Het „salaris" van den kassier. F. d. J. Het Coöperatieve Bank wezen. DE RAIFFEISEN-BODE. Iemand vroeg bij onze bank een voorschot groot f 2000.met twee borgen. Hoewel de aanvrager het voorschot noodig had, om daarmede een partij bloembollen te betalen, die hij van de borgen gekocht had, had den wij het voorschot toch wel willen verleenen, want de aanvrager stond gunstig bekend, terwijl de borgen welgestelde menschen waren. Doordat echter door onze bank reeds vele credieten waren verstrekt en het te bezien stond, dat vele spaargelden zouden worden opge vraagd, gezien het slechte jaar, dat de tuinders achter den rug hebben, terwijl bovendien door de Centrale Bank nog geen beslissing genomen was op ons verzoek om een verhoogd crediet, moesten wij hierop afwijzend beschikken. De aanvrager is nu lid geworden van eene Boerenleenbank in een der omliggende dorpen en men heeft hem daar het voorschot verstrekt. Nu vragen wij: Had die andere bank hem wel als lid mogen aanne men, terwijl hij nog lid was bij ons? Moeten wij hem nu als lid royeeren, of hem houden als lid? Iemand kan toch geen lid zijn van twee Boeren leenbanken Gaarne Uw standpunt in deze zaak vernemende, en U bij voorbaat dan kende, Hoogachtend, TJ. KUYPERS, Kassier der T uindersleen- bank te Leiden. ANTWOORD REDACTIE. De kwestie, die zich hier voordoet, heeft zich reeds vroeger voorgedaan. De andere bank heeft stellig niet geweten, dat bedoeld persoon reeds lid van Uwe bank was. Anders had zij hem niet als lid aangenomen en niet mogen aan nemen. Intusschen is. hij nu eenmaal lid dier andere bank. LI we bank moet hem niet als lid houden, maar hem royeeren en de andere betrokken bank hiervan te harer informatie mededeeling doen. Het zij ondergeteekende vergund, over dit veel besproken onderwerp ook een paar opmerkingen ten beste te geven. Boerenleenbanken zijn er nu eenmaal niet om winst te maken. Bestuur en R. v. T. werken geheel gratis (of genieten een bescheiden pres. geld) en de kassier nu ja, diens „salaris" wordt volgens de Statuten telken jare in de alg. verg. vastgesteld. Dat klinkt wel heel gewichtig en hoopvol, maar heeft voorden titularis m.i. twee duistere kanten. In de eerste plaats is; dat jaar- lijksch debat over bet salaris van den kassier voor den persoon, wien het geldt, alles behalve verheffend. Het zijn gewoonlijk beste, brave, goed gezinde menschen die daarover deli- bereeren, maar die er geen erg in hebben (en wie duidt hun dat euvel?) wat er van een goed kassier aan adm. arbeid, verantwoordelijkheid, accuratesse, goede trouw en eerlijk heid al zoo geëischt wordt. Is de verstandhouding goed en dat is zij in den regel wel dan zal het Bestuur den kassier allicht vooraf eens polsen, welke belooning hij denkt dat billijk is. Maar kassiers van Boerenleenbanken verstaan in doorsneê nog niet de kunst van som mige ambtenaarsgroepen, die het woord salarisverhooging vanaf den eersten dag hunner aanstelling al beginnen te verbuigen en vervoegen; en hebben met zulk een vraag veel meer moeite dan met het veilig ver werken van de tientallen dozijnen roodrugjes hunner geachte cliën- teele. In de tweede plaats is die vast stelling „vooraf", vooral bij jonge sterkgroeiende Banken (en dat doen onze B. L. op eiken bodem!) voor den kassier haast altijd een strop. Nu zou m.i. aan het eerste bezwaar tegemoet gekomen kunnen worden, wanneer van de Centrale in deze eenige voorlichting uitging. Dan be hoefde de kassier eigen arbeid niet uit te meten, en was ook niet geheel overgelaten aan het oordeel eener, hoe goedgezind ook, toch in dezen veelal niet deskundige vergadering. En het tweede bezwaar zou ver vallen, wanneer het salaris kon be paald worden na afloop van het dienstjaar. Dan had men althans eenig overzicht van de gepresteerde diensten en verantwoordelijkheid, en wist ook wat het lijden kon. Hooggeachte Redactie, ik mag niet meer van Uwe ruimte vragen over dit onderwerp. Maar zou het ten zeerste op prijs stellen en wellicht meerderen met mij te mogen ver nemen of naar Uw oordeel althans deze twee bezwaren op de aangege ven of op andere wijze zouden te ondervangen zijn. Met dank voor de plaatsing, Uw dw. dnr., N o o t R e d. Het is ongetwijfeld een lastig punt, dat de geachte inzender hier aan de orde stelt. Toch is niet geheel juist, dat het salaris van den kassier be slist ieder jaar moet worden vast gesteld. Men kan het voor onbepaalden tijd vaststellen. Een vaststelling na afloop van het dienstjaar is ook wel mogelijk, maar daarmede zullen vele kassiers geen genoegen nemen, daar zij dan de yoorwaarden hunner betrekking niet kennen. De reorganisatiecommissie is na een uitgebreid onderzoek en 11a eene breedvoerige bespreking tot de con clusie gekomen, dat voor het finan cieren van de groote landbouwindu strie het oprichten van een Naam- looze Vennootschap, in zoo nauw mo gelijk verband met de Centrale Bank, gewenscht is. Het ligt voor de hand, dat oor spronkelijk niet alle leden van de commissie zich de uitbreiding van ons landbouwcrediet in deze richting hadden gedacht en dat alleen na vele overwegingen waarbij een streven om de gewenschte eenheid te bewa ren, naar voren kwam de noodige eenstemmigheid kon worden vergre- gen. Na alles, wat in verband met de z.g. uitbouw der Centrale Bank in het midden is gebracht, ernstig te hebben overwogen, komt het Bestuur en de Raad van Toezicht met voor stellen bij de algemeene vergadering welke, na kennisname van het rap port en de toelichtingen, straks zal hebben te beslissen over het finan cieren van den landbouw in de naaste toekomst. De heer Obbink gaat niet met de voorstellen accoord en acht het ge wenscht, dat persoonlijke opvattingen en zienswijzen in de Raiffeisenbode ter kennis van de leden worden ge bracht, omdat het voor en tegen van deze belangrijke zaak een rijpe over weging meer dan waard is. Van een rijpe overweging getuigen de talrijke vergaderingen van de re- organisatiecommissde en het wil ons voorkomen, dat het voor en tegen beter tot zijn recht is gekomen in de verschillende vergaderingen van genoemde commissie,, de sub-com- missiën, het Bestuur en den Raad van Toezicht, daar men tenslotte tot een bevredigende oplossing is, ge komen dan is het artikel van den Heer Obbink, waar hij betoogt, dat de noodzakelijkheid zelfs niet de wenschelijkheid van een handelsbank is gebleken omdat de boerenleen bank te Aalten, de grootste in heel

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1920 | | pagina 4