4 DE RAIFFEISEN-BODE. DE HAND OP DEN ZAK ALSTUBLIEFT. Onder dezen titel stond korten tijd geleden in het Algemeen Handelsblad (Avondblad van 2 Juni j.1.) een zeer lezenswaardig artikeltje van een Berlijnschen corres pondent. Daar wij het daarin behandelde onderwerp ook voor onze lezers (en in het bijzonder voor hen, die onze oostelijke grensprovinciën bewonen) van belang achten, maken wij van de gelegenheid gebruik om het.artikeltje hier in verkorten en eenigszins gewijzigden vorm weer te geven. Het zal onzen lezers ongetwijfeld reeds opgevallen zijn, dat men in den laatsten tijd geen onzer groote dagbladen kan opslaan, of men vindt er advertenties van Duitsche ondernemingen, die om geld vragen. En dat op werkelijk zeer fraaie voorwaarden. Een hooge rente, 7 °/o, 8 °/o, soms- zelfs 10 0/0. En berekening in goud (guldens of goudmarken), zoodat de geldgever niet blootstaat aan de gevaren van een nieuwe depreciatie van de Mark. En tegen solide zekerheid, meestal hypotheek op huizen, landerijen en dergelijke. Men zou zoo zeggen, mooier kan het niet. De Duitsche advertentie's en de agenten, die de Duitschers ook al uitsturen om aan geld te komen, schijnen dan ook reeds tamelijk wat geld vanuit ons land naar onze oostelijke buren overgeheveld te hebben. Ons goede, volk schijnt dus nog niet wijzer te zijn geworden. In en na den oorlog heeft het zich vol laten 'stoppen me1: papieren marken, waarvoor het, naar schat ting, aan dc Duitschers ongeveer een milliard, in ieder geval ettelijke honderden millioenen guldens gaf. Daar van ziet het nooit meer wat terug. Het is er op die manier dus al leelijk ingevlogen. En Duitschland heeft met genoegen onze goede guldens opgeslokt. Nu komt het terug, als een vogelaar met zoet gefluit. Zullen wij ons weer laten vangen? Men vraagt natuurlijk: maar hoe is dat mogelijk, wanneer de credieten in goud terugbetaald moeten wor den, en er solide zekerheid is? Dat is hierdoor mogelijk: de geldnenters zullen maar al te vaak niet in staat tot terugbetaling zijn, en de zekerheid zal maar al te vaak een schijnzekerheid blijken te zijn. Het eerste behoeft geen nader bewijs, wanneer wij even aanhalen een uiting van Pr. Schacht, den President der Duitsche Rijksbank en den voornaamsten finan- ciëelen autoriteit van Duitschland. Deze zeide kort ge leden in een rede te Hamburg: ,,Er bestaat in het buitenland zeer groote bereidwilligheid om ons credieten te verleenen, maar het aantal solide zakenlui, die buiten- landsche credieten nemen kunnen, is zeer gering." Wanneer dit van zulk een zijde gezegd wordt, dan weet men toch heusch wel genoeg 1 Toch willen wij nog op een ander punt wijzen, dat ook tot de grootste voorzichtigheid moet aanmanen. Dat is het misbruik, dat tegenwoordig in Duitschland gemaakt van de „Geschaftsaufsicht" (surséance van betaling). Vele ondernemingen, zelfs firma's met wereldreputatie, vragen deze aan, eenvoudig als middel om, in ieder geval tijdelijk, aan hun verplichtingen te ontkomen. Wij meeneri hiermee voldoende aangetoond te hebben, dat iemand, die crediet aan een Duitsche onderneming verleent, wel weet, wanneer hij zijn geld kwijt raakt, maar niet. of hij het ooit nog eens terug zal zien! Maar die zekerheid dan? zal men vragen. Die geeft toch voldoende dekking. Die zekerheid is wij zeiden het reeds in vele gevallen een schijnzekerheid. Huizen zijn in Duitschland bijna niets waard. Omdat ze haast niets opbrengen. De huurprijzen zijn ongeveer d'e helft van voor den oorlog. En van die helft moet nog zeer veel af (belastingen, enz.), zoodat de netto-opbrengst zeer gering is. Een Neder lander. die geld heeft gegeven op een groot huis te Berlijn op eersten stand, waardoor hij zich solide gedekt waande, en die dit huis executoriaal moet gaan ver- koopen, zal dus bedrogen uitkomen. Men zal misschien zeggen: laat hij het dan zelf koopen, en óf zelf bewonen, óf verhuren. Dat dit laatste hoogst onvoordeelig is, hebben wij reeds duidelijk gemaakt. Maar het is wel bijzonder onvoordeelig voor buitenlan ders, want die worden dikwijls nog als een soort bloed zuigers beschouwd, tegen wie alles geoorloofd is. Regee ring en rechterlijke macht ontzien zich niet aan deze beschouwing door allerlei maatregelen en beslissingen uiting te geven. En zelf gaan bewonen nu, dat zal in de meeste gevallen practisch wel niet mogelijk zijn. Het komt alleen in aanmerking voor renteniers, die wel naar Duitschland willen trekken. Wij gelooven echter, dat zij beter doen met toch maar in Nederland te blijven. Want met al de klachten, die over ons land geuit worden, is het toch nog gezegend in vergelijking met Duitschland. Wat wij zeiden over huizen, geldt ook voor landerijen. Alleen in minder sterke mate. En ook voor fabrieken. Hiervoor geldt het zelfs in sterker mate. Want de tegen woordige crisis in Duitschland (die nog wel eenigen tijd aan zal houden) maakt, dat deze heelemaal niets meer opbrengen. Wij kunnen dus tot de conclusie komen, dat-het nood zakelijk is, dat bij het Verleenen van credieten aan Duitsche ondernemingen de grootste terughoudendheid en voorzichtigheid in acht dient te worden genomen. En vooral op schoonklinkende advertentie's ga men niet in. „Nederland, let op Uw saeck!" GELD- EFFECTENMARKT gedurende Juni 1924. In de afgeloopen maand was geld wederom ruim. Prolongatie en disconto steeds 3—3V4 ongeveer. De wisselkoersen fluctueerden niet veel met uitzondering van de francs. 'De noteeringen te Amsterdam waren voor: 31 Md 16 Juni 30 Juni Londen Parijs Brussel New-York n.52 - - 13 65 1185 2.67V4 11 57 14.925 12.95 2.Ó73/4 11.95 14 075 12.27' 2 655/8 Ook deze maand was er een inschrijving op schatkist- pajjier, promessen en billetten tot een gezamenlijk bedrag van f 60 millioen. Ingeschreven werd voor ruim f97-5 millioen. Toege wezen werden f 33.610.0c0 3 maanden promessen, f 5.680.500 6 maandspromessen en aan 11.000.000 1 jaars-billetten, waarvan het rendement resp. ongeveer 3Vs- 3Vi en 4°/° 'sjaars bedraagt. Door den President van de Nederlandsche Bank werd het gebruikelijke jaarverslag uitgebracht, dat als steeds de meest mogelijke aandacht verdient. Een iets o, timi?- tischer toon betreffende de toestand van 'slands finan- ciëën, spreekt er uit, al zal groote bezuiniging moeten worden betracht, om tot een sluitende begrooting te komen. Ook Dr van Aalst, de president der Ned. Handel Mij. wijst hierop in een dezer dagen gegeven „interview". Ook hij acht bezuiniging en verlaging der belastingen nood zakelijk voor eenverbetering der oeconomische toe standen.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1924 | | pagina 4