DE: RAIFFEISENBODE. Er zijn boerenleenbanken, die ook in die richting werken en eischen, dat de leden van crediettrekkende coöperatie's ook zelf persoonlijk lid worden. In ons orgaan is reeds vroeger "hieromtrent een en ander gezegd. Wat echter de geachte inzender opmerkt, zouden wij wel kunnen aan vullen met nog geheel wat sterkere staaltjes. Er zijn zelfs z.g.n. volbloed coöpe- ratoren, die direct voor een ©ogen blikkelijk voordeeltje en uit onmid dellijk eigenbelang hun geheele coö peratie in den steek laten. Uit onze ervaring, vooral met male rijen en zuivelfabrieken, zouden we hierover heel wat kunnen mede deelen. Kan een z.g.n. speculatieve fabriek door voordeeligen aankoop v.an grondstoffen ook maar iets goed kooper leveren dan de eigen zaak. dan gaan vele leden, zij het tersluiks, gauw bij die fabriek hunne aankoo- pen van lijnkoeken, enz. doen. Veelal waakt men daartegen door in de nieuwe statuten verbods- en boetebepalingen in te lasschen. Maar dan moet men eens meema ken, op welke manieren die onwillige leden dan den dans trachten te ont springen. In vele processen staat men er bepaald verstomd van, dat ze zóó uitstekend de statuten kennen en juist de zwakke puntjes er weten uil te zoeken. De eene spitsvondigheid volgt dan op de andere. Bij deze gelegenheid willen wij ei daarom eens met nadruk op wijzen, dat onze ervaring is, dat bij de op richting eener coöperatie wel eens al te gemakkelijk over de statuten wordt heengeloopen. De statuten staan op dezelfde lijn als een gewoon contract. Gaat een particulier met een andei een contract aan, dan let hij wel terdege op den inhoud en gaat het goed na. Dat moet ook bij de oprichting eener vereeniging met de statuten plaats hebben. Daardoor zal dan veel onheil worden voorkomen en voorkomen is beter dan genezen. Men richte de statuten zóó in, dat er geen speld tusschen te krijgen is en dat er goede machtsmiddelen in voorkomen, om zoo noodig de on willige leden in toom te houden. Zoolang de coöperatie-idee, het idee een eigen zaak te drijven, en de noodzakelijke saamhoorigheid nog niet voldoende door alle leden be grepen en gevoeld wordt, zal het noodig blijven, bepalingen te heb ben, die in het uiterste geval kunnen worden toegepast en waar men wat aan heeft. Daardoor worden de goed- gezinden gebaat en daardoor kunnen ze gerust zijn, dat men bij noodzake lijkheid ook de onwilligen aan een stevig touw heeft, dat niet direct breekt, als men er even aan trekt. Geachte Redactie! Wil s.v.p. in ons orgaan de navol gende vraag beantwoorden, n.t. of eigendomsbewijzen als onderpand van een voorschot kunnen dienitfi:' Miin meening is, dat het met kan, doch enkele leden onzer bank zijn eene andere meening toegedaan. L. Antwoord Red. Het gaat hier niet over het in jon- derpand geven van effecten (obligatiën etc.), daar deze waardepapieren, geene cigendomsöi'U'tyzert zijn Het zijn op zich zelve „eig> il lommen (waardepa pieren). „De term',.eigendomsbewijzen" komt te pas bij omoerende goederen. Daar door kan de eigenaar bewijzen, dat hij eigenaar is. Het zijn veelal koopakten, waaruit dus blijkt, dat de eigenaar op dien en dien dag voor dien en dien prijs het goed heeft gekocht en dat daarvan op het kadaster inschrijving heeft plaats gehad. Van' zulk een bewijs van eigendom kan de eigenaar wel meerdere exem plaren bekomen. Wat heeft de bank er nu aan, als de voorschotnemer zulk eene akte overlegt? Absoluut niets. Het stuk heeft op zich zelve voor de bank geen waarde. Zij kan er alleen uit zien, dat hij eige naar is, wat ze wel gelooven zal. Het stuk heeft voor de bank even weinig beteekenis als de courant, waarin zij mogelijk heeft gelezen, dat die en die persoon dat land heeft gekocht. Op zulk eene courant zal men toch ook geen voorschot geven? Door de overgifte van zulk een eigendomsbewijs wordt hij, die het af geeft, geen eigenaar-af. Hij wordt dus niet verhinderd, ook daarna zijn eigen dom te verknopen of te bezwaren (er hypotheek op te geven). Wil men over dat goed wat te zeggen krijgen, dan kan dit alleen door er hypotheek op te bedingen. Deze rust dan op het goed en bij recht van eerste hypotheek kan de schuldeischcr, als de voorschotnemer zijne verplichtingen niet nakomt, zelfs zonder rechterlijk vonnis, dat goed openbaar verkoopen en zich zelve uit de opbrengst het verschuldigde toe kennen. Zooals bekend, is tot het vestigen van hypotheek eene notariëele akte noodig. Aan de Redactie van „De Raiffeisen-Bode" te Utrecht. Geachte Redactie, - -M,ede naar aanleiding van uw ar tikel in het Juli-nummer van „De Raiffeisen-Bode" zou ik gaarne 't volgende onder Uwe aandacht bren gen en misschien is 't gewenscht, dat er ook mededeeling van gedaan wordt door middel van „De R. Bode" aan .de verschillende Bestu ren en Raden van Toezicht der bij de Centrale aangesloten Boerenleen banken. Of dat mijn schrijven u in de pen geeft een krachtig en behar tigenswaard stuk (als 't bovenbe doelde art.: „De Boerenleenbank en hare financiëele verhouding tot de Centrale Bank"), en dat met dit nieuwe art. niet slechts in kennis worden gesteld de Heeren Kassiers der Boerenleenbanken, die wellicht uitsluitend of bijna alleen het blad lezen, maar dat bij extra-gelegenheid aan al de leden der verschillende" Besturen en Raden van Toezicht een exemplaar ervan worde toegezonden Ter zake. U spreekt in genoemd art. o. m. van de hooge eischen, die aan de Centrale gesteld worden door de Boerenleenbanken, vooral in de maanden April en Mei en dat in zonderheid dit jaar veel van de Cen trale gevergd werd. Ook wij fik be doel onze Boerenleenbanken) hebben daarin aandeel gehad. Hadden wij ten vorige jare een aanzienlijk bedrag aan deposito's bij de C.B., thans staan wij voor eene aanmerkelijke som aan schuld bij haar te boek. Nu behoeft 't in 't algemeen vooi eene Boerenleenbank niet als een ongunstig teeken beschouwd te wor den, als zij in 't krijt staat bij de C. B. Integendeel, dat mag somtijds van verblijdenden aard heeten, aan gezien 't vaak bewijst, dat er bij de leden dier Boerenleenbanken actie werkzaam en gezond leven valt waai te nemen, mits (en aan deze voor waarde moet beslist voldaan worden) ieder lid getrouw zijne verplichtingen ten opzichte van de Boerenleenban ken nakomt. Doch dit is, naar 't ons schijnt, niet bij alle leden der boerenleen banken het geval. Doch laat ik niet generaliseeren, misschien lijdt alleen onze Bank (ten minste ik meen, dat hier van een gebrek sprake moet zijn) aan dit euvel. Wat ik bedoel is dit, en hierover zou ik gaarne de gedachten eens ver nemen van het Bestuur der C.B.. Ten eerste zijn er voorschotne mers, die niet op den door henzelven aangegeven en op de in de schuld-

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1920 | | pagina 4