8ó Uit onze Boerenleenbanken. Het Coöperatief bankwezen lijkheid en hierbij wordt uitgegaan van de onderstelling, dat men, naar de mate raten meer geld betrokken heeft of betrekt, ook naar die mate grootere aansprakelijlkheeid1 moet dragen. ATTENTIE. De boerenleenbanken gelieven er aan te denken, dat zijl credietaanvra- gen tijdig indienen. Imtoers (gaat met de vaststelling eenigen tijd heen, daar ten eerste een onderzoek naar de credietwaardigheid plaats heeft, vervolgens de stukken inbeten worden gezonden aan de be trokken provinciale oomtnissie van advies en, zbo de aanvragen het be drag van f 70.000 te boven gaan, bovendien (moeten circuleeren bij de leden van den1 Raad van Toezicht. M. Ide RL Naar aanleiding vatn het ingezon den stuk van den heer Kuperus, in het voorgaand nummer opgenomen, zij het mij vergund daarop enkele aanteekeningen te maken. De heer K. vertelt 'dat de reorgani satie-commissie na rijpe overweging tot het bekende rapport is gekomen. Accoord, maar de heer K. zal wel willen toegeven dat er niet altijd „lijn" zat in de besprekingen. Hij herinnert zich vermoedelijk nog wel, dat ik meermalen de vraag naar voren heb gebracht, hoe men zich nu wel voorstelde aan kapitaal te komen als een vennootschap werd gesticht. Niemand der leden heeft daarop een antwoord kunnen geven, ook de heer Kuperus niet. En dat is en blijft ook thans nog de kardinale kwestie. Er is steeds naar voren ge bracht dat de C. B. moest kunnen voorzien in vast kapitaal en maat regelen moesten getroffen worden om dat te kunnen doen. Best, maar laat men dan den eenigen weg bewan delen die daarvoor mogelijk is en stichten ©en hypotheekbank. Een handelsbank helpt ons daarin niet, want die moet noodwendig weer drij ven op het kapitaal der C. B. of op haar deposito's, welke - zij weer van de boeren, die nu hun geld bij de leenbanken hebben, halen moet. Het stuk van den heer IC. vertelt niets nieuws. Het zegt enkel alge meenheden, die dikwijls nog onjuist zijn bovendien. Bevredigt het rapport den heerK.? Ik geloof het niet, want juist waar het moest beginnen uiteen te zetten DE RAIFFEISEN-BODË. op welke wijze de handelsbank zal werken, staat een punt. De heer IC. wil toch wel gedoogen, dat de leen banken, wie het dan toch feitelijk aangaat, de zaak nog eens goed on der de oogèn zien. De heer K. behoeft niet bevreesd te zijn dat een particuliere instelling zal verrijzen, als de C. B. geen han delsbank opricht. Er is daarvoor niet de minste aanleiding. Ongeveer 1200 vereenigingen van allerlei aard wor den bediend door de C. B. en hare boerenleenbanken, en tot genoegen. Zouden -die van deze weggaan als 'een bank werd opgericht die zich „landbouwbank" noemde? Geloove wie het wil. Het gaat om de dubbeltjes, en zelfs een coöp. landbouwbank zou veel duurder moe ten werken dan de C. B. doet. De heer K. kan wel vertellen, dat er zooveel provisie moet worden betaald aan particuliere banken, maar dat zal ,ook moetien gebeuren aan een land bouwbank, want daar wordt niet ge werkt in het belang der boeren, maar der aandeelhouders. En het is juist de kardinale fout van den heer IC., dat hij de coöpe ratie finaal verwart met andere be drijven, laten bet zijn z.g. „onder linge" instellingen. Want coöperatie beteekent niet „samenwerking" zoo als de heer K. betoogt, maar coöpe ratie is een zoo eigenaardige vorm van samenwerken, dat „samenwer ken" allerminst de bedoeling uit drukt. Bij een coöperatieve vereeni- ging werkt men door en voor dezelfde leden, zijn de belangen van debiteur en crediteur dikwijls in één persoon vereenigd, zijn lastgever en lasthebber dezelfde personen, heeft niemand eenig voordeel van de zaak dan de leden zelve, en daardoor is de coöpe ratie juist het tegenovergestelde van wat de heer K. aangeeft. Wat geeft de boer erom of een landbouwbank of de aandeelhouders van een vennootschap de dubbeltjes opsteken, als hij niet voordeeliger be diend wordt 1 Na het stuk van den heer K. is de zaak nog even duister als ze voor dien was; de heer IC. geeft geen enkel argument aan de hand, waar door het stichten van een handels bank wenschelijk wordt. Laten we toch goed de zaken uit elkaar hou den. Het gaat erom vast kapitaal te krijgen en dat geeft het stichten van een handelsbank niet. Het verdiscon- jteeren van promessen kan de C. B. even goed als een handelsbank, dus; ook dat argument snijdt geen hout. Wat moet die handelsbank eigenlijk doen? Wij begrijpen het nu nog even min als maanden geleden. Er moet yast kapitaal zijn en dat kan verkre gen worden als een hypotheekbank wordt gesticht, niet als een handels bank wordt opgericht. Waarom con- centreeren zich de besprekingen niet om het eigenlijke doel? Het is niet 'voor tegenspraak vatbaar, dat een handelsbank trachten zal deposito's te krijgen en deze moet zoeken bij de leden der boerenleenbanken. Zij zal dat kapitaal krijgen ook, want zij zal hoogere rente geven. Maar het kapitaal, voor den landbouw beschik baar, wordt er niet grooter door, het is enkel een verplaatsing van de leenbanken naar de handelsbank- Een hypotheekbank echter kan pand brieven uitgeven en daarvoor afne mers vinden buiten den landbouw Dat zal vermeerdering van kapitaal geven en daar gaat het om. Boven dien kan een hypotheekbank gelden vast zetten, dat kan een handelsbank evenmin als de C. B. en het doel wordt dus toch niet bereikt, behalve dat men het bestaan der leenbanken in hooge mate bedreigt. Ik hoop dan ook hartelijk dat de algemeene vergadering zich niet zal laten vinden een dergelijke sprong in het duister te doen, maar eerst zal verlangen volkomen op de hoogte te zijn van de werking der geheim zinnige bank, die wordt voorgesteld te stichten en als dat licht gegeven is, twijfel ik geen oogenblik of iedere volbloed, coöperator weigert daaraan mede te werken. JOH. OBBINK. Kwadijk, 4 April 1920. De Redactie van de Raif- feisen-Bode, Utrecht. M„ Zou ik uit naam van Bestuur er R. v. T. beleefd mogen verzoeker de onderstaande vragen in de eerst volgende Raiffeisen-Bode op te ne men en tevens te beantwoorden? ie. Treedt een vrouw bij over lijden van haar man, zonder meer, in rechten van dezen tegenover d( Bank? De bedoeling is: kan zij zondei volmacht van d-e kinderen, spaargel den ten name van haar overleden man van de Bank -opvorderen et daarvoor teekenen. 2 e. ICan een houder van eet spaarboekje reeds bij zijn leven eet persoon bij volmacht aangeven, dit bij overlijden het tegoed op da boekje kan opvorderen? Bij voorbaat onzen dank. DE KASSIER. ANTW. RED. Wat betreft d eerste vraag, het navolgende: De vrouw treedt na overlijden va haar echtgenoot in den regel niet i: diens rechten tegenover de bank. I

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1920 | | pagina 2