8 DE RAIFFEISEN-BODE. paling van onzedelijke strekking zou worden aangemerkt. Hoe geheel anders is dit in het vereenigingsverband. Mits men maar niet den grondslag of de „essentialia" aantast, is wijzi ging d.w.z. „verandering in de voorwaarden" geoorloofd. Men zou deze redeneering volgen de, tot de conclusie moeten komen, dat men veel gemakkelijker een pri- vécontract afsluit, dan het ledenre gister eener coöperatie teekent. En tóch is het omgekeerde het geval. Men teekent het ledenregister d.w.z. „o n d e r t e e k en t het daarin opgenomen contract," dikwijls zon der er mede bekend te zijn, wat dit inhoudt en welke verplichtingen men op zich neemt. Legde men elk der contractanten eens een „gezegeld" contract voor, hoe zouden zij er op studeeren. (Dat „gezegeld" schijnt een enormen in druk te maken. Men beseft niet, dat eene verbintenis hetzelfde effect heeft onverschillig, of ze op een zegel is geschreven of op een ongezegeld pa piertje). Nu echter begint veelal de „studie" van de statuten eerst, als men gaat gevoelen, dat men zich toch werke lijk schijnt verbonden te hebben. Dan volgt soms de eene spitsvon digheid op de andere. En ook, al hebben deze niet alle een pverweldigend succes, toch is het' vernuft, waarmede ze worden uitge dacht, ongetwijfeld te bewonderen. We komen hier nu eindelijk tot het punt, dat we willen behandelen, n.1. hoe wordt de coöperatie be schermd tegenover haar eigen leden, d.w.z. de eenheid tegenover de per sonen. Hoe noodig dit is, we stipten het hierboven reeds aan. Als men ziet, hoe vele coöperators, als ze ergens anders een cent voor- deeliger terecht kunnen, voor dien enkelen cent het geheele geboorte recht hunner eigen coöperatie ver- koopen, en het bestaan hunner ver- eeniging in de waagschaal stellen, dan is wel duidelijk, wat wij bedoelen. We weten wel, dat voor „opvoe ding" veel valt te zeggen, maar zoo lang de leden nog niet opgevoed zijn, zeggen wij„houdt ze flink aan het touw." En daarom moet men eenvoudig de statuten zóó inrichten, dat alle spitsvondigheden daarop afstuiten. In de geheele maatschappij ziet men, dat de burgers door verorde ning in toom moeten worden ge houden. Men maakt daardoor de burgers niet beter, maar 't 'is- noodzakelijk,t, om de goedgezinden tegen de kwaad- gezinden te beschermen. Ook de coöperatoren maakt men ongetwijfeld niet beter, door regel op regel en voorschrift op voor schrift te geven. Maar 't is nu eenmaal noodzake lijk om dezelfde reden, als hierboven voor de maatschappij aangegeven: „bescherming der vereeniging tegen hare eigen leden". Bij de opstelling der statuten is, tot voor korten tijd alleen en angst vallig er tegen gewaakt; niet in strijd te komen met de wetsbepalingen. Men lette daarop nagenoeg uit sluitend en werd daardoor in ééne richting gedreven, de belangen der vereeniging tegenover derden werden verzorgd, met voorbij zien van die der Vereeniging inwendig. De wet zelf leidt daartoe. Zij immers laat partijen vrij, te bedingen, wat zij willen, mits voldoende aan de behoorlijkheidseischen, als alge- meene regels in verschillende wetten voorkomende. De wet bemoeit zich dus in het algemeen met de rechten van der den, niet mei? die der leden onder ling. Door de geheele coöperatiewet loopt als één draad: hoe staat de Vereeniging tegenover derden en op welke wijze wórden de rechten van deze laatsten door de Vereeniging voldoende gehandhaafd. Men lette eens op de verplichte domiciliekeuze, waardoor de proce dure tegenover de leden en del executie vereenvoudigd wordtop het ledenregister, waarvan ook aan der den inzage moet worden verstrekt; op de aansprakelijkheidsregeling enz. Nu is het een feit, dat in de prak tijk de wet op verschillende punten aldus wordt uitgelegd, dat derden soms een heelen toer hebben, uit de statutaire bepalingen wijs té worden en zelfs er eenigen waarborg in te vinden. Neem b.v. de aansprakelijkheid zooals die zeer dikwijls tot een mini mum-bedrag wordt beperkt of wel wordt geregeld naar het aantal paar den, koeien, pinken, varkens en' pluimvee, enz. Aan den pmderen kant is de wets- uitleg zóó strak tegenover de leden, dat hunne verklaring van uittreding geen effect heeft, als deze verklaring in het register niet mede geteekend is door het Bestuur of de door de statuten aangewezen bestuursleden. (Vandaar dat men tegenwoordig zekerheidshalve wel de andere met- hode's notarieële akte, verklaring ter Griffie toepast). We zeggen: in de latere jaren heeft men ook op het „inwendig samen stel" der Vereeniging meer den na druk gelegd en daardoor deze zelve meerdere vastheid trachten te geven. Door de afneemplicht bij aankoop- vereenigingen en de leveringsplicht bij zuivelfabrieken in te voeren, heeft men deze vereenigingen meer vervol maakt en in ieder geval meerdere stabiliteit in haar bedrijf aange bracht. i Toch is het wel duidelijk, dat men er daarmede nief is. Dit is in deze tijden van malaise wel gebleken. Men wil wel eene coöperatie, maar. eischt veelal direct voordeel, steeds voordeel en nooit nadeel. Men plant een coöperatieboom en begint er direct aan te schudden, om er vruch ten van te trekken. Nadeel d.w.z. „verlies" moet de coöperatie niet, ook maar één enkel jaar opleveren, of velen keeren haar den rug toe. Sluit een jaar met een nadeelig saldo, dan zet men niet allen de schouders er onder, maar trachten sommigen zich van alle schuld te ontdoen ten koste van hen, die de zaak willen voortzetten. Men past dan alle mogelijke mid delen toe, niet alleen uittreding, maar als ook dit in overeenstem ming is met de statuten verleg ging van domicilie enz. De goede coöperators zijn dan, om zelf niet alle schuld alleen te dragen en de uittredenden schuldenloos te laten gaan, haast wel verplicht, de

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1923 | | pagina 2