I I
DE ZEKERHEID(?) VAN DE
ZEKERHEIDSSTELLINGEN
VOOR ONZE VOORSCHOTTEN
In de „Mededeelingen betref
fende de locale Banken", die de Cen
trale Bank sedert 1913 samenstelt,
bezitten we waardevolle gegevens
voor de geschiedenis van de Raif-
feisenbeweging in ons land, voor zoo
ver deze zich n.1. concentreert in de
Centrale te Utrecht. Waardevol,
maar niet volledig. Want de verge-
'iikende overzichten op de laatste
bladzijde dier Mededeelingen" van
gen e°rst aan met 1907, het 9? boek
jaar der Centrale. Voor de vooraf
gaande jaren tasten we dus te dezen
opzichte in het duister.
Dit neemt niet weg, dat uit de
bestaande overzichten veel belang
rijks valt te leeren. Als we onze aan
dacht vestigen op de afdeeling
spaargelden", en in het bijzonder
op de rubriek bijgestorte bedragen",
zien we, dat deze zich langs een
voortdurend stijgende lijn bewegen.
En wel, van ruim 23 millioen in 1907
tot ruim 95 millioen in 1919.
Uit deze cijfers blijkt duidelijk, hoe
het publiek gaandeweg zijn ver
trouwen aan onze Coöperatieve Boe
renleenbanken is gaan schenken. Het
beseft meer en meer, dat daar zijn
geld veilig is. Die veiligheid wordt
geboren uit de samenwerking van
verschillende factoren, ons allen wel
bekend. en die dus hier geen na
dere aanduiding behoeven.
Een van deze factoren vormen de
zekerheidsstellingen, bij elk crediet
gevorderd, mits ze met de noodige
zorg worden gewikt en gewogen.
Maar of ze zelfs dan wel altijd de
beoogde zekerheid zullen verschaf
fen, is m. 1. aan gerechte twijfel on
derhevig. In weerwil toch van de
uiterste voorzorg kan het gebeuren,
dat Bestuur en Raad van Toezicht
te gunstig oordeelen over iemands
draagkracht naar de hun ten dien
ste staande gegevens, doordat buiten
hun weten haar grens bedenkelijk
dicht genaderd, of wel, reeds over
schreden is.
Een voorbeeld. De heer A. te
B. staat naar het algemeen oordeel
financieel zeer sterk. Deze meening
deelt ook de Bank ter plaatse, wel
ker Bestuur en Raad van Toezicht
DE RAIFFEISEN-BODE.
hem ruim in staat achten, tot een
totaal van, laten we zeggen, 60 mille
aan borgstellingen op zich te nemen.
Daarom hebben ze er ook niet het
minste bezwaar tegen, dat hij bij hun
Bank voor een gezamenlijk bedrag
van 30 mille als borg staat inge
schreven. Dat hij deze zekerheidsstel
lingen niet alleen draagt, maar met
nog andere personen te zarnen, kun
nen we gereedelijk buiten be
schouwing laten, gezien de onder-
teekende verklaring op onze schuld
bekentenissen, waarbij ieder zich aan
sprakelijk stelt voor het geheele be
drag, daarop vermeld.
30 mille tegenover 60 mille! Over
waarde genoeg, zou men zeggen.
Zooals de cijfers daar staan, ja. Maar
de werkelijkheid kon wel eens wat
anders zeggen. Wanneer nu diezelfde
heer A. bij de Bank. te C. voor
7 mille borg staat, bij die te D. voor
8 mille, bij die te E. voor 6 mille,
en bij die te F. voor 8 mille.... waar
blijft dan die groote overwaarde?
Nu zegge men niet, dat hier de
zaak overdreven is voorgesteld. Ieder
zal in zijn omgeving wel personen
kennen, die zich gemakkelijk voor
een borgstelling laten vinden, hetzij
uit goedhartigheid, hetzij uit onvol
doend nadenken over de verplichtin
gen, die zij daardoor op zich nemen.
Ze zijn er zich niet altijd van bewust,
dat ze voor het geheele bedrag aan
sprakelijkheid aanvaarden.
Had men aan de Bank te F. gewe
ten, tot welk bedrag de heer A. reeds
belast was, ongetwijfeld zou een voor
zichtig beheer beschroomd ge
maakt hebben, hem als borg voor
8 mille "aan te nemen. Maar hoe kon
men dit daar weten! Zelfs de Bank
te B. had ten deze geen inlichtingen
kunnen geven, omdat ook zij niét
wist, hoever de heer A. zich door
verplichtingen bij andere Banken be
last had. Voor haar bestond er nog
altijd een overwaarde van 30 mille',
en dus zou ze bij eventueele na
vraag niet anders kunnen doen, dan
een gunstig advies uitbrengen, zoo
lang de grens van deze overwaarde
niet al te dicht genaderd was. Tot
groot risico van andere Banken, zoo
als we zagen.
Zie, M. d. R., hier is een m. i.
zwakke plaats van onze zekerheids-
149
stellingen blootgelegd, die we maar
niet schouderophalend mogen voor
bijgaan, doch die ons aller aandacht
ten volle verdient.
Vanzelf dringt zich nu de vraag op,
hoe die zwakke, plaats te versterken.
De groote handelsbanken doen ons
m. i. liet middel hiertoe aan de hand.
Zij toch hebben de goede gewoonte,
elkander in te lichten omtrent du
bieuze debiteuren. Welnu, laten wij
dit goede voorbeeld volgen. Het gaat
nu hier bij ons wel niet om b é-
s taande, maar toch zeer zeker om
mogelijk toekomstige du
bieuze debiteuren. Verder is het nog
niet zoo lang geleden, dat die instel
lingen elkander op de hoogte hiel
den van de borgstellingen, door haar
aangenomen of afgewezen. Thans
doen ze dit niet meer. Niet, omdat
de maatregel niet goecl werkte. In
tegendeel. De opheffing heeft een
andere reden.
Dien verlaten weg moeten we m. i.
op. Onderlinge samenwerking onzer
Boerenleenbanken, steunend op we
derzijds vertrouwen, is naar mijn be
scheiden meening het eenige, en i n
de meeste gevallen tegelijk af
doende, middel tot het aanbrengen
der noodige versterking.
Ik denk mij die samenwerking op
de volgende wijze. Iedere Bank, aan
wie de heer A. (om ons bij dit geval
te blijven bepalen) als borg wordt
voorgedragen, wende zich tot die te
B. met de vraag, of hij naar haar
beste weten als borg kan worden aan
genomen voor de som, waarvoor hij
zich verantwoordelijk wil stellen, ook
zelfs, al zijn meerdere leden van
haar Bestuur of Raad van Toezicht
volkomen in staat, over zijn crediet-
waardigheid te oordeelen, en late
haar na de beslissing weten, tot welk
bedrag zij hem als borg heeft aan
vaard. Zelfs al wordt iemand uit B.
als borg aangenomen, zonder daar
vooraf inlichtingen omtrent hem in
te winnen, omdat dit onnoodig wordt
geoordeeld, dan nog melde men de
Bank aldaar den naam van dien borg
en het bedrag der borgstelling. Wan
neer zoo wordt gehandeld in elk ge
val, waarin iemand uit B. als borg
wordt opgegeven of aangenomen, kan
de Bank aldaar een soort kadaster
als het ware aanleggen van de borg-