OFFICIËEL ORGAAN VAN DE Ji
COÖPERATIEVE CENTRALE RAIFFEISEN-BANK
TE UTRECHT.
No. 7
JANUARI 1924
Negende Jaargang
DE RAIFFEISEN-BODE
Verschijnt den eersten van
iedere maand.
Abonnement f 0.50 per jaar.
Losse nummers 10 Cent.
franco per post.
Redactie en Administratie:
DRIFT 13 UTRECHT.
Telèph. Interc. No. 1705.
INHOUD van dit nummer: a.
B ij den M ij 1 p a a 1. b. Me d e d ee-
1 in gen. i. DeposLo-Bewijzen,
2. Naamlijst van Inspecteurs, c.
Redactioneel Gedeelte. i
Beknopt verslag Buitengew. Algem.
Verg. .2. Helpt Oude-Wetering
en Terbregge. 3. Een gewichtig
document. 4. Dreigt inflatie?
5. De hypotheek vervolg.) 6.
Geld- en Eft'ectenmarkt. d. Uit
onze Boerenleenbanken.
1. Ingezonden door de Lier (Kom.)
- 2. Idem door Aalsmeer. 3,
Idem door Ring Overijssel. -- 4.
Idem door Hazerswoude-Koude
kerk. -5. Effectenzaken. e. Ad-
ver t e n t i n
REDACTIONEEL GEDEELTE.
BIJ DEN MIJLPAAL.
De wisseling des jaars is als een
mijlpaal. Een mijlpaal langs den
grooten weg, den Levensweg, dien
de Menschheid gaat.
Bij zulk een mijlpaal staat men
altijd even stil. Óm terug te blikken
op het afgelegde deel van den weg,
en om te schouwen naar dat deel,
dat voor ons ligt, dat, waarvan wij
nog niet weten, waarheen het ons
zal brengen, waarlangs het ons zal
voeren.
Zoo doen wij ook een enkel oogen-
blik bij den mijlpaal, waarop het
jaartal 1924 ingebeiteld staat.
De terugblik.
De weg der menschheid is mis
schien nog nooit zoo moeilijk ge
weest als in het nu voorbijgegane
jaar. Het oude werelddeel, Europa,
werd verscheurd door twisten en,
oneenigheden, geteisterd door ge
brek en honger. Op politiek gebied
was 't heele jaar één crisis. En op
economisch terrein was 't evenzoo.
De welvaart ligt in gansch Europa
lam geslagen. De werkloosheid
drukt als een zware last ,op alle
volken.
Ook in ens land dat toch zoo ge
lukkig was gespaard te blijven voor
den oorlog, was "1923 een jaar van
rampspoed en van zorgen. De han
del, de scheepvaart, de nijverheid,
zij zijn op ernstige wijze geschaad.
En het bankwezen vertoonde hier
van den weerslag. Men denke slechts
aan de groote instellingen, die in
de laatste maanden vielen. Een val,
die duizenden in eten lande mee zal
sleuren of zal schaden.
De terugblik op het vafgeloopen
jaar kan ons dus in het algemeen
geen blijde herinneringen geven.
Toch is er één lichtpunt. E11 dat
J lichtpunt is voor ons, lezers van dit
blad, van groot gewicht. Want het
betreft de zaak.
waaraan wij, voor
grooter of voor kleiner deel, geven
onze krachten en ons werk. Het
betreft ons Coöperatieve Land-
bouwcrediet. Wanneer wij zien,
hoe alles kreunde en steunde
onder de stormen des tijds, en wij
zien hoe onze Raiffeisenbanken in
die stormen pal stonden, dan moe
ten wij denken aan de lijfspreuk
van onzen grooten Willem den Zwij
ger: „saevis tranquillus in undis."
Rustig te midden der woedende ba
ren" zóó hebben onze banken
het vreeselijke crisisjaar doorstaan.
Zoo is tenminste de totaal-indruk.
Er zijn natuurlijk enkele gevallen,
waarin ook onze banken hun tol
a-an den slechten tijd moesten beta
len maar gelukkig zijn zij weinige.
Er zijn belaas ook enkele zeer don
kere wolken over ons heengegaan
- maar deze staan niet in verband
met de tijds,omstandigheden.
Zal dus dit jaar in de geschiedenis
als een rampjaar geboekt blijven, wij
voor ons deel hebben alle reden om
dankbaar te zijn. Dankbaar voor het
feit, dat onze banken den crisis on
geschokt doorstonden.
En nu een blik vooruit.
Die blik vermag niet door te drin
gen in de diepe duisternis die thans
de toekomst voor ons verborgen
houdt. Het is een tijd, waarin wij
niets vooruit bepalen kunnen. Wij
weten niet waarheen wij gaan. De
een voorspelt den ondergang van
ons werelddeel, de ander ziet het
gloren van een nieuwen, beteren
lijd.
'Het feit, dat wij niet weten, wat
dit jaar ons brengen zal, mag ons
echter niet ertoe bewegen lijdzaam
ai te wachten. De blik vooruit -
zij moét er zijn, al ziet zij niet wat de
tijd ons geven zal. Laten wij dus
trachten te zien wat wij zullen geven
aan het jaar dat voor ons ligt. Laat
ons in onze harten besluiten onze
krachten, onze beste krachten te ge-
ven aan het werk, dat ieder onzer
op zijn weg ontmoet. Dan pas kun
nen wij rustig en onvervaard de toe
komst afwachten, in het besef dat
wij onzen plicht doen.
Wij moeten hier weer denken aan
een oude Latijnsche spreuk: ,,Ora
et labora!" „Bid en werk!" Te wer
ken is, zoo zagen wij, de eisch die
ons gesteld is, door ons geweten
eti den tijd. In deze spreuk echter
staat vóór „werk" het woord „bid."
Deze volgorde is niet toevallig, maar
getuigt van een diepe wijsheid. Wij
kunnen hieruit leeren, dat wij, voor
wij iets beginnen, hebben te zoeken
naar de Hoogere Wijsheid, die
noodig is om elk werk goede vruch
ten te doen dragen.
„Ora et labora!" Deze spreuk
is wel bij uitstek geschikt om ons
in dezen moeilijken tijd tot lijfspreuk