms tienduizenden van leden, die soms ook nog verf
spreid wonen. Vooral op aandrang van deze zijde laat
het ontwerp het ledenregister vallen.
Wat komt er nu voor in de plaats? Daarop kunnen wij
een tweeledig antwoord geven, omdat het ledenregister
een tweeledige functie vervult. Ten eerste dient het als
bewijsmiddel van begin en einde van het lidmaatschap.
Ten tweede heeft het een administratief doel: het is een
lijst, waarin men kan zien, wie leden der coöperatie zijn,
waar zij wonen, enzoovoorts. Als bewijsmiddel wordt het
opgevolgd door een stelsel van briefjes, te schrijven door
de leden aan het Bestuur, en door het Bestuur aan dpi
leden. Als iemand lid van een coöperatie wil worden,
zal hij een briefje moeten schrijven aan het Bestuur,
daarvan, waarin hij zijn verlangen te kennen geeft. Het
Bestuur bericht hem dan, of hij al dan niet toegelaten
wordt. En als een lid uit wil treden, schrijft hij dat ook,
en het Bestuur moet dat schriftelijk erkennen. Diepei
„geschriften" (zooals het ontwerp ze noemt) vormen
te zamen de bewijsmiddelen van het begin en einde, van
het lidmaatschap.
Is dit stelsel beter dan het ledenregister? Het lijkt mis
schien, dat wij een zekere antipathie tegen het ontwerp
hebben, maar het moet ons toch van het hart, dat wij
vreezen van niet. In het ledenregister heeft men alles bij
elkaar, en men houdt ook alles bij elkaar. Wij vreezen,
dat dit met de „geschriften" van het ontwerp niet het/
geval zal zijn. Hoe licht zullen de leden de briefjes, waar
in het Bestuur hun uittreding bevestigd heeft, kwijlt
raken! En dan zijn zij het bewijs van hun uittreding)
kwijt, hetgeen hen in groote ongelegenheid kan brengen.
Zelfs zijn wii er niet zeker van, dat de briefjes, welke heb
Bestuur moet bewaren, jaren lang aanwezig zullen blijven.
Toch wil het ontwerp dit.
Wat zijn administratieve functie betreft, wordt het
ledenregister opgevolgd doorvolkomen vrijheid. Het
ontwerp zegt alleen, dat van de toe- en uittreding be
hoorlijk moet worden boek gehouden, maar het Bestuur
zal geheel vrij zijn, hoe het dat wil inrichten. Het kan
een kaartsysteem invoeren. Het kan ook het tegenwoor
dige ledenregister da,arvoor behouden (het spreekt van
zelf, dat het dan alléén een boekhoudkundige functie
vervult.)
Voor groote coöperatie's met sterk wisselend ledental
lijkt ons een kaartsysteem wel goed, en zelfs hfet meest'
aanbevelenswaardige stelsel. Voor de landbouw-coöpe
ratie's, die gewoonlijk niet zoo groot zijn, dient een kaart
systeem echter nergens toe. Deze kunnen beter het leden
register behouden. En dan zou het ook wel goed zijn, als
dat stelsel van over en weer briefjes schrijven verviel, en-
het bestaande stelsel in hoofdzaak behouden bleef (ten
minste voor de landbouw-coöperatie). In haar adres aan
aan den Minister van Justitie heeft de Centrale Bank
hierop de aandacht gevestigd.
Wij rneenen hiermee de twee voornaamste wijzigingen,
in ieder geval de wijzigingen, die het meest de belang
stelling tot zich hebben getrokken, te hebben behandeld.
Wij stellen ons voor in het volgend nummer nog enkele
andere punten te bespreken.
1) „Een zedelijk verschil tusschen coöperatie en Naarn-
looze Vennootschap," Raiffeisen-Bode van Mei 1924.
WAAR MEN VOORZICHTIG MEE MOET ZIJN.
Het komt natuurlijk wel eens voor, dat borgen, die een
schuldbekentenis moeten teekenen, wegens gebrekkig
heid of om andere redenen verhinderd zijn daartoe ten
kantore van de Boerenleenbank te komen. Ons is een
dergelijk geval bekend. De vader van den schuldenaar
was ziekelijk en kon niet op het kantoor van de Boeren
leenbank komen teekenen. Hij verzocht toen de schuld
bekentenis thuis ter teekening te mogen ontvangen.
Het Bestuur der Bank, argeloos en in goed vertrou
wen, stemde hierin toe en zond den vader van den
schuldenaar de schuldbekentenis ter teekening toe.
In plaats van zelf te teekenen heeft de vader toen een
anderen zoon van hem, een broeder van de schuldenaar
dus, de borgstelling laten teekenen. Het Bestuur der
Bank bemerkte het niet en toen de borg tot betaling