IO DE RAI F FEIS.EN BODE. En toch toch gaat men maar steeds het oude gangetje. Men denkt er niet aan om een Staatsbedrijf eens er bovenop te halen door met een flink sarris een man erin te brengen, die in het particuliere bediujt zijn sporen verdiend heeft. Hoe of dat komt? Het is de zuinigheid, die de wijsheid bedriegt. De zuinigheid, die, hoe goed ook, op die manier het omgekeerde ervan wordt. Want onnoodige onkosten, vermijdbare verliezen zijn er het gevolg van. De lezer vraagt zich. misschien verwonderd af, waarom wij deze verzuchting hier neerschrijven. Heeft zij iet3 met onze Boerenleenbanken te maken? Zeker heeft zij iets met onze Boerenleenbanken te maken. En niet alleen daarmee. Ook met de andere: takken van landbouwcoöperatie. Het heeft ons vaak getroffen, dat de coöperatie haar dienaren niet behoorlijk bezoldigt. Hoe dat komt, is eigenlijk wel verklaarbaar. Wie tot het personeel eener coöperatie behoort, staat wel eenigszins gelijk met een ambtenaai of beambte van een openbaar lichaam. Hij heeft een tamelijk vaste positie, waaraan met zoo heel veel risicc is verbonden. En er zijn altijd nogal aardig wat liefhebbers voor. Een en ander drukt natuurlijk het salaris. En wat ook een voornaam ding is: het ge beurt vaak, dat de belooning wordt vastgesteld door de algemeene ledenvergadering, die in de eerste plaats dik wijls niet bevoegd is om te beoordeelen hoeveel aanl het personeel toekomt, omdat zij er slecht van op de hoogte is, wat het uitvoert, en in de tweede plaats maar al te vaak bedacht is op onmiddellijke voordeelcn voor de leden. Daarom wordt het salaris van het personeel laag gehouden, om de leden zooveel mogelijk voordeel te bezorgen. Wij zijn er vast van overtuigd, dat dit kortzichtige, politiek is. De leden zullen wel een onmiddelijk voor deeltje prijs geven, als zij het salaris wat hooger ste len of laten stellen, maar krijgt men daarmede een flinken functionaris, dan krijgen zij dat later tienvoudig terug. Hun zuivelfabriek, hun landbouwvereeniging, hun Bank, zij zal beter worden geleid, zij zal zich uitbreiden, beter in de behoefte voorzien, de omzet en de winst zullen, grooter worden, kortom, de vereeniging zal groeien en bloeien En de leden zullen ten slotte daarvan profiteeren. En de lezer bedenke hiertegenover eens, wat een onge schikte functionaris al niet kan bederven! Slordigheid in de boekhouding, verkwistend beheer, lakschheid, fou ten in de behandeling der zaken, om maar enkele dingen te noemen, kunnen of moeten de gevolgen zijn, die ten slotte onvermijdelijk tot geldelijke nadeel-en zullen lijden. Ieder heeft dat wel eens meegemaakt, zoodat wij dit? niet nader behoeven te bewijzen. En velen zullen ook wel gezien hebben, dat een vereeniging te gronde ging, omdat het aan het personeel mankeerde. Nu is er nog een breede marge tusschen „bekwaam en „ongeschikt." Daarin bevindt zich de groote groep van'personen, die eigenlijk geen van beide is, menschen, met wie wel te werken valt, maar van wie niets geert initiatief, niets geen kracht uitgaat, die eenvoudig door gaan op de paden, door hun voorgangers sinds lange 'jaren betreden, die niet weten, dat de tijden vaak eischen om de bakens te verzetten, of die, al weten ze dat, heb vermogen missen om het te doen, als ei maar eenigei tegenstand is. Zulke menschen zullen een vereeniging wel niet in den afgrond storten, maar evenmin helpen ze haar in de hoogte. Het zijn de menschen van den stilstand En: „stilstand is achteruitgang." Ten minste in ons werelddeel en in onzen tijd, waarin alles om ons zich met alle kracht vooruit dringt. Blijft men staan dan raakt men achter. En voor de achterblijver^ schiet? er weinig of niets over. Wij willen niet zeggen, dat de Nederlandsche landbouw tegenwoordig zulk een tijd van stilstand en dus achter uitgang doormaakt. Wel is er zulk een tijd geweest m de vorige eeuw. Dat de gevolgen daarvan voor de boeren verschrikkelijk zijn geweest, zal ieder zich nog wel her inneren. Door een flinken sprong voorwaarts te nemen, met behulp van de coöperatie, hebben de boeren dejrv achterstand echter weer ingehaald. Nu geldt het dus alleen om de plaats in het eerste gelid te behouden om in de juiste pas mee te marcheeren. Een taak, die echter moeilijke! is dan zij lijkt. Want als er niets bijzonders, is, clommell men zoo licht in. En zeker dommelen middelmatige menschen m. Daar om moeten wij ook deze niet hebben in ons veieenigs- leven, dat tegenwoordig aan den landbouw leiding geelt. Daarom moeten wij in onze coöperatie's menschen heb ben, die de kracht en de bekwaamheid bezitten om vooruit te gaan. En die menschen krijgen wij alleen door een goede belooning voor hun werk te geven. Anders pikt het par ticuliere bedrijf hen op, en de coöperatie vischt, evenals het Rijk, achter het net. Wij hebben ons pleidooi voor goede salariëering tot nog toe alleen beschouwd vanuit het gezichtspunt van het welbegrepen eigenbelang. Maar er is nog een andei ge zichtspunt: dat der zedelijke plicht. Zooals men zoo vaak ziet, vallen deze echter ook hiér samen. Ook de regels der' zedelijkheid leeren ons om den arbeider het loon te geven, dat hij waardig is. Evenals het economisch verkeerd is om iemand te weinig te laten verdienen, zoo is het ook zedelijk verkeerd. Men ontneemt daardoor den arbeider hier in ruimeren zin bedoeld) de onmis bare vreugde in zijn arbeid. Men gebruikt zijn krachten te veel ten eigen bate. Derhalve- het eigen belang der boeren en hun zede-, lijke plicht stellen beide tot eisch, dat de mannen, in dienst de? landbouwcoöperatie, een goede belooning voor hun werk genieten. Daarmee brengt men de landbouwcoöperatie vooruit. En met deze ook den landbouw. f Gelijk wij reeds zeiden, zijn deze opmerkingen niet uitsluitend, zelfs niet in de eerste plaats, geschreven voor onze Boerenleenbanken. Hoewel wij ze ook aan verscheidene Besturen daarvan ter overweging kunnen aanbevelen, hebben wij ze toch eigenlijk neergeschreven met het oog op de geheele landbouwcoöperatie. Wij hopen, dat onze stem niet zal zijn als de stem' eens roependen in de woestijn! DE NIEUWE WET. Wij behoeven wel niet te zeggen, wat wij hierlmee, bedoelen. Van de vele nieuwe wetten, welke gefabri ceerd worden, is er natuurlijk één, die onze bijzondere belangstelling heeft. Dat is op onze jongste algemeene vergadering nog gebleken, toen op voorstel van den Heer Obbink een" motie is aangenomen, die reeds is overgebracht aan de Regeering en de Staten-Generaal. Verder blijkt het hieruit, dat er verschillende commissie's zijn gevormd (o.a. door Liet Koninklijk Nederlandsch Landbouw-Comité), die het ontwerp, speciaal ten be hoeve van de landbouw-coöperatie, bestudeeren. Het „Ontwerp van Wet, houdende wettelijke regeling opnieuw der coöperatieve Vereenigingen" om de eenigs zins houterige officiëele benaming te gebruiken) mag zich dus in een ruime mate van belangstelling ver heugen. En daar de Tweede Kamer met de behandeling, ervan reeds is aangevangen, en er dus wel eenige kans is, dat het ontwerp binnen niet al te langen tijd tot wet

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1924 | | pagina 2