58
DE RAIFFEISEN-BODE.
Verder vervalt die rechtsvordering]
tot nietigverklaring, als de verbinte
nis na den dag der meerderjarigheid
wordt bekrachtigd, hetzij stilzwijgend
(b.v. door rentebetaling), hetzij uit
drukkelijk.
Minderjarigen kunnen dus feitelijk
wel overeenkomsten treffen, maar
men doet wijs, zich er niet toe te
leenen.
Men geve dus minderjarigen geen
crediet of voorschot en late ze ook
niet als lid toe.
Wil een minderjarige spaargeld
bij de bank plaatsen, dan kan men
dit aannemen. Dat gebeurt alge
meen.
Voor in het spaarboekje staan be
palingen, die de bank te dezen op,
zichte sauveeren.
DE BORGSTELLING.
(Naar aanleiding eener vraag).
De vrager wenscht eenigen uitleg
betreffende het geval, dat een borg
moet betalen, terwijl blijkt, dat hij
al zijn eigendommen op naam van
een zijner kinderen heeft laten
zetten.
PI ij! vraagt of dat zoo maar gaat
en of op die manier ontdoken kan
worden.
We achten dit niet zoo eenvoudig.
Ten eerste ontdoet zich zulk een
borg van al zijn bezit. Hij maakt
zich dus' geheel en al afhankelijk
van anderen.
Nu kan door ieder schuldeischer
de nietigheid worden ingeroepen van
alle door den schuldenaar onver
plicht verrichte handelingen, hoe
ook genaamd, waardoor de schuld-
eischers worden benadeeld, mits be
wezen worde, dat bij het verrichten
der handeling zoowel de schuldenaar
als degene met wien of te wiens
behoeve hij handelde, de wetenschap
bezat, dat daarvan benadeeling van
de schuldeischers het gevolg zou zijn.
Bij schenkingen kan de schuld
eischer volstaan met aan te toonen,
dat de schuldenaar op het oogenblik
der handeling wist, dat hij daar
door zijne schuldeischers benadeelde,
onverschillig of de begiftigde die
wetenschap wel of niet deelde
De wet tracht dus de schuld
eischers zooveel mogelijk te waar
borgen.
Vermoedt men fraude, dan vraagt
men in den regel het faillissement
van zulk een borg aan en is dan de
bedoelde handeling eene schenking,
dan wordt zelfs door de wet een
vermoeden geschapen, dat deze
is gedaan met de wetenschap van
benadeeling der schuldeischers, al
thans als ze binnen tachtig dagen
voor de faillissementsuitspraak met
bloed- of aanverwanten tot in den
derden graad heeft plaats gehad.
Men ziet, de zaak is voor den borg
niet zeer eenvoudig.
Bij een gerechtelijke vervolging
zal zulk een kind, waarover de
vrager handelt, moeten aantoonen,
dat voldaan is en met eene gefin
geerde kwitantie schiet men dan niet
veel op. Waar haalde het kind het
geld vandaan enz., zijn vragen, die
dan wel onderzocht en beantwoord
moeten worden.
Stel echter, dat een borg al zijn
geld in de sloot gooit, dan is het
weg, dan kan men er in rechten
ook niets aan doen.
Maar anders zit de zaak voor den
borg, zooals uit het bovenstaande
blijkt, niet zoo glad.
In elk voorkomend geval zal
moeten geoordeeld worden.
Daarom is het bovenstaande meer
als eene algemeene beschouwing aan
te merken.
GRONDKAPIT AAL.
Wanneer men een Coöperatief
bedrijf vil oprichten, is voor de
aanschaffing van machinerieën, den
bouw der fabriek, enz. kapitaal
noodig, dat als stam- of grond-1
kapitaal moet worden beschouwd.
Hoe kan men zich dat grondkapi-
taal verschaffen?
a. de oprichters nemen aandeelen,
storten hierop een geldsom zoo
groot, dat de aanschaffing der
diverse materialen en de bouw
der fabriek daaruit geheel 1 be
kostigd kunnen worden;
b, onder de oprichters en even-
tuëele verdere belangstellenden
Wordt een obligatie-leening,
jaarlijks voor een gedeelte af
losbaar, tegen een vaste rente
geplaatst;
c. een leening wordt gesloten bij
eene bankinstelling, welke noo
dig stamkapitaal verschaft.
Bij de beide eerste wijzen van
kapitaalverschaffing welke 't meesü
den voorkeur verdienen, blijkt wel
voldoende het vertrouwen door op
richters in de onderneming gesteld.
Doch meestal ziet men in de
practijk den sub 3 aangegeven weg
gevolgd. Men richt allerlei onder
nemingen op, steekt er zoo weinig
mogelijk kapitaal in, en tracht een
bankinstelling te vinden, die het
verdere oprichtings-kapitaal moet
verschaffen. Het bedrijf der meeste
banken is niet op het verleenen
van dergelijke credieten ingericht;
immers zij hebben slechts gelden te
harer beschikking, welke met een
korten opzeggingstermijn aan haar
zijn toevertrouwd (met uitzondering
der hypotheekbanken, welke echter
geen hypotheken plegen te geven
op fabrieken), zoodat gewoonlijk
slechts leeningen zullen worden aan
gegaan, waarbij een zeer korte op
zeggingstermijn is bedongen van de
zijde der bankinstelling. Deze toch
zal te allen tijde rekening moetten
houden met de omstandigheid, dat
groote opvragingen der haar toe
vertrouwde gelden kunnen worden
gedaan, waaraan zij te allen tijde zal
moeten kunnen voldoen, wil zij het
in haar gestelde vertrouwen niet be-
beschamen. Bovendien zal zulk een
bankinstelling met hypotheek alleen
te haren behoeve gewoonlijk niet te
vreden zijn, en allerlei conditiën
moeten stellen om volkomen zeker
te zijn, dat de door haar geleende
gelden volkomen zeker zijn belegd.
Te eerder zal nog de bankinstelling
hiertoe overgaan, omdat door de ge
ringe storting der oprichters bij haar
het vermoeden zal gewekt worden,
dat deze zelf niet te veel vertrouwen
in de door hen gecreëerde onder
neming hebben. De fabriek zal dus
steeds gevaar loopen, dat haar plot
seling het crediet door de bankin
stelling wordt opgezegd, en wat dan?
De deelnemers in de onderneming
zullen verplicht worden waarschijn
lijk op een voor hen zeer ongunstig
oogenblik het noodige geld te four-