I 20
DE RAIFFEISE N-B ODE.
Baflo, 16 Sept. '21.
Centrale Bank,
Utrecht.
M. M.,
U dankzeggende voor uwe zaak
kundige bemoeiing, meld ik -U, dat
onze leenbank door Zijne Exc. den
Minister van I... H. en N.,'bij haar
beroep tegen den aanslag voor het
Handelsregister, is gerangschikt in
de ie klasse, entree f 5.
Het te veel gestorte ad f245.
werd door de commissie bedoeld bij
art. 26 van de wet op de Kamers van
Koophandel, bereids gerestitueerd.
Hoogachtend,
Uw dw. dn.
G. BRUINS,
kassier.
Ook op de bezwaarschriften van
de banken te Leur, Grootschermer,
Dwingelo, Veenendaal, Oldehove, de
Wilp, Wieringerwaard, Eenrum,
Nieuwe-Niedorp en cle Centrale, is
reeds gunstig beschikt.
D'e Commissie in Friesland stelde
ons niet in de gelegenheid de beroep
schriften mondeling toe te lichten.
De meeste dezer banken kregen
daardoor- nul op het request. In
Utrecht en Zeeland kwamen de
banken er behoudens eene enkele
uitzondering met 'f5.af.
De geheelc behandeling van alle
beroepschriften door het Departe
ment en de betrokken Commissie's,
geeft niet den indruk, dat een vaste
lijn wordt gevolgd.
VERWARREND.
In het orgaan van den Nederland-
schen Zuivelbond troffen wij onder
het opschrift „Bekendmaking akte
van oprichting eener Coöp. Ver-
eeniging niet meer kosteloos", onder
staand bericht aan:
„Volgens een ontwerp van wet over
weegt de Minister van Justitie de
opheffing van het voorschrift, waarbij
de openbaarmaking in de Staatscou
rant der akte van oprichting eener
naamlooze vennootschap en eener
coöperatieve vereeniging kosteloos
geschiedt. Voorgesteld wordt de hef
fing van een zegelrecht van f 50.
op een verzoekschrift om goedkeu
ring van de statuten eener vereeni
ging en van f25.— op een verzoek
schrift om goedkeuring van wijziging
Van reeds goedgekeurde statuten."
Enkele boerenleenbanken en an
dere coöperaties raakten hierdoor in
de war.
Immers het feit, dat voortaan de
bekendmaking der akte van oprich
ting eener coöperatieve vereeniging
niet meer kosteloos in de Staatscou
rant zal geschieden, staat geheel los
van het andere voorstel, om zegel
recht te heffen op een verzoekschrift
om goedkeuring van statuten, enz.
Dit laatste slaat niet op coöpera
ties, doch op vereenigingen, opge
richt volgens de wet van 1855. Dit
gedeelte der bovenvermelde kennis
geving behoort dus onder dit op
schrift niet thuis, daar de statutyi
eener coöperatie, noch ook hare wij
ziging, aan dergelijke goedkeuring
zijn onderworpen.
EEN ONDERWERP, BEHAN
DELD OP HET 73e NED. LAND-
HUISHOUDKUNDIG CONGRES.
Onder de op bedoeld congres be
handelde punten troffen Tve het na
volgende aan:
„Moet de coöperatieve landbouw
organisatie steeds in isolement! haar
kracht zoeken?
Het Congres gelieve in onderge-
teekende-inleider van bovenstaand
vraagpunt te zien een landbouwer
van beroep, die als lid van verschil
lende organisaties, direct voor zijn
bedrijf, langzamerhand zich zijn mee-
ning heeft gevormd, door de prac-
tijk van het organisatieleven dus. Hij
wil een antwoord trachten te geven
aan de hand van den volgenden ge-
dachtengang:
1. De jongste machtige factor voor
het welslagen van het landbouw
bedrijf is ontegenzeggelijk het
vereenigingsleven, de organi
satie.
2. Aan bijna alle vereenigingen is
waar noodig, de coöperatieve
vorm gegeven en de boerenstand
gaat daar ook het meest veilig
mee uit.
3. Ze zijn economische strijdorga
nisaties, al ontbreekt niet geheel
een ideëele kant. Doel en ge
volg mogen echter niet verward
worden.
4. De begrippen organisatie en
coöperatie dekken elkaar niet
geheel en tegenstanders van de
coöperatie doen hun best met het
vuile (huns inziens) coöperatie
badwater ook het blanke organi
satiekind weg te werpen.
5. Speculatie en coöperatie verhou
den zich in het practische maat
schappelijk leven als vuur en wa
ter, maar beide gaan in eikaars
verguizing dikwijls te ver, ver
getende, dat de coöperatie zoo
min geheel vrij is van speculatie
als deze van coöperatieve ten-
denzen.
6. Er is zelfs toenadering en sa
menwerking tussche-a beide mo
gelijk, zooals hier te lande blijkt
uit het feit, dat de coöperatieve
Friesch-Groningsche suikerfa
briek en de Centrale Suikermaat
schappij gezamenlijk een nieuwe
en derde fabriek in het noor
den des lands stichten en de
suikerverkoop hier te lande zoo
goed> als in één hand is.
7. Men kan dit een verloochening
van het coöperatief beginsel noe
men, men kan er trustvorming
in zien. Toegegeven desnoods,
maar de vraag dient gesteld of
de samenwerking immoreel is en
nadeelig voor den landbouw.
8. Ondergetoekende meent deze
vraag in ontkennenden zin te
moeten beantwoorden en daar
mee het vraagpunt zelf 111 ge
lijken zin, waarmee hij niet te
kennen wil geven, dat de land
bouw de coöperatieve organisa
tie nu maar moet of kan staken.
9. Toenadering en samenwerking
moet langs natuurlijken weg
groeien.
Herbayum, Juli 1921.
(w.g.) B. J. SCHURER."
We geven hieronder Weer het ver-,
slag der behandeling, overgenomen
uit het Zeeuwsch Landbouwblad en
hopen zelf op het onderwerp in één
der eerstvolgende nummers terug te
komen.
„De inleider hield een ontzettend
lang betoog waarvan de kern was de
in alle onderdeelen medegedeelde ge
schiedenis van het tot fusie komen
van een coöperatieve suikerfabriek
van de Friesche-Groningsche Land
bouw -Maatschappij en een specula
tieve, welke samenwerking door spre
ker werd geprezen. Organisatie moet
z. i.' gehandhaafd blijven maar coö
peratie kan iets tijdelijks zijn.
De meening van den heer Schu-
rer werd door verschillende heeren
krachtig bestreden.
De heer Kooistra noemde het een
krachtproef en meende, dat op die
manier niemand meer lid zal willen
worden van een coöperatieve fabriek.
De heer Stroink liet een zeer
krachtig protest hooren, dat een der
gelijk samenwerken hier werd ver
dedigd. De coöperatie werkt voor
de leden, de speculatieve fabriek al
leen voor de portemonnaie, de coö
peratie werkt in het belang der
kleine boeren, zie maar naar de zui
velbereiding en het landbouwcrediet.
De coöperatie mag zich dan ook niet
laten oplossen in een speculatief be
drijf.
De heer Veeman zeide, dat de tijd
van werken der -coöperatie nog te
kort is om haar te beoordeelen. Als
alle factoren gelijk zijn, dan heeft
de particuliere fabriek geen reden
van bestaan meer, daar zij niet zon
der winst zal laten werken, zooals de
coöperatie.