DE RAIFFEISEN - BODE.
47
den genomen, ook al omdat zulks
tot de interne aangelegenheden van
elke bank behoort.
Toch ging menig aanwezige, op
deze druk bezochte .vergadering, met
de geuite klacht" mede en zijn ver
schillende wenken onder elkander
gegeven.
Aan dit hier. voorgaande moest ik
denken, toen ik in het laatste No.
der Raiffeisen-Bode het ingezonden
stuk met bijlage van den Heer
Papenhuizen," kassier te Raalte, on
der de oogen kreeg.
Al reeds dadelijk kreeg ik den in
druk hier te doen te hebben met
een groote wils- en werkkracht, die
geen moeite te groot acht om nader
tot het gewenschte doel te komen.
Het kan m.i. niet anders, of zulks
dwingt respect af.
Uit de omschrijving en de bijlage
van het stuk kan men zien, welke
offers de heer P. zich heeft ge
troost en... ondank is werelds loon,
hij moet zeggen: het resultaat is
niet groot.
Waar de heer P. zijn bijlage be
spreekt een staat van opgaven van
2a kassiers i. z. hun werk en be
looning zegt hij o.a. dat dit punt
zeer moeilijk te regelen is en er
zeer groote verschillen be
staan in de waardeer in g, die
uit de belooning spreek t.
De onderstreepte uitdrukking is
mij niet geheel duidelijk en ik vraag
mij ook af is zij wel juist? Had de
heer P. niet evengoed kunnen con-
cludeeren: hieruit blijkt dat de eene
kassier eerder tevreden is dan de
andere
Laat ik, voor ik verder ga, even
voorop mogen stellen, dat ik een voor
stander ben, dat H.H. kassiers goed
worden bezoldigd en liefst zóó, dat
de regeling daarvan geschiedt in
overleg tusschen het Bestuur en Raad
van Toezicht m e t den kassier tot
aller tevredenheid, doch vooral tot
tevredenheid van den laatste.
De A.V. zou ik t.d.z. alleen goed
genoeg achten om de overeenkomst
vast te stellen, meer niet, op grond,
de A. V. onmogelijk het merk kan
beoordeelen.
Laatstgenoemde souvereine macht
zal vaak blijken te zijn, indien er
macht van uitgaat, o f te krenterig
o f te royaal, 't Hangt er van af van
waar de wind waait.
Hoewel m.i. ten aanzien van de sa-
larieering in het algemeen men nog
wel een tijdje zal zoeken naar den
steen der wijzen, zou ik toch be
treffende het tractement der kassiers
van boerenleenbanken, aan hen die
daar zeggingschap over hebben, de
volgende drie factoren tot grondslag
willen aanbevelen.
1de werkzaamheden, (hoofdza
kelijk daarvoor te raadplegen
dagboekposten en omzet)
2. de verantwoordelijkheid, (de
groote aansprakelijkheid voor
de gelden).
3. de toewijding. Welke der
drie is de meeste?
Doch nu ga ik een andere richting uit
en vind daartoe aanleiding in het beeld
van: de wielen van de wagen; m.i.
een prachtig beeld; 't komt dan ook
van een onzer eerste mannen.Juist
echter niet om de assen van den wagen
te smeren, opdat de wielen niet zullén
piepen, doch hierom vind ik het een
prachtig beeld, omdat de wagen met
glad loopende wielen alleen nog niet
steeds goed loopt of rijdt; er dient
nog iets bij daarvoor.
De wagen, wil hij goed rijden -
al zijn de wielen nog zoo glad
moet bestuurd worden. Om nu daar
te komen waar ik heen wil, (dit is de
boerenleenbank) herdenk ik ook een
toespraak van een onzer groote man
nen der Centrale Bank en wel de
vroegere voorzitter van het Bestuur,
Jhr. Bosch van Oud Amelisweerd.
Het was bij gelegenheid toen, naar
ik meen het Bestuur v. d. C. B.
voor 't eerst een belooning was
toegedacht door de R. v. T. der C. B.
en de A. V. dit moest beslissen. Op
bedoelde A. V. werd het Bestuur
gevraagd: wat zij voor die belooning
dan wel leverden.
Het antwoord van genoemden heer
kwam in 't kort hierop neer, dat hij
veel en vele werkzaamheden kon noe
men, welke door de A. V. begrepen of
niet begrepen konden worden, doch
één ding meende hij te moeten zeg
gen en dit was: „Het Bestuur der
Centrale Bank is voor dit steeds
grooter wordende lichaam belast met
de leiding."
„De leiding, wanneer ze aan
goede bekwame handen is toever
trouwd, is veilig te achten, doch
kan een ramp worden, zoo ze aan
minder vaste en minder bekwame
personen is opgedragen."
Dit ware, kernachtige gezegde is
van toepassing op onze mooie, groote
organisatie „de Centrale Bank," doch
geldt, als is 't in mindere mate, even
zoo vieor onze locale, onze boe
renleenbanken. 't Een, zoowel als 't
andere, hebben wij ondervonden.
Wij denken daarbij aan den uitste
kenden toestand van de C.B. en hon
derden aangesloten boerenleenban-
ken, doch ook aan de reden, waar
om temeer de in den aanhef van
dit stukje genoemde 7 voorschriften
ons zijn opgelegd.
Inderdaad, is de controle en alle
zaken, welke bij een boerenleenbank
van groote omvang onder het begrip
„leiding" zijn de brengen, niet ge
ring."
Ondergeteekende kan uit een 15-
jarige praktijk hiervan getuigen,
't Zou mij niet veel moeite kosten
om aan te toonen, het werk, de zorg,
die een bestuur vooral daarvan de
directeur van een boerenleenbank
heeft, even belangrijk is te achten,
als het werk van den kassier. Doch
ik geef toe, de aard der werkzaam
heden is verschillend.
Men kan echter gerust aannemen,
dat een bestuur van een boerenleen
bank, dat zich voor de zaak geeft,
dus zeer serieus zijn taak opneemt,
meer te doen heeft dan enkel te
denken aan smeersel voor de piepen
de wielen van den wagen.
Het voorgaande schrijf ik niet om
den heer P. onaangenaam te zijn,
evenmin om te bluffen: de besturen
van boerenleenbanken worden niet
bezoldigd. Nog minder om te ont
lokken, dat de heer P. of een ander
zou aanraden: laat de boerenleen
banken de statuten wijzigen zóó,
dat ook de bestuursleden bezoldigd
worden.
Neen, want dan zou ik vreezen,
ging het de goede kant niet op; het
begin van bezoldiging van bestuurs
leden van boerenleenbanken zou de
eerste stap zijn op den weg der on
tevredenheid en kon het gebeuren
dat er spoedig een eigenaardige wed
strijd ontstond. De kans werd
dan geboren, dat men eerst om per
soonlijke vóór de belangen van bank
en leden ging denken en het kon
eindigen met denzelfden toestand als
bij de speculatieve instellingen, n.1.
in 't kort: „Sijmen! betaal"!
Mijne bedoeling is echter, laat ons
samenwerken, èn kassier, èn bestuur,
en Centrale en locale met tot tus-
schenschakel de ringen van boeren
leenbanken.
De opzet van alles is toch: de best
mogelijke credietvoorziening van den
landbouw. En in dezen, voor den
landbouw zoo zwaren strijd is het
van zoo groote beteekems, dat de
boerenleenbanken, met hare Centrale
aan het hoofd, aan dit deel zooveel
ten goede bijdragen.
r>oor aller samenwerking kan van
onze -groote, prachtige organisatie
nog veel en veel meer kracht dan nu
uitgaan. In een van haar laatste
circulaires geeft de C. B. (Hypo
theek-commissie) alreeds aanwijzing.
Als alle betrokkenen daartoe samen
werken, zullen zeker onze waardige