DE R AI F FE I S N-B OD 9 ontbinding en liquidatie te bewerken!. Dan gaan de gebouwen, machine's etc. onder den hamer en wordt het tekort natuurlijk veel grooter dan bij voortzetting het geval zou zijn. De schuld der coöperatie komt dan echter op allen neer. Dat effect wordt in ieder geval dan bereikt. (We zullen hier niet uitvoerig stil staan bij de vraag, waardoor ver liezen ontstaan, 't Is een feit, dat de coöperatie dikwijls de nadeeler ondervindt van handelingen en trans- actie's, welke juist niet op haar ter rein liggen.) De vraag is echter, hoe kan de coöperatie, ook bij een minder gun stig jaar, blijven voortwerken, des noods alleen met de goedwillige, niet te kortzichtige, leden en zonder de anderen als het ware een cadeau inede te geven bij hun uittreding en dus daarop eene premie te stellen. Dal kan en dat moet. De coöperatie is wel zóó hecht in elkaar te slaan, dat ze bij den minsten tegenspoed niet direct in elkaar behoeft te vallen en te bezwijken. Men kan daarbij verschillende sys temen volgen en in de statuten vast leggen. In de eerste plaats, de zeer radi cale, om het jaartekort, zooals dat blijkt uit de balans, om te slaan over de leden en hen, wier lidmaatschap in of tegelijk met het boekjaar is geëindigd. Deze methode heeft dit tegen, dat ze den leden zelfs bij vrij geringe jaartekorten laat betalen, wat na tuurlijk voor de coöperatie uit practi sche overwegingen niet gewenscht is Ze heeft d i t voor, dat zij de toe treding van nieuwe leden niet be zwaarlijk maakt, daar deze weten, dat oude reeds bestaande schuld vroeger ontstaan, is gedelgd. Men kan deze methode ook aldus toepassen, dat men alleen hen, wier lidmaatschap is geëindigd, hun aan deel laat voldoen en de rest op nieuwe rekening der vereeniging boekt. Dan blijft de Vereeniging met een; verlies zitten, wat toetreding van nieuwe leden niet zal bevorderen. In de tweede plaats kan men aan het Bestuur debevoeg dhei d laten, van alle leden hun aandeel te vor deren en den plicht opleggen van degenen wier lidmaatschap eindigde, dit bedrag te incasseeren. In de derde plaats (en dat schijnt ons wel de meest gewenschte me thode), men kan in de statuten be palen, dat eene ledenrekening wordt aangelegd. Het is bekend, dat vele zuivelfabrieken een ledenkapitaal/ hebben. In dienzelfden gedachten- gang kan men eene ledenrekening credit en debet aanleggen. Op deze rekening wordt elk jaar het voor- of nadeelig saldo der exploitatie rekening afgeboekt. Het aandeel van elk lid wordt dan in een apart "re gister opgeteekend. Bij creditstand' hebben de leden een bedrag te vor deren, dat bij eindigen van hun lid maatschap door hen kan worden medegenomenbij debetstand hebben de leden bij het eindigen van hun lidmaatschap dat debet aan te zui veren. Men kan hierbij bepalen, dat elk lid steeds zijne schuld kan voldoen en ook dat de algemeene vergade ring kan besluiten, dat allen hun debet moeten aanzuiveren. Hier zijn meerdere variatie's denk baar en ook wordt wel de vraag geopperd of de uittreding niet in de hand wordt gewerkt bij creditstand der rekening, omdat men over dat bedrag alleen -bij eindigen van het lidmaatschap kan beschikken. We stellen ons voor- in het volgend' nummer nader hierover te handelen. DE BORGSTELLING, INGEVAL VAN FAILLISSEMENT VAN SCHULDENAAR. In den regel wacht men bij fail lissement van een schuldenaar den afloop hiervan af en vordert daarna van de borgen in, wat men na fail- lissementsuitkeering tekort komt. De Boerenleenbank is hiertoe niet verplicht. Immers de borgen deden afstand van het voorrecht van uit winning. Veelal heeft het echter geen be zwaar, als de Boerenleenbank de borgen zoolang spaart, tenminste, als zij' solide zijn. Maar dan moeten de borgen tegen over deze gunst, niet gaan zeuren over de rente. Het is- bekend, dat schuldvorde ringen ophouden rente te dragen \anaf den dag van het faillissement van den schuldenaar. En nu is 't dubieus, of ze dan nog wel tegenover de borgen blijft loo- pen. In den regel heeft men ten dezen van de borgen geen last en betalen ze de rente tot het einde toe. En onze opvatting is ook, dat het zoo behoort. Nu zijn er echter nu en dan bor gen, die niet goedschiks die rente willen voldoen. De ervaring leert ons, dat het ge wenscht is, van de borgen eene des betreffende verklaring te eischen, als de schuldenaar failliet is, en willen ze die niet geven, hun dan ook niet de gunst te verleenen, de voldoening- tot na afloop van het faillissement uit te stellen. GELD- EN EFFECTENMARKT gedurende Juli 1923. De geldmarkt was in Juli weer wat ruimer. Prolongatie noteerde zelfs enkele dagen 2i/2 variëerde tus- schen dezen koers en 31/2 o/0. Parti culier disconto was ongeveer 3 o/n, soms wat lager, soms wat hooger. Met de wisselkoersen ging het weer bergafwaarts. Vooral met de Marken Ook de franken, zoowel Belgische als Fransche, waren zeer flauw ge stemd, al trad wel eenig herstel in; Londen variëerde niet heel veel en noteerde 11.70. De noteeringen der wisselkoersen waren te Amsterdam voor: 29 Juni 16 Juli 31 Juli Berlijn Londen Parijs Brussel 0.0016 ii.7o'/2 15-55 13 277* 0.0011 '.'•73'Zb >4 95 12 40 0.002'/,0 i i.6o3/4 >4.827, 12.15 De effectenmarkt had, zooals ge woonlijk, zouden wij bijna zeggen, voor aandeelen een onopgewekt aan zien. Hoe kan het ook anders, de internationale toestand blijft nog maar steeds slecht, de toekomst duister. De beleggingsmacht, voor soliede

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1923 | | pagina 3