58 DE RAIFFEISEN BODE. Nu is mijn vraag deze: Is niet de Centrale een coöperatief lichaam, waarvan de locale banken leden zijn? Zoo ja, heeft dan het bestuur en de Raad van Toezicht het recht, zonder de locale banken eerst een voorstel hieromtrent te doen, over dergelijke bedragen te beschikken? Mij dunkt, we zijn hier op een verkeerden weg, wanneer we zoo blijven doorgaan is binnen enkele jaren de C. B. de Bank en de locale banken 'slechts agent schappen, die zonder medezegging schap de besluiten der C. B. hebben uit te voeren. De manier van behandeling der diverse voorstellen lijkt mij ook niet de juiste, dit is thans een beginnen te klimmen boven aan de trap. De punten der agenda worden eerst be sproken in de vergadering van B. en R. v. T., daarna in de Centrale Ringvergadering, vervolgens in de Ringen en eindelijk hooren ook de locale banken hiervan. Op de Cen trale Ripgvergadering worden nu de afgevaardigden geroepen een zaak te bespreken, waarvan zij de meening der Ringen niet weten. Dit zelfde in gelijke mate voor de Ringverga dering. Beter lijkt mij, en zuiverder coö peratief, wanneer een voorstel van B. éérst aan de locale banken ter behandeling wordt toegezonden. Zij kunnen dan hun afgevaardigden mandaat geven voor de Ringverga dering en kan daar de zaak opnieuw worden overwogen. Eerst wanneer hier de zaken rijpe lijk zijn overdacht en besproken, kan den afgevaardigde weer bindend mandaat worden gegeven voor de Centrale Ringvergadering. In dezen geest konden de Ringen nuttig werk doen, de Algemeene Vergaderingen konden zeer worden bekort, en de leden der locale banken 'kregen een beter inzicht in de zaken der C. B. Bqgint men zóó onder aan de trap te klimmen, dan is men klaar als men boven komt, en kan men re kenen de meening der leden te kennen. Zooals het thans gesteld is; besluit eerst de C. B., dan de C. R. Verg., daarna besluiten de Ringen, en einde- delijk komt de zaak bij de locale banken. Zijn deze laatste een zaak niet genegen, dan is het voor hen zeer moeilijk tegen de genomen besluiten in te. gaan, en vaak hoort men dan ook de verzuchting: Och in de C. R.- Vergadering is een en ander toch al besloten, dus kunnen we er alléén toch niets tegen doen. Ik vrees, dat we thans bezig zijn een dictatuur te vestigen die de la kens uitgeeft, en geen bestuuur dat de gezonde besluiten der Algemeene Vergadering uitvoert. De uitlating van den Voorzitter op de Alg. Verg. van 18 Dec., betref fende een voorstel uit de Verg. om de geheele vergoeding aan Oude We tering en Terbregge uit de reserve der C. B. te betalen, wijst weleenigs- zins in die richting, als hij beweerde, dat dit riemen snijden was uit ander mans leer. Het is toch het geld der locale banken, waarvan de C.B. de reserve vormt, zoodat m.i. alléén de Algemeene Vergadering het recht heeft over die reserve te beschikken en niet het B. en R. v. T. wanneer hier van coöperatie sprake zal zijn. Nog eens, de Ringen moeten zijn de trap, waar lapgs de voorstellen van de locale banken naar de Cen trale en het B. opklimmen, en niet de glijbaan waarlangs de wil van het B. oj> de locale banken neerploft. Een lid der locale banken. ANTWOORD REDACTIE. De geachte inzender vraagt: Is niet de Centrale een coöperatief li chaam, waarvan de locale banken leden zijn? Deze vraag kan bevestigend be antwoord worden. Maar verder zegt hij1: Heeft het Be stuur' en Raad vian Toezicht het recht, zonder de locale banken eerst een voorstel hieromtrent te doen, over dergelijke bedragen storting in het Waarborgfonds en bijdrage voor Oude Wetering en Terbregge) te be schikken? Deze vraag begrijpen we niet. Immers zelf zegt de schrijver wat er op de convocatie voor de Algemeene Vergadering was gesteld. Die convocatie is naar de locale ban ken uitgegaan, en de Algemeene Vergadering heeft de voor- stelllen aan ge nomen. Dat is toch zoo zuiver als het maar kan. Juist uit overweging, dat Be st,uur en Raad van Toezicht der Cen trale Bank zich niet zonder meer ge rechtigd achten aldus over de kas der Centrale te beschikken, hebben deze, bedoelde voorstellen aan de Al gemeene Vergadering (dus aan de lo kale banken)- ter beslissing voorgelegd. Wat betreft het „beginnen te klim men boven aan de trap", dat is na tuurlijk geen gewoonte. In een „dic tatuur" van de Centrale vestigen, in den strikten zin van het woord, nu daaraan gelooft toch wel niemand. De uitlating van den Heer Voor zitter op de Algemeene Vergadering betreffende een voorstel, omdei g|e- heele vergoeding aan Oude-Wetering en Terbregge uit de reserve der Cen trale Bank te betalen, is niet onjuist. De Centrale is een lichaam, dat zelf standig is. Zij heeft een eigen kapi taal, reserve, enz. De Boerenleen banken ziji' 1 hare leden. Hoe de re serve der Centrale wordt gevormd (door gelden bij de Centrale gedepo neerd, door rente van de reserve zelve, enz.) staat hier buiten. Waar te berde werd gebracht, de Centrale alles te doen betalen en de Boerenleenbanken, die ook zelf standig zijn, eigen reserve hebben, enz., geheel te ontslaan, heeft de Voorzitter vap den weeromstuit gesproken van: „riemen snijden van een andermans leer". Men bedenke daarbij', dat de Cen trale voor Oude-Wetering en Ter bregge de hel ft'sou voidoen, ter wijl de reserve der Centrale slechts een vierde gedeelte bedraagt van de gezamenlijke rèserve's der locale banken. De reserve der Centrale is van dc organisatie als zoodanig. Dat is eene andere instelling als de Boerenleenbanken zelve, hoe nauw ook samen verbonden. Ze neemt ten slotte in de financieele wereld eene zelfstandige positie in. En wat nu de Centrale Ringverga dering betreft, de bedoeling en de opzet der statuten (art. 19) van de Centraile Bank, is deze, dat zij is een orgaan der Centrale Bank, ge vormd uit vertrouwensmannen dei- Boerenleenbanken, die mitsdien ge heel zelfstandig na en op grond van overleg met de leden van den Raad van Toeizcht en het Bestuur in be paalde gevallen en op bepaalde pun ten, in de statuten neergelegd, onaf hankelijke beslissingen dient te ne men, zoodat het uitgesloten moetzij'n dat de vertegenwoordigers niet met vrij mandaat te dier vergadering ver schijnen. Ook dragen deze vergade ringen een eenigermate vertrouwe lijk karakter. Indien vóórvergade- ripgen zouden plaatshebben, en in deze vóórvergaderingen den verte genwoordigers een bepaalde lijn mocht worden aangegeven (en dat zal veelal in de practijk het geval zijn), dan zal wellicht meermalen zelf- een imperatief mandaat het gevolg zijn, waardoor het „gemeenschappe lijk overleg" geheel zou komen te vervallen. Een en ander is voor den goeden gang van zaken ongewenscht, terwijl, zoo als wij reeds hierboven aangaven, zulks ook in strijd met den opzet der statuten is. De meening, dat door de insteflinig van het orgaan „de Centrale Ringvergadering" de leden-Boerenleenbanken als zoodanig op den gang van zaken bij de Cen trale Bank geen invloed meer zouden hebben, is onjuist, daar immers de Algemeene Ledenvergadering der Centrale Bank blijft bestaan en daar dan aan deze toch Se meest gewich tige punten (vaststelling van het Jaarverslag, verkiezingen, enz.) ter beslissing blijven overgelaten. Wij verwijzen hier voorts ook naar de

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1924 | | pagina 4