OFFICIÉÉL ORGAAN VAN DE COÖPERATIEVE CENTRALE RAJFFEISEN-BANK TE UTRECHT. No. 10 April 1923 Aohtaio Jurga^ De Raïffeïsen-Bode Verschijnt den eersten ran iedere maand Abonnement f 0.50 per jaar Losse nummers 10 Cent. franco per post. Redactie en Administratie DRIFT 13, UTRECHT. Teleph. Interc. No. 1705. INHOUD: a. Redactioneel ge deelte. Het optreden der Coöperatieve Ondernemingen der Spaarbanken. 2. Voorschot aan tuin ders in Noord-Holland. 3. Maand overzicht. b. Uit onze Boeren leenbanken. 1. Ingezonden door Broek in Waterland. 2. Ingezonden door Kwadijk. 3. Ingezonden door Raalte. 4. Verslag Watersnood Comité. c. Advertentiën. REDACTIONEEL GEDEELTE- HET OPTREDEN DER COÖPE RATIEVE ONDERNEMINGEN ALS SPAARBANKEN. Het komt dikwijls voor, dat Coöperatieve Ondernemingen (land- bouwvereenigingen of fabrieken) optreden als spaarbank van hunne leden of leveranciers. Oogenschijn- lijk biedt dit gnoote voordeelen. Immers het grootste deel vart derge lijke ondernemingen beschikt over weinig middelen en zal zich genood zaakt zien. een beroep te doen op een bankinstelling om haar te finan cieren. Dit brengt kosten met zich mede, welke men gedeeltelijk wil besparen door zich goedkooper middelen te verschaffen en dit is mogelijk door bij de onderneming de gelegenheid tot het deponeeren van spaargelden oDen te stellen. Voor de inleggers is dit wel aan lokkelijk: immers de coöp. onder neming zal een hooger rente kunnen vergoeden aan inleggers dan de meeste bankinstellingen en zelf zich' goedkooper geld kunnen verschaf fen, dan door tusschenkomst eener bankinstelling. Oogenschijnlijk dus lijkt dit plan zeer verstandig, doch is het in werkelijkheid wel goed te verdedigen Feitelijk niet. naar wij meenen. Immers de onderneming verschaft zich middelen, die steeds met zeer korten termijn opzegbaar zijn zullen. Zif zal er op moeten rekenen de inlagen steeds met korten termijn te moeten kunnen teruggeven en zal dit altijd mogelijk zijn? Lang niet altijd! Men behoeft slechts te be denken, dat groote voorraden kun nen zijn aangelegd om op een be paald moment te profiteeren van gunstige prijzen, dat men nog wach tende is op de betalingen v,an af geleverde producten en dat door toe vallige omstandigheden plotseling opgekomen wantrouwen der spaar ders (gemotiveerd of ongemotiveerd) deze hunne ingelegde gelden terug vragen. Het zal dan aan de onder neming onmogelijk zijn om direct hare verplichtingen na te komen; zij zal dus op de een of andere wijze naar versterking van middelen moeten omzien, bijv. door verkoop van voorraden (wellicht met groot verlies), of door een crediet bij een bankinstelling. Deze zal een onder zoek instellen, het zal haar blijken, dat crediet wordt aangevraagd, omdat leden-spaarders wantrouwen in de onderneming koesteren: kan men zich voorstellen, dat een bank instelling gaarne aan een dergelijke credietaanvrage zal voldoen? Immers neen! Want al moge het crediet op het moment der aanvrage nog soliéde zijn, zal een 'bank niet gaan twijfelen aan de levensvatbaar heid der coöperatieve onderneming, waarin de leden wantrouwen koes teren, zal de Bank geen moeilijk heden voorzien bij een eventueele gedwongen afwikkeling van het cre diet? De coöperatieve onderneming zal hierdoor wellicht tot liquidatie of faillissement gedwongen worden. Wij vragen ons dan ook af, of het niet veel verstandiger is, voor dergelijke ondernemingen, om de meerdere kosten bij eene Bank te betalen, zich onder geregelde con trole van die bank te stellen, die zóó een volledig overzicht van het bedrijf krijgt, om zoodoende de zekerheid te hebben steeds over vol doende middelen te kunnen be schikken. Berust het bedrijf dan niet op veel rustiger en solieder basis? Is zij dan niet veel minder afhankelijk van de toevallige ge moedsstemming van de spaarders of is zii niet veel zekerder, over de noodige middelen te zullen kunnen I beschikken, dan wanneer de kans wordt geloopen, dat inleggers op een zeer ongelegen tijdstip hunne gelden komen opvragen? Dit voor zoover het deze zaak be treft, gezien van het standpunt der fabriek. Doch is ook voor de inleg gers niet veiliger, hunne gelden niet op deze wijze te beleggen en genoegen te nemen met een iets lagere rente, deze deponeerend bij een boerenleenbank. Zeker door hunne inlagen zullen zij het finan cieren hunner onderneming kunnen vergemakkelijken, doch is het niet denkbaar, dat de directie verleid wordt tot het doen van te groote zaken, daartoe aangespoord door de vele, weliswaar tijdelijke, geldmid delen, waarover zij beschikt en in de overweging, om de ingelegde gelden ook rendabel te moeten maken. Bij het doen van groote zaken zullen de inleggers deelen in het meerdere risico. Gaan de zaken verkeerd, dan zullen de inleggers vaak hunne in lagen kwijt zijn en waarschijnlijk ook nog als lid meerdere verliezen mloeten dragen. Zal dit risico niet verminderen, wanneer de fabriek beschikt had over een beperkt bank'crediet, dat slechts verhoogd kon worden 11a grondig onderzoek van de zijide der Bank? Wij gelooven deze vraag be vestigend te kunnen beantwoorden en komen tot de conclusie, dat het ongewenscht is, dat coöperatieve ondernemingen door als spaarbank od te treden zich het noodige cre diet verschaffen. VOORSCHOT AAN TUINDERS IN NOORD-HOLLAND. In de Algemeene Voorwaarden, waaronder voorschotten kunnen wor den verleend onder garantie van de Provincie, komt su'b 18 eene be paling voor, die blijkens de vele tot de Centrale Bank gerichte vragen, bij zeer vele Boerenleenbanken be zwaren ontmoet. Bedoelde bepaling luidt aldus: „Alle aflossingen, welke de

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1923 | | pagina 1