DE RAIFFE IS EN-BODE. die hem niet ongelukkig zullen ma ken. Monsieur Visser (het kan ook de Co. zijn: die is al even geheid) heeft dat al gauw in de lamp en terwijl hij zoo echt sjiek de asch van zijn sigaar tikt, heet het: „neen, neen, ons kantoor moet van dat buiten- landsche goed tegenwoordig ook niets hebben; eigen binnenlandsche belegging, dat is je ware. Zoo zijn wij momenteel in de gelegenheid tot een beperkt bedrag over prima prima 6 O/'ö stukken te beschikken met aan deel in de winst, een reuzensucces. Natuurlijk is dit iets; wat we alleen onze beste kennissen offreeren. Ik weet niet of U baar geld hebt lig gen maar anders is er op 't oogen- blik geen beter belegging." Het gaat als stuifregen en de landman eindigt in de meeste ge vallen met de fijne sigaar van Visser Co. op te rooken en met een krachtigen handdruk Vissertjes smalle vingertjes te masseeren althans zoo liep het af met onzen landman. Doch soms krijgt Vissertje beet, en weet de overgespaarde duiten van de plattelandsbevolking aardig spe culatief te maken: allereerst voor zichzelf, en als het goed of liever, zoolang als het goed gaat, nu ja, ook voor den landman. Want men versta ons goed: het kantoor van Visser Co. mag men niet op één lijn stellen met het hol van Gier Co. Neen, zoolang als het Visser Co. goed gaat, loopt het ook voor zijn crediteuren goed. Doch als op een keer de gezond heid van mevrouw Visser verande ring van landstreek noodig maakt en de familie vertrekt zonder adres kaart achter te laten dan zijn de 6 o/o stukken met winstaandeel soms een strop. Teekende onze eerste prent het gevaar dat den eenvoudigen land man bedreigt, die in tijdelijke ver legenheid zit en - aan een verkeerd adres om hulp aanklopt de tweede prent teek ent het gevaar dat den genen bedreigt, die zonder kennis van zaken zich wagen op de mooie voorspiegeling van hooge rente. De Boerenleenbank belooft geen hooge rente; zij vraagt ook geen hooge rente. Zij behoeft dat ook niet te doen; want zij is niet opgericht om groote winsten te maken. Maar zij is voor de eenvoudige boeren- en burgerstand, het kantoor waar toe men zich met vertrouwen kan wenden Dat onze gemeente het zóó be grijpt daarvan is het boekjaar 1920 het verblijdend getuigenis. En zoo kom ik dan nu eindelijk tot de beloofde nadere toelichting van de LI bereids toegezonden Re kening en Balans. Allereerst trekt onze aandacht de spaargelden. Was het saldo der spaargelden op 31 Dec. 1919 f 121820.61, het einde van 1920 geeft een saldo aan spaargelden van f 194941.77; dat is een vermeerdering van f73121.16. Deze belangrijke toe name ging gepaard met een vermeer dering van het aantal spaarboekjes van 63 op 102, dus met 39. Het eerste kwartaal van dit jaar gaf al wecler een vermeerdering met 20 spaarboekjes. Grootboek I, waar elke spaarder zijn eigen apart folio heeft, is een reuzenboek, waar men een vracht aan heeft. In het begin dacht ik: dat boek krijgen we nooit vol, maar dat denk ik nu niet meer. Ik zal u. niet vermoeien met een relaas, hoe veel arbeid en zorg dit dikke spaar- boek, vooral aan het einde desjaars, wanneer alle renten moeten berekend en ieders rekening afgesloten wordt, hoeveel inspannende arbeid dit dikke boek dan eischt. Liever wil ik er U op wijzen, hoeveel kapitaal doormid del van onze B.L. productief wordt gemaakt. Productief voor de beleg gers, die met elkander f 4649.24 aan renten kweekten; productief óók voor die leden welke op billijke voorwaar den aan bedrijfskapitaal konden ge holpen worden. Ging de afdeeling spaargelden met reuzenschreden vooruit, de afdeeling voorschotten hield daarmee gelijken tred. Einde 1919 had onze Bank uit staan aan voorschotten f 35900. loopende over 10 posten. Op 31 Dec. 1920 hadden wij aan voorschotten f85575-dus bijna 21/2 X zooveel, loopende over 31 posten, dat is 3 X zooveel. Al deze voorschotten zijn door hypotheek, borgstelling of on derpand stevig gedekt, zooals trou wens voor een B.L. behoort. Ook Grootboek III, behelzende de loopende rekening of rekening cou rant, maakte krachtigen voortgang. Was het eindcijfer over 1919 voor ontvangst f171191.46, 31 Dec. 1920 gaf een eindcijfer van f213573.27; in uitgaven waren deze getallen respec tievelijk f218077.64 en f230393.61. Het jaar 1919 kwam tot folio 19; het jaar 1920 bracht het tot folio 31. Hoewel ónze Bank niet is opge richt om groote winst te maken, houdt het winstcijfer uiteraard toch gelijken tred met de omzet. Het oprichtingsjaar gaf al een over schotje van f73.27, over 1919 bedroeg de netto winst f445.30; doch 1920 spande ver de kroon en gaf een zui ver overschot van f9i7-93V2- Vooral vergete men niet, dat bovendien het geheele meubilair ten bedrage van f216.85 's afgeschreven, zoodat de winst feitelijk belangrijk over de duizend heen ging. Een verrassend getuigenis van den bloei onzer jeugdige instelling geeft ook de toename van het ledental. Gaf het vorige jaar een vermeerde ring met 25, het jaar 1920 sloeg ook in dit opzicht het record, want niet minder dan 42 nieuwe leden werden in het register ingeschreven. Bestuur en Raad van Toezicht kweten zich met lofwaardigen ijver van hun taak. Den 23en Sept. 1920 had de jaar- lijksche inspectie vanwege de Coöp. Centrale Raiffeisenbank plaats, waar van bij den heer Voorzitter van den Raad v. Toezicht een gunstig rapport inkwam. En hiermede, geachte vergadering, zeg ik U dank voor het geduld waar mede gij mijne schets over liet ver schenen boekjaar hebt willen aan- hooren. Is er voor iemand nog iets niet duidelijk, dan ben ik gaarne bereid voor zoover het bankgeheim mij zulks toelaat daarvan nadere toe lichting te geven. En' overigens weet ik waarlijk voor onze Boerenleenbank geen beter wensch, dan dat zij zich blijven ontwikkelen, zooals zij dat vanaf hare oprichting heeft mogen doen, dan zal zij zijn en gaande meer nog worden een der nuttigste maat schappelijke instellingen voor ons goede dorp en omgeving.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1921 | | pagina 5