34 DE RAIFFEISENBODE. de balans blijven dus in evenwicht. Zoo leert ook de ervaring, met name in Duitschland, waar de banken, óók de Raiffeisenbanken, konden blijven func noneeren. Wat particulieren betreft, ligt de zaak echter niet zoo eenvoudig. In flatie zou hen zeer zeker benadeelen. Huren, pachten, interessen, geleende gelden alles gaat in waarde ach teruit. Iemand, die vóór de inflatie f i ooo op een bank had staan, kan datzelfde bedrag na de inflatie nog wel terugkrijgen, maar de waarde is niet dezelfde méér. Kon hij er voorheen twee koeien voor koopen. thans kan hij er nog slechts één mee betalen, of misschien nog min der. Voor particulieren is de vraag: inflatie ,of geen inflatie" dus van het hoogste belang. Is er gevaar, dan doen zij goed alle overeenkomsten in een andere, betere muntsoort af te sluiten of om te zetten. In het bijzonder voor hen dus bespreken wij hier deze kwestie. Wij achten ons niet bevoegd om in een z.oo uiterst gecompliceerd vraagstuk, waarop allerlei nationale en internationale factoren inwerken, een zelfstandig .oordeel te geven. I.oe ver luisteren wij naar enkele autori teiten op het gebied van financiën en economie, die zich erover uit gelaten hebben. Wij noemen hier al lereerst Professor Mr. t W. T- Bruins, de bekende hoogleeraar aan de Handelshooge.school te Rotter dam, een man van een reputatie, die ver over onze grenzen uitgaat. In November van het vorig jaar, toen de dollar plotseling met sprongen de hoogte in ging en de toestan 1 dus zeer gevaarlijk scheen, heeft deze geruststellende verklaringen gedaan. Hij schreef in liet kort het volgende. Het koersverloop van den dollar kan het gevolg zijn van drie 'dingen: van de malaise in liet binnenland, van den staat der overheidsfinan ciën, of van internationale financiecle transactie's en verhoudingen. Het eerste aldus Prof. Bruins - is het niet. Dit lijkt onwaarschijn lijk. maar de ervaring heeft ge leerd, dal malaise de positie van de munt eerder versterkt dan verzwakt. Het is een proces tot evenwichtsher stel. Ook de toestand van de pu blieke geldmiddelen is niet de oor zaak. Deze toestand is slecht dat mag niet worden verheeld. Maar juist nu zijn de vooruitzichten gun stig. Want iedereen is zoo doordron gen van de noodzakelijkheid van in grijpende bezuiniging, dat het on denkbaar is, dat er een regeering t) In Economisch-Statistische Be richten" van 14 November 1923. zou komen, die het sluitend maken van de begrooting niet als eerste punt op haar program zet. De stijging van den dollar, die zoo velen verontrustte, is dan ook een gevolg geweest van een transactie op de internationale geldmarkt. En wel hiervan dat op groote schaal dol larfondsen door Amerika aan ons zijn verkocht, waaruit voortvloeide een groote vraag naar dollars op de Amsterdamsche beurs. Dat deze transactie geschiedde was een zeer onschuldig verschijnsel Prof. Bruins toont dit duidelijk aan. En hij acht dan .ook de positie van den gulden voorshands veilig. Het is zeer merkwaardig en pleit voor het inzicht van Prof. Bruins, dat de loop der feiten hem in het gelijk gesteld heeft. Immers de stij ging van den dollar hield spoedig op en ging zelfs over in een daling, zoodat de koers spoedig weer bijna normaal werd. En dat niettegen staande zekere personen mtsbruik hadden gemaakt t an de situatie, het publiek verontrustten met sombere voorspellingen en zoodoende tot be langrijke dollar aankoopen, die een ongunstigen invloed hadden op de koersen, aanleiding gaven. Natuur lijk alleen om hun eigen zak te spekken. Ook een andere autoriteit, mis schien de grootste autoriteit die Ne derland op financieel gebied bezit, namelijk Mr. Vissering, de president van de Nederlandsche Bank. heeft in denzelfden zin over den gulden gesproken. Al zijn argumenten kun nen wij hier niet herhalen, maar het is genoeg om te zeggen dat hij tot een geruststellende conclusie kon ko men. En dezelfde klanken hooren wij ook van een der directeuren van de Nederlandsche Bank, Mr. P. J. C. Tetrodc. die in zijn pas verschenen brochure ..de Nederlandsche Gul den" o a. zegt. dat de interna'ionale positie van den gulden uitnemend is en ook. verdient om uitnemend te zijn. Laten wij dus niet. door ongemo tiveerde vrees geleid, thans reeds de vlucht nemen voor den gulden. Dit is niet alleen onnoodie, maar zelfs onraadzaam en gevaarlijk. W ani als ieder zijn guldens ruilt voor dol lars, en als ieder zijn overeenkom-1 s'en afsluit in dollars, dan gaat de gulden naar den kelder, al is hij zoo gezond als een visoh. Dza-om is het door woord en daad verspreiden van ongerustheid omtrent den nul- den niet zoo onschuldig als het liikt. Zii grijpt om zich heen en breidt zich hoe langer hoe meer ni1". tot ieder er door aangetast is. En dan is er geen redden meer aan. Een muntsoort, die een tolk niet meer wenscht, is verloren. Bovendien rijst de vraag: is de dollar wel een rots, waarop gebouwd kan wordenIs de dollar inderdaad een zekerder bezit dan de gulden? Wij kunnen hierop geen bevestigend antwoord geven. Het is niet van al- gemeene bekendheid, et mag daarom wel eens openlijk gezegd worden, dat de thans zoo veelgeprezen dollar vóór en tijdens den oorlog vaak in een zeer ongunstige verhouding stond tot de voornaamste Europeesche valuta's, ook tot onzen gulden. Wie garandeert u, dat dit verschijnsel niet terug kan keeren? Reeds gaan in Amerika stem men op, die ook daar inflatie wen- schen, die door het drukken van biljetten de waarde van den dollar omlaag willen halen, teneinde beter met het buitenland te kunnen con- cu.rreeren. Wie garandeert u dat deze stemmen geen succes zullen hebben? Wij althans durven dat niet te doen. En niemand zal dat durven, vooral wanneer hij eenigszins op de hoogte is van de Amerikaansche handels politiek en van de leiding der Ame rikaansche ópper-circulatiebank, waar verderfelijke partij-politieke invloe den zich meer doen gelden dan ge zonde financiëele overwegingen. Een omzetting van guldens in dollars is dus geen daad van vooruitziend beleid, maar van zuivere speculatie ee,n speculatie, die kan medeval- len maar ook kan tegenvallen. Tot deze conclusie komt ook Mr. ret ro,de in zijn boven aangehaalde brochure. Laten wij hopen, dat het Neder landsche volk te verstandig zal blij ken te zijn om het oor te leenen aan allerlei oncontroleerbare geruch ten omtrent infla'i;, veelal verspreid door op eigenbaat beluste speculan ten. En om een schuilplaats te zoeken daar, waar men later misschien nog erger in den regen zal staan. ij zijn ervan overtuigd, dat dan voor- lcopig alles goed zal gaan. Wij zeggen „voorlcopig". Want et- is een zwakke plek in den dijk. waar la+er de doorbraak kan ontstaan. Wij bedoelen de toestand der financiën van Rijk en Gemeente. Blijft de fi nanciëele pok iek der overheid zoo als zij in de laatste jaren was, dan zal de gulden op den duur moeten bezwijken. Dan zij men op zijn hoede. En dan koope men beter dollars. Maar nu nog niet. Want op dit ongenblilr zijn de tekorten nog niet gevaarlijk. En wij vertrouwen met Prof. Bruins, dat de regeering door drongen zal zijn van de noodzake lijkheid van bezuiniging en de zwakke plek ten spoedigste zal ver sterken. In ieder geval thans dreigt de inflatie nog niet.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1924 | | pagina 4