UIT DE PERS. 142 DE RAIFFEISENBODE. gedachten komt men immers tot het ware. En dat er nog genoeg te schrij ven en te wrijven en te verbeteren valt, daarvan spreekt het laatste num mer reeds voldoende. Dezelfde heer H. heeft het over het vraagstuk van den rentestand bij de Boerenleenbanken. Reeds meer deren hadden het daarover. Maar is dat vraagstuk nu werkelijk zoo moeilijk als men uit al dat ge schrijf zou opmaken? Een geval als door den heer Papenhuizèn in Uw vorig nummer genoemd, zal wel tot de uitzonderingen blijven behooren. In den regel zal de ondervinding van zelf leeren, hoe de rentestand van elke Boerenleenbank moet worden geregeld. In de eerste plaats moet worden gezorgd voor practische ex ploitatie en dan kan met den grooten steun van onze Centrale te Utrecht, onze Boerenleenbank zeker met an dere Bankinstellingen concurreeren. Wanneer we een paar jaar ervaring hebben opgedaan, dan kunnen we vrij nauwkeurig nagaan, hoe groot de marge behoort te zijn tusschen de in lagen en de voorschotten, om met die marge de noodzakelijke onkosten te bestrijden. Winst behoeft er niet ge maakt, alleen worde gerekend op de vorming van een reservekapitaaltje. Blijkt aan het eind van een boekjaar, dat er te veel wordt ingelegd in ver houding tot de ingekomen vraag naar voorschotten, dan wordt de rente voor inlagen zoowel als voor voorschotten iets verlaagd. Is het tegenoverge stelde bet geval, welnu, dan wordt de rente voor beide verhoogd. Bij een goed beheer kunnen we toch al tijd concurreeren, mocht de rente voor voorschotten, aldus geregeld, op een gegeven oogenblik eens niet lager zijn, dan is de rente voor in lagen ongetwijfeld h o o g e r dan bij andere Bankinstellingen. En waar de Boerenleenbanken toch bijna alle op boerendorpen ge vestigd zijn, laten we toch niet trachten precies uit te pluizen of het wel een boer of een boertje, een ar beider, die wil tragjiten een boertje te worden, of wel een bakker of eèn kruidenier of een lapjeskoopman is, die van onze Boerenleenbank pro- fiteeren wil. Ten slotte is het toch de omgeving, de boerenomge- v i n g, welke door de instelling wordt gebaat en daar gaat het immers om. En zoo kom ik van zelf terecht midden in het artikeltje van den „Kassier op een Veluwsch dorp". Het doodgewone boertje, zooals hij zich noemt. Ik zou willen zeggen: broeder, geef me de hand we zijn immers allemaal haast broertjes mannetjes van het platteland en laat ons samen eens praten. Het gaat er bij U in dat Veluwsche dorp blijk baar niet erg broederlijk toe. Ik ge loof echter, dat het niet zoo erg is als het U toeschijnt. U is vermoede lijk wat al te bang voor het spook. Probeert U het eens om Uw blik wat te verruimen en Uw zaak wat uit te breiden. Laat ook anderen dan uit sluitend die U boeren noemt, bij U leenen of deponeeren. Ten slotte moet er toch ook bij Uwe Boeren leenbank wat nering zijn, om flink het hoofd er boven te kunnen hou den. Hoe meer bedrijvigheid, hoe voordeeliger ge kunt werken, ook in het belang van Uwe leden-boeren. Laat Uwe zustervereeniging, de Coöp. Aankoopvereeniging of welke andere coöp. vereeniging ook welke eveneens door de Coöp. Boe renleenbank wordt geholpen aan goedkoop bedrijfskapitaal overi gens zelf zorgen tegen den midden stand te kunnen concurreeren. Kan ze dat niet, zonder dat ze een voor sprong heeft door het alleen-recht op den steun van de Boerenleenbank, dan heeft ze m. i. geen recht van be staan en is ze ook tot niets nut. Ten slotte nog een enkel woord naar aanleiding van het artikeltje van den heer Papenhuizen, waar deze de wenschelijkheid bespreekt van een voudiger wijze van credietverstrek- king. Er bestaat <?p sommige plaatsen werkelijk een systeem om de klei nere luiden, voor wie het niet mo gelijk is om voldoend onderpand te verstrekken of soliede borgen te vin den, crediet te verschaffen. Dit ge schiedt dan echter niet vanwege de Boerenleenbanken: want die zouden daardoor te veel risico gaan lijden. Dat crediet wordt n.1 .verstrekt door de veilingsvereeniging ook eene coöperatie welke den credietne- mer daartegenover verplicht al zijne producten bij die veilingsvereeniging te veilen. Het crediet wordt dan pro- centsgewijze van de opbrengst der geveilde producten afgehouden, zoo- dat het in den loop van een seizoen weder geheel is afgelost. De Veilings vereeniging heeft dan steeds het heft in handen. Zoo noodig kan de Boe renleenbank ook hier nuttig werk doen door zulk eene veilingsvereeni ging, welke als zoodanig wèl de noo- dige zekerheid verschaffen kan, bij die credietverstrekking behulpzaam te zijn. Dit systeem kan echter slechts daar worden toegepast, Waar eene Coöp. Veilingsvereeniging gevestigd is. Geachte Redactie, in de hoop, dat ik al is het maar heel klein een lichtpuntje heb kunnen brengen in de duisternis, waarin de verschil lende inzenders in Uw vorig num mer ronddoolden, zeg ik U vriende lijk dank voor de verleende plaats ruimte. Een Kassier in Noord-Hol lands Zuiderkwartier. 9 4T ZILVERBONS, DIE NIET MEER GANGBAAR ZIJN. De aandacht van H-H. Kassiers onzer Boerenleenbanken wordt er op gevestigd, dat einde dezer maand December de gelegenheid tot inwis seling van de navolgende zilverbons is vervallen: a. de bij Kon. Besluit van 20 Maart 1915 (no. 158) en 31 Maart 1915 (no. 174) ingetrokken zil verbons van f 1 en f2.50 (beide oude vorm) en van f 5; b. de bij Kon. Be sluit van 15 Februari 1919 (no. 42) en 15 April 1921 (no. 674) ingetrok ken zilverbons van f2.50 en fl. aangeduid als zilverbons van de eer ste soort. Naar men ons mededeelt ligt het in de bedoeling van den minister de gelegenheid tot inwisseling niet we der open te stellen. Van 1 Januari 1922 zullen dus nog slechts gangbaar zijn de zilverbons van f2.50 van het laatste model met het medaillon aan de voorzijde links, inhoudende „2.50" en de zilverbons a f 1.van het laatste model met de beeltenis van de koningin aan de voorzijde, terwijl dan alle oude zil verbons zullen zijn vervallen. RED.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1922 | | pagina 6