DE RA I F F E I SE N B ODE. '33 Nog zweeft iets om me heen. Maar 't is zoo nevelig. Mijn gezichts kring is zoo klein. Een winkelier, een handelaar, een smid komt, en vraagt een voorschot. We hebben be stuursvergadering. De aanvraag moet behandeld worden. Maar we zijn boeren. Van het bedrijf van den smid kunnen we ons moeielijk een oordeel vormen. Wat moeten we doen? Afwijzen? Maar hij is lid, en heeft daarom rechten. Kan ook wel niks geen gevaar bij zijn. Dus toe staan? Maar als die man er nu eens niet goed voor is? Dus wat te doen? We zijn verdwaald en weten geen weg. Boerenleenbanken geven, dat is bekend, op een gemakkelijke wijze crediet, tegen een matige rente. Dat is aantrekkelijk. Daarvan willen vele middenstanders gaarne gebruik ma ken. De aard van hun "bedrijf brengt mee, dat zij gewoonlijk veel meer geld noodig hebben, dan zij bij de bank kunnen deponeeren. Dus zij onttrekken bet geld aan het boeren bedrijf. Daartegenover: De Boeren leenbank kan van Middenstanders gemakkelijk wat hooger rente bedin gen, omdat deze bij particuliere ban ken ook hooger intrest moeten be talen. Dit is verleidelijk. Een half procent hooger intrest, grooter winst! Maar het geld wordt aan het boe renbedrijf onttrokken. Hindert niet. Wordt broederlijk geleend aan den Middenstand, die straks den boer met zijn eigen vuisten doodslaat, 't Is toch broederlijk! Maar ben ik nu op een dwaal weg? 't Spookt hier geweldig! Welk is nu eigenlijk het rechte spoor? Ik ben in de war! 'k Twijfel aan me zeiven. 'k Twijfel aan ons devies: „Geen geld beleggen buiten het Boerenbedrijf!" Wie kan ons den goeden weg, zoo scherp mogelijk belijnd, voorstellen? Deze vraag zweeft me thans op de lippen, ja, brandt me op het hart. Verlangende naar een afdoend ant woord in dezen, wacht ik, geslingerd tusschen vrees en hoop, aan vertwij feling ten prooi de volgende Raif- feisenbode. KASSIER OP EEN VELUWSCH DORP. Nov. 1921. Heideschap, 10 Nov. 1921. Aan de Redactie der Raiffei- sen-Bode, Utrecht. Naar aanleiding het ingezonden stuk van den kassier van Raalte omtrent plaatsvervanger voor den kassier, kan ik UEd. melden, dat daar bij onze bank te Workum ruim schoots in wordt voorzien door den Voorzitter vdn het Bestuur. Naar mijn inzien behoort dit ook zoo te zijn bij de andere banken. Want wie heeft het meeste recht maar naar mijn inzien ook den plicht om zich hierin te bekwamen, dan de leden van het Bestuur en vooral de V oorzitter? In de hoop UEd. - hiermede van dienst te zijn geweest, teeken ik mij, UEd. dw., M. BRANDSMA, Voorzitter Raad van Toe zicht der Boerenleenbank te Workum. M. M. Verzoeke beleefd plaatsing voor •onderstaande in 't eerstvolgend num mer der Raiffeisenbode. Uw artikel „Over de rentestan daard der boerenleenbanken" in het Novembernummer, geeft mij aanlei ding' het onderstaande mede te dee- len. De bank waarvan ik de eer heb kassier te zijn, beschikt over groote deposito's bij de Centrale. Voor- schotaanvragen komen niet voor, zelfs nu nog niet, nu slechts 5 rente wordt gevraagd. Een der leden kwam voor eenigen tijd informeeren over pl.m. f4000.voorschot. De bankrente wilde hij Piet betalen en hij slaagde er in bij een buurman van hem voor 41/2°/o te leenen. Reeds meerdere malen is het verstrekken van voorschotten daarop afgespron gen. Verhooging der depositorente deed in 1921 veel geld toevloeien, dat anders bij andere instellingen (postkantoor) zou. zijn ondergebracht en nu toch den landbouw, al is het dan niet die te Raalte ten goede komt. De wmst der locale bank bestaat dus voornamelijk uit het rentever- schil tusschen de bepaalde deposito rente aan de leden en die- der bij de Centrale gedeponeerde gelden. Het meest zuinige beheer (lage presentje- gelden, onvoldoende kassierssalari- eering) hebben het mogelijk ge maakt, dat er nog een reservefonds is gevormd. Of dat in 1921 zal ver sterkt worden, valt te betwijfelen, nu de onkosten voor de bank steeds grooter worden. Plaatsing der gelden onder de landbouwers is vrijwel onmogelijk, gezien boven genoemd resultaat en verleening van credieten aan niet- leden of aan leden niet-Iandbouwers, zooals bij naburige banken plaats vindt, waar de kunstmesthandelaar met het geld van 'de landbouwers hunne eigen aankooporganisatie con currentie aandoet, werd 00'k minder wenschelijk geacht. Uitbreiding van den omzet is alleen mogelijk door verhooging der depositorente. Ver laging' der voorschotrente zou in strijd zijn met de algemeene rente standaard en ook weer verlaging der depositorente tengevolge hebben. Over de dekking der voorschotten mag zeer zeker nog wei eens ge schreven worden. De borgstelling wordt maar al te: vaak te gemak kelijk verleend. Onderstaande moge dat doen blijken. Door samenloop van omstandigheden was ik in de gelegenheid de bezittingen te beoor- dee'.en van een landbouwer. Be doelde is tevens vaak borg voor an deren. Zoo heeft hij zijn handtee- kening geleend voor voorschotten van f15000.f 10000.en nog enkele kleinere bedragen, terwijl zijn vast goed kon worden gewaardeerd op pl.m. f15000.--. Of dit nog met hypotheek bezwaard is, kan niet wor den meegedeeld. Zeker evenwel is dat nog voor talrijke andere bedra gen bedoelde persoon borg is. Een andere landbouwer, die zijn hand- teekening moest plaatsen voor één der bovengenoemde bedragen, ver klaarde tevens dat hij en zijn geheele familie dat bedrag niet bij elkander konden brengen. Reeds herhaalde malen is mij ge bleken, dat de verplichte borgstel ling, vooral voor de kleinere land bouwers en landarbeiders, een be zwaar is, bij de leenbank om cre- dteten te vragen. Zij komen dan

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1921 | | pagina 5