DE RAIFFEISE N-B ODE. 27 De commercieele banken geven ook wel blanco-crediet, waarom geven de statuten der boerenleenbanken in dit opzicht niet wat meerdere vrij heid? Oppervlakkig beschouwd schuilt er veel waars in deze redeneering. In derdaad komen er onder de leden van iedere boerenleenbank wel per sonen voor, wien men met volkomen gerustheid een voorschot kan ver strekken zonder aparte zekerheids' stelling te vragen, maar toch vreezen wij, dat eene uitzonderingsbepaling voor dergelijke leden een stap zou zijn in de verkeerde richting. De Directie eener commercieele bank staat immers tegenover hare clientèle in een geheel andere ver houding, dan het Bestuur eener boe renleenbank tegenover de leden dezer instelling. Hoe zou de taak van dat Bestuur worden verzwaard, indien het de leden moest gaan schiften in een groep A, die wèl en een groep B die niet voor borgstelling behoeven te zorgen. Wij gelooven, dat velen uit groep A zich spoedig gekrenkt zouden gevoelen, omdat zij naar hun eigen stellige overtuiging bij de bevoorrechte groep thuis behooren, zoodat het Bestuur groote onaangenaamheden zou on dervinden tengevolge der steeds groeiende ontevredenheid. Daarom moet de zaak blijven zooals zij is; zelfs de rijkste boer kan geen f 100 leenen uit de boerenleenbank zonder borgstelling. Dat systeem levert trouwens in de praktijk ook weinig moeilijkheden op, daar ook minder kapitaalkrachtigen, wanneer zij als eerlijke, ijverige per sonen te boek staan, wel een borg kunnen vinden. Al is en blijft dus het verstrekken van blanco-crediet aan leden-perso nen voor alle boerenleenbanken uit gesloten, sommige mogen dit in bepaalde gevallen wel toekennen aan leden-vereenigingen. Sommige boerenleenbanken, niet alle. De vraag is nu, welke mogen het wel, en welke niet? Daarop geven de statuten der be trokken boerenleenbank het ant woord en wel doorgaans in artikel 36 (eerste lid); de oudere banken worden verwezen naar art. 46 of 48. Bevatten de statuten het z.g.n. „oude" artikel omtrent het toekennen van voorschotten, dan is bij haar ook voor alle landbouwvereenigingen, die lid zijn, het stellen van persoonlijke of zakelijke zekerheid verplichtend; alleen het „nieuwe" artikel 36, zoo als dat voorkomt in de statuten van die banken, welke zijn opgericht na de Algemeene Vergadering derC.B. van 1917 en van die, welke vóór dien tijd zijn opgericht en hare Statuten op dit stuk hebben gewijzigd, geeft vóór bepaalde gevallen ontheffing. Voor het gemak drukken wij art. 36, iste lid, „oud" en „nieuw" hier onder elkaar. Art. 36, al. 1, oud. Bij het toestaan van voorschotten, ook in loopende rekening, moet al tijd, zonder uitzondering, de behoor lijke terugbetaling verzekerd zijn door het stellen van persoonlijke of zake lijke, door het bestuur goedgekeurde zekerheid. Art. 36, al. 1, nieuw. Bij het toestaan van voorschotten, ook in loopende rekening, moet altijd zonder uitzondering, de behoorlijke terugbetaling verzekerd zijn door het stellen van persoonlijke of zakelijke door het bestuur'goedgekeurde zeker- heid mede gerekend kan worden de onbeperkte aansprakelijkheid der den eener Coöperatieve Vereeni- ging, welker statuten door het be stuur der Coöperatieve Centrale Raif- feisen-Bank zijn goedgekeurd en op Welker beheer en administratie naar het oordeel van het Bestuur dezer Bank voldoende deskundige controle wordt uitgeoefend. Het komt meermalen voor, dat boerenleenbanken, welker statuten art. 36 „oud" inhouden, 'in weerwil daarvan toch blanco-crediet geven aan landbouwvereenigingen. Het Be stuur dier banken begaat dan steeds eene overtreding der statuten, het geen niet alleen nimmer toelaatbaar is, maar waarvoor de bestuursleden ook persoonlijk aansprakelijk kunnen worden gesteld, ingeval die overtre ding de boerenleenbank zou schaden. Daarom dienen die boerenleenban ken, willen zij de bevoegdheid ver krijgen om blanco-crediet aan land bouwvereenigingen te verleenen, hare statuten te wijzigen en te zorgen, dat art. 36 „oud" vervangen wordt door de nieuwe redactie. De Cen trale Bank geeft tot die wijziging steeds de noodige toestemming. Wanneer de Statuten aan'bet Be stuur eener boerenleenbank de be voegdheid toekennen, om blanco- crediet aan leden-landbouwvereeni- gingen te verleenen, dan mag dat Bestuur van die bevoegdheid gebruik maken, wanneer de^betrokken ver- eeniging aan de volgende vereischten voldoet: re. Zij moet zijn eene coöperatieve vereeniging, wettelijk geconsti tueerd volgens de Coöperatie- Wet van 1876. Naamlooze Vennootschappen, Vereenigingen volgens de Wet van 1855, Onderlinge Verzeke ringen ein Stichtingen vallen er derhalve buiten. 2e. De Leden der Vereeniging moe ten onbeperkt aansprakelijk zijn voor hare schulden, d.w.z. aan sprakelijk voor het geheele tekort, èf wel hoofdelijk, öf wel voor gelijke of evenredige doe len met aansprakelijkheid voor elkanders deel in den omslag. 3e. De Statuten der Vereeniging moeten door .het Bestuur der Centrale Bank zijn goedgekeurd. 4e. Op het beheer en de adminis tratie der Vereeniging moet des kundige contröle worden uitge oefend, welke door bet jlestuur der Centrale Bank voldoende wordt geacht. Zooals uit het bovenstaande blijkt, is de bevoegdheid tot het toekennen van blanco-crediet aan landbouwver eenigingen met groote zorg omringd ein terecht. Wanneer de Statuten der Coöperatieve Landbouwvereenigin gen niet voldoen aan de eiscben der Wet, wanneer de aansprakelijkheid niet goed is geregeld en omschreven, wanneer de controle op beheer en administratie niet door bevoegde per sonen geschiedt, dan is het gevaar lijk, om haar crediet te verleenen al-

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1920 | | pagina 3