DE RAIFFEISEN-BODE. 65 rekening van den credietnemer moet telkens verschillende saldo's aanwij zen, ook wel eens credit-saldo's. Een bevroren crediet de naam wijst er reeds op heeft dit losse karak ter verloren. In den jongsten tijd zijn vele credieten dien kant op ge gaan. De stilstand in zaken maakte dat de credietnemers niets meer op hun rekening af konden lossen. En, de credietgeefsters, de banken, durf den ze niet hardhandig aan te pak ken, omdat het dan toch op een faillissement uit zou loopen, hetgeen zou beteekenen, dat zij voorgoed een deel van hun geld kwijt zouden zijn. Zij kozen dus gewoonlijk van twee kwaden het minst kwade, en lieden den credietnemer in het genot van zijn crediet, in de hoop dat hij het in betere jaren zou kunnen af lossen. De Banken zijn doodsbenauwd voor het bevriezen van credieten. En geen wonder. Want daarmee wordt bedorven, wat voor elke Bank een eerste eisch is: de liquiditeit. Im mers als een Bank haar vorderingen niet binnen kan krijgen, kan zij ook niet aan hare verplichtingen vol doen, als aan deze wegens ongerust heid van het publiek of door een andere oorzaak op een bepaald oogenblik tegelijk voldaan moet wor den. Misschien dat de Bank dan nog hulp kan krijgen van de Ne- derlandsche Bank, maar als deze daartoe niet te vinden is, dan is het onvermijdelijke gevolg: een „krach," m.a.w. faillissement, waardoor velen gedupeerd zijn. Nu is het niet zoo erg, als een Bank een of twee bevroren credieten heeft loopen, die in verhouding tot den omvang van haar bedrijf niet al te groot zijn. Dan houdt de Neder- landsche Bank haar zoo noodig wel de hand boven 't hoofd. Maar het is wèl heel erg, als die bevroren cre dieten groot in omvang zijn. Dan is er geen redden meer aan, als het publiek een „run" op de Bank onderneemt. Een der allergrootste Banken van ons land is hieraan enkele jaren geleden ook te gronde gegaan. Wat in dezen voor de gewone Banken geldt, is ook van kracht voor de Boerenleenbanken. Ook zij moeten het beginsel der liquiditeit toepassen, opdat zij te allen tijde op korten termijn aan hun verplichtin gen kunnen voldoen, fioewel er in dit blad al eens meer op gewezen is, schijnt het geenszins overbodig om dezen raad nog eens te herhalen, omdat er dikwijls neiging bestaat om op een bepaald punt hiertegen te zondigen. x) Zie het nummer van Nov. 1920. Dat punt is: het stichtingskapi taal van coöperatieve vereenigingen. Herhaaldelijk tracht 11.1. een Coöpe ratieve Malerij of een Zuivelfabriek, het grondkapitaal, waarmee b.v. de fabriek zal worden aangekocht of gebouwd, te vinden door middel van een leening te sluiten met een Boerenleenbank. Het spreekt van zelf, dat zulk een leening een zeer vaste belegging vormt. Er zal jaar lijks wel een zeker percentage afge lost worden, maar er is geen denken aan, dat de Bank de geheele ge leende som in geval van nood bin nen korten termijn terug zou kun nen krijgen. Ook niet, wanneer het in de akte staat. Dan is het rechtens wel mogelijk, maar practisch toch niet. Het is dus duidelijk, dat zulk een leening vrijwel gelijk staat met een bevroren crediet, zooals wij dat boven omschreven. Het is geen li quide belegging, maar het is „be vroren." Vandaar dat het zeer tegen de belangen van de Boerenleenbank in gaat, om zulk een leening te sluiten. Vooral ook, omdat het gewoonlijk nogal een flinke post is. Nu zegt men misschien: „ja, dat is goed en wel, maar evenels de Ne- derlandsche Bank een gewone Bank helpt, die met bevroren credieten zit, zoo kan óok de Centrale Bank een Boerenleenbank helpen." Hier tegen zouden wij ten eerste opmer ken, dat de gevallen niet dezelfde zijn: een gewone Bank gaat waarlijk niet uit vrijen wil bevroren credieten sluiten, maar komt door den loop der omstandigheden, waaraan zij niets kan doen, in haar onaange name positie, terwijl de Boerenleen bank geheel eigener beweging zulk een leening sluit. De Nederlandsche Bank zou er eenvoudig niet aan den ken om een Bank te steunen, die met opzet haar liquiditeit verspeeld heeft. Nu is het waar, dat de Centrale Bank in een andere verhouding tot de Boerenleenbank staat als de Ne derlandsche Bank tot de gewone Banken. Zij verschafte dan ook tot nog toe inderdaad den noodigen steun, wanneer het kwaad eenmaal geschied was. Het is echter on- noodig te zeggen, dat de Centrale Bank daartoe alleen op zeer beperk ten schaal over kan gaan. Anders legt ook zij hare middelen te veel vast. En dit mag zij niet doen. Want ook voor haar geldt de eisch der liquiditeit, misschien zelfs wel in sterker mate dan voor andere Ban ken. Zoodat zij verplicht is, tegen over de bij haar aangesloten Boe renleenbanken, om deze te hand haven. Het belang van steunver leening aan één Locale Bank zal dus onder omstandigheden moeten wijken voor het belang dat alle Lo cale Banken hebben bij een liquide Centrale Bank. De steunverleening vanwege de Centrale is dus betrek kelijk eng begrensd. Vandaar, dat onze conclusie moet zijn, dat de Besturen onzer Boeren leenbanken wijs handelen, als zij geen vaste leeningen opnemen. Want in plaats van liquiditeit komt dan verstarring; wat „vloeibaar" 2) moest zijn, bevriest. Ten einde verklaarbaar misver stand te voorkomen, willen wij hier gaarne nog even een opmerking aan toevoegen over het verschil tusschen stichtings- of grondkapitaal en be drijfskapitaal. Men verwart deze be grippen nogal eens. Wij stellen er prijs op te verklaren, dat boven staande beschouwingen alléén het stichtingskapitaal betreffen, niet het bedrijfskapitaal. Dat de Boerenleen bank het laatste verschaft, is zeer natuurlijk, en is ook inderdaad de taak der Bank. Wat is nu precies het verschil? Ons inziens geven de benamingen dit nogal goed weer. Het stichtings- of grondkapitaal is dat kapitaal, dat noodig is 0111 de onderneming te stichten, om den grondsag daar voor te leggen. Bij voorbeeld het kapitaal, benoodigd voor aankoop der fabriek. Dit ligt natuurlijk, zoo als wij reeds zeiden, vast. Anders is het met het bedrijfskapitaal. Dit is het kapitaal, dat dient om het bedrijf te voeren. Hieronder vallen gelden, benoodigd voor aankoop van grondstoffen en voor het afsluiten van handelstransactie^, kasgelden, enz. Als men het wat ruim opvat, ook gelden benoodigd voor aan schaffing van nieuwe machines of voor kleine uitbreidingen. Groote uitbreidingen vallen echter weer onder het begrip „grondkapitaal." Het is duidelijk, dat het bedrijfs kapitaal uit den aard der zaak vlot tend, onvast is. Het bedrag ervan wisselt telkens. En het zal ook be trekkelijk gemakkelijk binnen kor ten tijd geheel los gemaakt kunnen worden. Het is dus zeer natuurlijk, dat het bedrijfskapitaal verschaft wordt door middel van een crediet bij de Boerenleenbank. Anderzijds is het even natuurlijk, dat het grondkapitaal niet wordt verschaft door de Boerenleenbank. Het schijnt ons de normale gang van zaken, dat dit verkregen wordt door plaatsing van obligaties of aan- deelen bij 'de oprichters en de leden. In ieder geval het grootste deel er- 2) Het Fransche woord „liquide" beteekent „vloeibaar."

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1924 | | pagina 5