s;
Uit onze Boerenleenbanken
DE RAIFFEISÈN-BODE.
30 April
31 Mei
29 Juni
Berlijn
0.0080
°.°37'/«
0.0016
Londen
n.857/5
I I.8O
n.70
Parijs
17 35
16 80 ys
15 55
Brussel
1492 y2
14.507,
132772
De effectenmarkt was voor aan-
deelen zonder belangstelling. Voor
obligatie's bestond echter meer
animo.
Enkele groote leeningen werden
uitgegeven. O.a. voor Ned-Indië eene
5 leening groot f 65 millioen tot
de koers van 90 °/o. Verder groote
leeningen voor Amsterdam en Rot
terdam, welke emissie's een succes
bleken.
De Staat deed verder nog een be
roep op de geldmarkt door het
plaatsen van schatkistbilletten en
promessen tot een gezamenlijk be
drag van f 65 millioen. Bij de schat
kistbilletten werden ook 6-jarige
4V2 0/0 billetten aangeboden. Hierop
werd slechts voor f 850.000.inge
schreven.
De Staatsfondsen noteerden:
30 APRIL j 31 MEI
29 JUNI
6
5
5
4V2
0/0 Nederland 1922 A
Nederland 1918
0/0 Nederland 1919
0/0 Nederland 1916
41/2 0/0 Nederland 1917
4 0/0 Nederland 1916
6 0/0 Ned. Indië 1919
ioi9/16
92'U
95 7/b
9'Vs
867/k,
S45/,6
995/i6
ioi'/j
95
969/1G
92 7/l6
9 V*
101 V4
IOt'%6
94'/s
96 'U
92'U
88 »/4
86'/,
997/s
JAARSTAAT SPAARGELDEN.
Vele kassiers van grootere Banken
zullen het met me eens zijn, dat het
maken van den staat van Spaargel
den op het einde van het boekjaar
een werk is, waar men tegen opziet.
Ondanks alle oplettendheid willen
de totalen den eersten keer niet ge
makkelijk kloppen en kan het zoe
ken naar de oorzaak daarvan een
ware marteling zijn.
De ondervinding heeft nu geleerd,
dat de grootste schuld van deze
misère hieraan is te wijten, dat de
tweede kolom de ingelegde spaar
gelden met de bijgeschreven rente
combineert en dientengevolge het
totaal der laatste kolom, intrest bij
geschreven bij het kapitaal, op elk
blad niet kan worden gecontroleerd.
Om dit bezwaar te ondervangen,
ben ik van het voorgeschrevene op
den staat afgeweken.
Volgens gewoonte had ik in den
loop van het jaar de eerste kolom
ingevuld. Op het eind 1922, vóór
de afsluiting, vulde ik in, in de
tweede kolom, de ontvangen spaar
gelden, zonder de bijgeschreven
rente, en in de vijfde kolom de terug
betaalde bedragen, zoodat ik mij nu
spoedig vergewissen kon, dat ook
deze eindcijefrs in orde waren.
Dan begin ik af te sluiten, om
vervolgens de bijgeschreven rente en
het saldo op 31 December op den
staat over te nemen.
Het optellen van deze kolommen
was nu een lust, een fout op een
blad werd onmiddellijk ontdekt, want
de controle strekte zich nu op elk
blad over de heele linie uit, en
met volle gerustheid kon ik de totalen
van de eene bladzijde naar de vol
gende overbrengen.
Nu kan men wel zeggen, dat, als
men door de gewone manier te vol
gen, telkens de proef met de ver
schillende kolommen maakt de
laatste kolom gaat niet en deze
overal uitkomt, men ook de ge-
wenschte eindcijfers krijgt. Dat lijkt
zoo en toch kan het gebeuren, dat
de staat ook dan nog niet in over
eenstemming met het dagboek is.
Die overeenstemming zal uitblij
ven, als in de kolom van de ont
vangen spaargelden in het dagboek
een verkeerde post is ingeslopen en
evenzoo als een inlage uit het dag
boek foutief in het grootboek is
overgebracht.
Maar, wordt zulk een mogelijkheid
wel voetstoots ondersteld? Is men
niet geneigd de fout in de eerste
i plaats te zoeken in de laatste kolom
op den staat, waar de intrest, bijge-
j schreven bij het kapitaal, wordt op-
j geteld en op welke kolom heelemaal
1 geen contröle kan worden uitge-
j oefend? Zal deze kolom eerst nog
1 niet eens met de meeste zorg worden
overgeteld, en zullen, bij dezelfde uit-
j komst deze bedragen nog niet eens
met het grootboek worden verge-
leken? En zoo dit onderzoek weer
niet het gewenschte resultaat oplevert,
is het gesukkel met de overbelaste
tw*eede kolom dan wel te overzien?
Ik heb ondervonden, dat het aan
beveling verdient in de tweede kolom
alleen te plaatsen cle ingelegde spaar
gelden, zonder bijgeschreven rente.
Met dank voor de opname,
Hoogachtend,
A. K. J. v. d. ENDÈ"
Lamswaarde, Juni 1923.
Geachte Redactie,
Voor ons blad („De Veldpost")
schreven we een verslag van de
Algem. Verg. der Raiffeisenbank op
12 Juni, waarvan de toon natuurlijk
niet anders dan waardeerend kan
zijn. Het laatste gedeelte van dat
Verslag rneenen we U te moeten
toezenden met beleefd verzoek, om
dat in het e.v. nummer der Raiffei-
sen-Bode te willen opnemen. Voor
de plaatsing zeggen we U bij voor
baat vriendelijk dank.
Wij willen aan bovenstaande (dat
is dan het eerste gedeelte van het
Verslag BI.) nog een en ander toe
voegen. 12 Juni mocht een dag van
vreugde zijn. Wat een zegen heeft de
Centrale, hebben al de bij haar aan
gesloten locale banken tezamen, aan
den landbouwstand gebracht. Moreel
en materiëel!
Het landbouwcrediet, door deleen-
banken aan de boeren verleend, heeft
hen, vooral in de arme zandstreken,
onafhankelijk gemaakt van koopman
en mulder, van winkelier en particu
lier, tot welken laatste, als geldschie
ter, men vroeger zijn toevlucht moest
nemen, indien betaald moest wor
den en het geld daarvoor ontbrak.
Hoe vrij beweegt zich nu de boe
renstand, fier en onafhankelijk; met
zijn eigen geld al moge het dan
zijn geleend van de Bank gaat
men, waar men het best terecht kan;
niemand behoeft naar de oogen te
worden gezien, voor niemand behoeft
men te kruipen. In dit opzicht ook is
de boer meer mensch geworden.
En wat hij materiëel aan de boe
renleenbank heeft te danken, is niet
onder cijfers te brengen. Hoeveel
duizenden zijn door de leenbank uit
den nood geholpen; hoe talloos velen
zijn door die hulp uit de handen
van woekeraars gebleven; hoe is al
gemeen de welstand der boeren, de
welvaart op het platteland, verhoogd
door het crediet, verleend door de
boerenleenbank! Ook de Nederland-
sche boerenstand heeft aan de stich
ting van Vader Raiffeisen (die in
1849 als burgemeester van de Duit-
sche gemeente Flammersfeld de