Het karakter van het Spaarboekje. Uit onze Boerenleénbanken. Het salaris van den kassier. 4 DE RAIFFE16EN-B0.DË. Voor in het spaarboekje komen algemeene bepalingen voor betref fende de spaargelden (inlagen in de spaarbank). Daar wordt o.a. bepaald (sub 5): .Terugbetaling kan worden gevor derd door den inlegger, zijn gevol machtigde en zijn wettelijken ver tegenwoordiger. Eene vordering tot afgifte kan dus door deze worden ingesteld. De wettelijke vertegenwoordiger is degene, die de ouderlijke macht of de voogdij uitoefent, voor zoover be treft spaargeld van een minder jarige, de curator over den boedel van den inlegger, die in staat van faillissement is verklaard of wel on der curateele is gesteld. Deze allen kunnen tegen kwitantie afgiften der gelden vorderen. Daarentegen kan de boerenleen bank van haar kant volgens het tweede lid dier sub 5 opgenomen bepaling rechtsgeldig uitkeeren aan eiken aanbrenger van het boekje. Zij is daartoe niet verplicht, maar zij kan dat doen. Zij behoeft dan' geen onderzoek in te stellen naar de' bevoegdheid van dien aanbrenger van het boekje tot het in ontvangst nemen der gelden. Zij is dus van haar kant niet verplicht eene volmacht te eischen van den rechthebbende of van de erfgenamen. Als zij echter weet of vermoedt, dat die aanbrenger het boekje heeft gevonden of gestolen, mag zij dien vinder of dief geene uitbetaling doen. Dat spreekt wel vanzelf. Het ligt dus voor de hand, dat hijdie op een draf met het boekje komt aanloopen," met den veldwach ter achter zich aan, niet in de gauwigheid, nog voor die v eldwach ter hem heeft achterhaald, betaling op dat boekje zoude kunnen vorde ren en de kassier hem zoude moeten uitkeeren. Veeleer zal de kassier hem vast houden, om hem aan den veldwach ter over te leveren. Wel echter zal de kassier, als hij geen reden tot argwaan heeft, aan den zoon van den inlegger uitbe taling kunnen doen, als deze met het boekje zich bij hem vervoegt. In dit verband rijst de vraag: Wat is eigenlijk het karakter van het spaarboekje? Het spaarboekje is een bewijs van recht voor den daarin als inlegger aangeduiden persoon. Het mag dus niet beschouwd wor den als een loonderpapicr. Ook uit de bepaling, dat de boe renleenbank ten opzichte van den belanghebbende is verantwoord, in dien zij uitbetaalt aan den houder van het boekje, volgt nog geenszins, dat de persoon, op wiens naam het boekje is gesteld, als schuldeischer vervangbaar is, zoodat het boekje als tóonderpapier van hand tot hand zou kunnen gaan en-met het bezit van liet boekje ook het recht uit het boekje zou overgaan. Deze bepaling is alleen gemaakt ter vermijding van risico voor de boerenleenbank. Zij- heeft geene andere beduidenis dan in het belang der boerenleen bank aan het boekje het karakter toe te kennen van een afdoend legitimatiebewijs. En dat alleen tegen over de boerenleenbank zelf. Deze kan dus den houder van het boekje zonder nader bewijs en zonder nader onderzoek als den inlegger of diens gemachtigde aanmerken en bevrij dend aan hem betalen. Het staat dus aan de boerenleen bank vrij, het boekje als in goede handen zijnde te beschouwen, maar zij behoeft dat niet te doen en zal het ook niet doen, als zij weet of vermoedt, dat de inlegger het ver loren heeft of het hem ontstolen is. Voorzichtigheid blijft dus ten sterkste aanbevolen. i I I In het Juni-nummer der Raiffeisen- Bode is een verslag opgenomen van een vergadering van den Ring Hoog- karspel, waarin o.m. besprekingen hebben plaats gehad over de sala- riëering der kassiers van boerenleen banken. .Deze vergadering nam een motie aan, waarin de wenschelijkheid wordt uitgesproken, dat het salaris van den kassier worde vastgesteld op min stens f75.per 100 bona-fide dag- boekposten, vermeerderd met een billijk bedrag voor bijzondere be moeiingen. Het lijkt mij toe, dat dit toch ook weder niet de goede weg is om een behoorlijke regeling te krijgen. Er zullen ongetwijfeld verschillende ban ken zijn, waarvoor een regeling als in de motie belichaamd, werkelijk een zeer billijke en vrij juiste zou zijn, maar er zijn ook tal van banken, waar dat niet het geval is en deze bezoldiging of te hoog of te laag zou zijn. Om een voorbeeld te noemen: De bank te Aalten heeft per jaar ruim 8000 dagboekposten, waarvan ver schalende nog geombineerd worden, om niet meer posten te krijgen dan noodzakelijk is. B.v. de centrale bank betaalt voor rekening der aankoop- vereeniging verschillende facturen. Dan worden wel de posten in het debet der aank.oopvereeniging elk afzonderlijk opgenomen om later een juiste specificatie te hebben, maar de creditzijde van de rekening der cen trale bank wordt met het totale be drag der verschillende posten goed geschreven. Wordt nu te Aalten een regeling gevolgd als H oogkarspel wil, dan zou het salaris van den kassier be langrijk meer dan f6000.bedragen en het is de vraag of de Ring H oog karspel dat wel bedoeld heeft. Nu geef ik dadelijk toe, dat één persoon een dergelijke bank niet meer alleen administreeren kan en hulp noodig heeft, maar het is to :h noodig, dat men weet welke gevolgen een algemeene regeling in verschil lende gevallen hebben kan. Het is m.i. heel goed mogelijk het aantal dagboekposten als basis voor de salariëering te nemen, maar dan slechts in bepaalde gevallen of in bepaalde streken van ons Jand. Het inboeken van een post van f 10.kost precies evenveel werk als het behandelen van een post van f 1000.zoodat de omzetcijfers in geen geval als basis bruikbaar zijn. Maar de dagboekposten lijken mij dat ook alleen te zijn als regulateur, zoodat aan een kassier een bepaald salaris voor een bepaald jaar kan worden toegekend, met de bepaling, dat voor het aantal bona-fide dag boekposten J) o v e n dat van het jaar waarop het salaris is gebaseerd, een zeker bedrag per 100 jjosten wordt vergoed. De beste regeling lijkt mij altijd nog, dat de Hoofd-Inspecteur het bestuur der banken advies geeft inzake het salaris van den kassier en het event. verdere personeel. Op die wijze ontstaat het best uniformi teit en een billijke regeling. JOH. OBBINK.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1920 | | pagina 4