40
b E R A I 1' F E I S E N B ODE.
INHOUD: a. In memori am
C. F. G. W. van den Hurk. b.
Redactioneel gedeelte. i.
Van den Hurk f 2. Ter gedach
tenis aan onzen Directeur C. F. G.
W. van den Hurk. 3. Ter gedach
tenis aan onzen Hoofd-Inspecteur
C. F, G. W. van den Hurk.
4. Gevaarlijke dingen. 5.
Geld- en Effectcnmarkt. 6. De
hypotheek (slot.) c. Ingezon
den. Het Coöperajief Credietwe-:
zen in Finland. d. Bericht Ring
Overijssel, e. Overgenomen, t.
Advertentiën.
REDACTIONEEL GEDEELTE.
VAN DEN HURK t
De slag is gevallen.
Onze Van den Hurk is niet meer.
Op 8 Januari j.1. is hij ontslapen.
In achttien dagen tijd is zijn
lichaam gesloopt.
We leefden, op hoop tegen hoop,
totdat de doodsschaduw hem heeft
overdekt.
Het leven is als het .gras en als
eene bloem van het veld.
Hier gaan wel allereerst onze ge
dachten uit naar de diepbedroefde
weduwe en treurende weezen.
De onverwinbare dood heeft hun
een liefdevol en zorgzaam man en
vader ontroofd.
De Centrale Bank zonder Van
den Hurk.
Het is haast ondenkbaar.
Hier slaat inderdaad en in zijne
volle, ernstige beduidenis, een mijl
paal op onzen weg.
Zullen wij hier neerschrijven, wat
hij voor onze organisatie heeft ge
daan
Hoe hij, als een hoogst bekwaam
en. volijverig bouwmeester, wel
haast van de grondlegging af, heeft
gebouwd aan dien trotschen kathe
draal onzer organisatie, uit welker
lichtende vensters de stralen zich
uitspreiden en doordringen tot in
de verste hoeken van ons land?
Zullen wij hem hier herdenken, hoe
hij zich in volledige overgave heeft
gewijd aan dien levenstaak, hem
opgelegd?
Zullen wij hem hier herdenken
als de man, die onze eerste wankele
schreden aan de Centrale Bank
heeft geleid? Die ons heeft onder
wezen in de eerste beginselen van
het landbouwcrediet?
Neen! Wat meer is! Schrijver
dezes wil hem hier herdenken als
trouw en waarachtig vriend.
Die vriendschapsband, eenmaal
gelegd en in den loop der jaren
steeds bevestigd en krachtig ver
sterkt, ze is verbroken en doorge
sneden.
En we hebben gestaan bij zijn
graf.
Wij weten het, de dagelijksche be
slommeringen van het leven en de
gestadige arbeid, ze verwijderen ons
van dood en graf.
De tijd vervaagt alles en wischt
alle indrukken uit.
Maar ware vriendschap, zij zal
in de stille uren, waarin wij onze
dooden. gedenken, ook hem voor het
geestesoog terugroepen.
En nu
Onze Van den Hurk is niet meer.
We moeten voortgaan zonder
hem.
Wij moeten voortbouwen aan dat
groote werk, dat zijne voltooiing
nadert.
Moge daarbij zijn voorbeeld, zijn
getrouwe plichtsbetrachting ons
allen steeds voor oogen staan.
GEZELLE MEERBURG.
TER GEDACHTENIS
aan onzen Directeur
C. F. G. W. VAN DEN HURK.
„Onze blik vermag niet door te
dringen in de diepe duisternis, welke,
de toekomst voor ons verborgen
houdt," stond in het Januari-num
er van de Raiffeisen-Bode.
Weinig had de schrijver kunnen
denken, dat nog vóór het verschij
nen van het nummer uit de duister
nis de Dood zou te voorschijn tre
den om een van de beste mannen
in de organisatie, den bekwamen en
beminden leider onzer afdeeling,
voor zich op te eischen.
Helaas het is geschied. Onze Di
recteur-Hoofdinspecteur, de Heer
Van den Hurk is ons ontvallen. Hij,
die ons door woord en voorbeeld
dwong tot activiteit en ontplooiing
van werkkracht, hij, de rustelooze
werker in het belang van onze or
ganisatie, slaapt thans den slaap des
doods.
Hij, die als Coöperator een. man
was van edel beginsel, die zijn kracht
zocht en vond in zelfopoffering, toe
wijding en vertrouwen, moest van
het leven scheiden, nog in de vol
heid van. zijn kracht.
Maar al is hij gestorven, hij zal
blijven voortleven in onze herinne
ring.
Want hij had ons alller hart.
Bezielend was zijn woord, zijn
leiding.
Zijn. aanmoedigingen, zijn belang
stelling voor ons werk en zijn juiste
tritiek daarop, kenmerkten hem als
een geboren tactvollen leider.
Eergevoel en .plichtsbesef deden
hem zijn taak zoo hoogst ernstig
opvatten.
Hoe vroolijk en gemoedelijk van
aard overigens zien we hem nog
duidelijk voor ons staan in zijn ver
ontwaardiging, als een der onzen
een enkele maal na een inspectie
een foutief co.ntrólebiljet aan een
inlegger gezonden had.
Dan wees hij er ons op, hoe een
zoo oogenschijnlijk kleine fout zoo
groote gevolgen kon hebben. Hoe
daardoor, al was het maar zeer tij
delijk, de goede naam van den kas
sier van de boerenleenbank gevaar
kon loopen. Dat mocht niet, zoo
iets moest tot allen prijs voorkomen
worden.
Want hij had ze lief, zijn boeren-
eenbanken. Met uitzondering toch
van een kleine tachtig, had hij ze
alle het leven, gegeven en ze doen
leven. Dat was zijn werk geweest,
zijn levenswerk.
Op 24 April 1903 toen er ongeveer
70 banken bij de Centrale waren
aangesloten, werd hij benoemd tot
Inspecteur en belast met de propa
ganda en controle.
Onvermoeid trok hij er op uit, van
de eene naar de andere plaats. In
tal van lezingen zette hij de begin
selen van Raiffeisen uiteen en wees
op het groote nut der boerenleen
banken.