6
DE
RAIFFEISEN-BODE.
voldoende toegerust, voor alle effecten daarin op te
bergen.
.Zc zijn daar veilig tegen brand en inbraak. De strijd
tussehen den inbreker en den safebouwer is reeds lang
ten gunste van den laatsten beslist.
Ja, als er oproer of revolutie komt, zal men zeggen,,
wat dan?
Nu! Utrecht is o.i. nog al een kalme stad. En wie
zal nu afmeten, wat op een gegeven moment veiliger is:
op 700 plaatsen de effecten steeds verspreid en soms
niet al te best bewaard of met alle denkbare voorzorg
opgeborgen in de kluizen der Centrale? Wij achten dit
laatste veiliger.
De geachte inzender zegt, dat het tegenwoordige Be
stuur onze: Centrale alle vertrouwen geniet.
Zeer juist!
Maar onderstelt hij nu de mogelijkheid, dat in de
toekomst in dat Bestuur mannen gekozen zullen worden,
die het in hen gesteld vertrouwen onwaardig zullen zijn?
Wij achten dit ten eenenntale uitgesloten.
Wij vermelden nog, dat het beheer der effecten bij de
Centrale Bank niet in eene hand zal berusten.
Alles wordt in stalen kasten, met ongelijk werkende
sloten, geborgen, waarvan ieder der directeuren eene
sleutel heeft.
Deze kasten staan weer achter twee elkaar opvolgende
ijzeren hekken, terwijl eene zware Lips kluisdeur de
geheele safe afsluit.
We vragen ons af, wat wil men nu nog meer?
LEESTAFEL.
BOEKBESPREKING.
Th. H. A. M. van der Marck, Boerenleen
banken volgens het systeem-Raiffeisen. Uit
gegeten in 1923 bij de N.V. Uitgevers-Maat
schappij v.h. G. Delwei, te Wassenaar, 111 de
Serie „Het Bankwezen" (128 bladz.)
Dit boekje voorziet nu eens werkelijk in een behoefte!
Reeds lang hadden wij zoo iets noodig: een algemeene
beschrijving van de geschiedenis, de werking en de
beteel enis der Boerenleenbanken. Zulk een beschrijving
wordt ons nu hier gegeven.
Een korte weergave van den inhoud, welke wij laten
volgen, moge daarvan reeds een indruk geven.
De schrijver begint met het begin, of liever nog vóór
het begin: met den toestand van het landbouwcrediet
vóór de oprichting der Boerenleenbanken. Het is inder
daad goed, dat deze toestand ons nog eens voorgehouden
word*. Want men krijgt dan een gevoel van groote vol
doening. Niet omdat die toestand zoo mooi was. Neen,
juist omdat zij zoo slecht was. Zoo slecht, dat wij het
ons haast niet meer voor kunnen stellen. En de vol
doening spruit dan hieruit voort, dat weer eens zeer,
duidelijk de goede resultaten van het werk onzer Ban
ken, eii daarmee van het werk van allen die daaraan
hun krachten gaven en geven, in het licht worden ge
steld. En dit is goed. Want wij zijn anders zoo licht
geneigd om in den dagelijkschen sleur van ons werk
alle begrip en gevoel van het schoone daarvan te ver-,
liezen. Een terugblik, als de schrijver ons hier geeft,
haalt ons weer eens uit dien sleur.
Hierna, geeft de schrijver een heldere uiteenzetting
van de verschillende soorten van landbouwcrediet en
van de zekerheid voor het crédiet. Wij kunnen deze aan
ieder ter lezing aanbevelen.
Vervolgens komt de geschiedenis: hoe de Boerenleen
banken ontstaan zijn. De schrijver verhaalt hier van Raif-
feisen en zijn levenswerk. Ook van de verschillende
pogingen, ten deele mislukt, die hij eerst moest doen,
voordat hij de juiste lijn vond. Een volgend hoofdstuk
handelt over de oprichting en uitbreiding der Boeren
leenbanken in ons land.
Daarna komt de inrichting der Boerenleenbanken aan
de beurt Als men leest, wat de schrijver hierover zegt,
krijgt men daarvan een helder inzicht. Wij meenen zelfs
te mogen zeggen, dat óók wij zelf, en niet alleen buiten
staanders, hier nog wel iets kunnen leeren.
De werking der Boerenleenbanken wordt eveneens
zeer goed beschreven. Hierbij worden vele sterk spre-,
kende cijfers gegeven, welke het betoog van den schrijver
op volledige wijze documenteeren.
Aan de Centrale Banken wordt een afzonderlijk en
uitgebreid hoofdstuk gewijd. De noodzakelijkheid daar
van, de werking en de inrichting worden daarin be
handeld Het is hierbij vooral interessant de 3 Centrale's
met elkaar te kunnen vergelijken. Ook hier zijn de cijfers
bij de hand
Vervolgens behandelt de schrijver nog enkele bijzon
dere onderwerpen: de Boerenhypotheekbank, de Neder-
landsc.hc Landbouwbank en de Zuivelbanken.
Even wordt dan nog vermeld de Staatssteun aan het
landbouwcrediet (die reeds een tiental jaren tot het ver
leden behoort), terwijl het slothoofdstuk enkele woorden
wijdt aan den invloed der Boerenleenbanken op den
landbouw en op den boerenstand. Wij vinden eigenlijk,
dat de schrijver hier wel iets uitvoeriger had kunnen zijn.
Twee bladzijden over dit onderwerp is niet veel. Maar
misschien viel het buiten de grens, die de schrijver zich
gesteld zag. In ieder geval dit bezwaar is het eeriige,
dat wij hebben. Wij kunnen overigens niet anders doen
dan den schrijver geluk wenschen met zijn welgeschapen
geesteskind en hem er dankbaar voor z-ijn, dat hij het
ons schonk.
Wij kunnen tot ons genoegen ook nog hierbij vermel
den, dat het boekje heelemaal niet droog geschreven is.
Integendeel, het laat zich bijzonder prettig lezen.
Zoodat wij aan ieder kunnen aanbevelen het te lezen.
Wij zou der. haast zeggen-: laat elke bank zich een exem
plaar aanschaffen, en het dan onder haar leden laten
circuleeren. Ongetwijfeld zal dit veel nut stichten!