!i'i I DE RAIFFEISE'NBODE. 139 kleine ongedekte credieten, die ver leend werden. Er is nog eene eigenaardige om- 1 standigheid, die meewerkt dat het risico zoo "beperkt mogelijk moet blijven. De boerenleenbanken zijn meestal gevestigd in kleine of minder kleine dorpen waar men om zoo te zeggen niet alleen elke persoon, maar ook elke hond of kip kent of althans be hoort te kennen. De gelden vloeien de boerenleen banken toe, omdat als regel, de Be stuurders, de leden van den Raad van Toezicht en ook de kassier de personen zijn, die in die plaats het volle vertrouwen genieten en juist omdat men dat volle vertrouwen heeft in de genoemde functionarissen, meent men ook met eene soliede in stelling te doen te hebben, daar an ders die personen hun goede naam en faam niet beschikbaar zouden stellen; dit is terecht goed gezien van de inleggers, maar daaruit vloeit ook voort, dat bij een eventueele schade, die de inleggers zouden lijden, de functionarissen voornoemd scheef zullen worden aangezien. I11 theorie is dat pnjuist, maar practisch zal het gebeuren. Het doet me genoegen, dat hét Bestuur der C.B. dezelfde ideeën is toegedaan als in deze opmerkingen zijn ontwikkeld; dé organisatie lijkt me sterk en gezond en met ons Be stuur en Raad van Toezicht aan het hoofd, zal ook in de moeilijke tijden, die we kunnen krijgen, de Bank een der hoeksteenen blijken en kunnen blijven van het Nederlandsch land- bouwcrediet. In overweging wilde ik nog gaarne geven om evenals in de verslagen der Hyp.banken, en soliede Levens verzekering-maatschappijen, in het verslag der C.B. op te nemen, welke hypotheken uitstaan, met korte ver melding van plaats, bedrag en ge schatte -waarde van het onderpand, teneinde het overzicht vollediger te maken. Coöperatie is prachtig, maareischt veel vertrouwen; dat dit vertrouwen aanwezig is, is duidelijk gebleken, niet het minst in de vergadering der ringen van 11 November, welke ver gadering m. i. reeds duidelijk heeft doen zien, welke groote stap in de goede richting is gedaan door de ver gaderingen van de artt. 14 en 15 in het leven te roepen. Met voorzichtig beleid en vooral overbodig risico vermijdende, zal de Bank de moeilijkste tijden kunnen trotseeren. Deens, 25 Nov. 1921. A. H. AGES. Zoeterwóude, 28 Nov. 1921. Redactie Raiffeisen-Bode. Geachte Redactie, Vergun mij s.v.p. een klein plaatsje in Uwe Raiffeisen-Bode", om ook daarin mijne gedachten, die wellicht door anderen nog kunnen verbeterd worden, uiteen te zetten, omtrent plaatsvervanging van een kassier bij een Coöperatieve Boerenleenbank. De geachte Kassier van Raalte, heeft in het Novembernummer der „Raiffeisen-Bode te kennen gegeven, dat op zijn ingezonden schrijven van Juli 1921 nog maar slechts één kas sier heeft bericht, hoe daar ter plaatse in 'n plaatsvervangend kassier is voorzien, maar veel licht is voor hem, 'en ik mag wel zeggen voor velen, daardoor niet ontstoken, omdat zulke gelukkige omstandigheden, zich maar op weinige plaatsen voordoen. Dezelfde gedachte van den Kassier van Raalte zijn ook bij mij meermalen opgedoken, want ook hier ter plaatse zou het zeker moeilijk zijn om direct een plaatsvervanger, b.v. bij ziekte of andere omstandigheden, te laten fungeeren. Mijn inziens zouden er twee wegen voor open liggen, om er in te voor zien en wel deze: ie. iedere Coöp. Boerenleenbank stelle naast den kassier een plaats vervangend kassier aan, die zich b.v. met Januari van ieder jaar, en nog ''een enkelen keer in 't jaar, eenige dagen dispoiiibel stelt, tegen overeen te komen vergoeding, om den kassier behulpzaam te zijn bij het rentebij- schrijven en andere voorkomende werkzaamheden, in één woord: den kassier door die groote drukte van nieuwjaar te helpen, dat zou voor zoo'n plaatsvervanger, dunkt mij, een leerzame tijd zijn, om zich zoo goed mogelijk in te werken. 2e. tegenwoordig zijn er veel Boe renleenbanken in eene Ring aange sloten, zou het dan misschien ook mogelijk zijn, dat b.v. een kassier uit dien Ring werd aangewezen om, bij een of andere ontstentenis tijdelijke hulp te verleenen, m. i. zou dat voor de betrokken besturen der Boeren leenbanken een groote geruststelling zijn, als zij wisten waar zij zich directi konden vervoegen, indien de kassier zijn opgelegde functie, door omstan digheden, niet of geheel niet meer kon vervullen. Geachte Redactie, nogmaals her haal ik, dat mijn aangegeven weg, misschien niet de beste is, maar toch meen ik dat, als zoo onze gedachten in Uw blad verschijnen, het niet onmo gelijk is, dat door vele uiteenzettin gen dier meeningen, men mogelijk tot een goede oplossing in deze kan geraken, hetgeen naar mijne gedach ten, gelijk die van den geachten kas sier van Raalte, zeer wenschelijk, ja zelfs noodzakelijk is, om den gere- gelden gang van zaken zooais die in den tegenwoordigen tijd vereischt wordt, te laten doorgaan. Met dank voor de plaatsing, Hoogachtend, C. H. DE BOER, kassier. Geachte Redactie, Naar aanleiding van het ingezon den stuk van den heer J. du Burck in „De Raiffeisen-Bode" van Nov. j.1. neem ik de vrijheid over bedoeld onderwerp wat meer mede te deelen. Het deed me waarlijk genoegen, dat de. heer du Burck eens uitvoerig heeft besproken de wenschelijkheid om ook n i e t-landbouwers als lid der Boe renleenbank aan te nemen en dus in dezelfde rechten en plichten als de landbouwer-lid te laten deelen. Is het niet van groot belang voor den boer of landbouwer dat ep op het dorp een behoorlijke smid, timmer man of zakenman aanwezig is. Zij, bedoelde vak- of zakenmenschen, staan toch wel degelijk, al is het in direct, in verband met het boeren of landbouwbedrijf? Stel eens voor, dat een boer met zijn paard naar de stad moest om te laten beslaan en een landbouwer zijn gereedschap in de stad moest laten maken of dater geen winkel op het dorp aanwezig was; waar zou het heen moeten? M. i. vormen al deze menschen, vooral op een dorp, één geheel om dat men op elkaar is aangewezen. En moet men nu bij de B.L.B. zeg gen: ,,Gij zijt geen boer- of land bouwer, dus gij hebt geen toegang tot de B.L.B. Kort kan men hierop antwoorden door te zeggen: „neen, wij moeten gezamenlijk werken in het belang van den landbouw, in het belang van alle inwoners van ons dorp. fTenzij het nemen van maatregelen, hetgeen uit het volgende zal blijken, noodzakelijk blijkt te zijn). Immers op de meeste dorpen is de boer of landbouwer de groote meerderheid, dus hebben zij de lei ding geheel in handen, hetgeen ook behoort, daar het doel der B.L.B. te allen tijde is en blijft om den land bouw. 't zij direct of indirect, te steu nen. Wat is er dus op tegen den n i e t-landbouwer als lid toe te laten, indien de betrokken persoon in alle opzichten gunstig bekend staat? Zelfs acht ik het noodzakelijk voor een dorpsbank als de B.L.B., dergelijke menschen evengoed voort te helpen als den boer of landbouwer.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1922 | | pagina 3