7 6 DE RAIFFEISEN-BODE. Uit onze Boerenleenbanken. Vinkeveen, 4 Maart 1920 Geachte Redactie, Ondergeteekende gaat gebukt on der een zwaren last. Toen ik de laatste vergadering der Reorgani satie-Commissie even vóór de stem ming moest verlaten, gevoelde ik alreeds, dat de meerderheid der Commissie op het punt stond, een besjuit te nemen, dat m.i. in zijn ge volgen, zeer nadeelig zou zijn zoowel voor de Centrale Bank als voor hare leden, de locale banken. Den ge- heelen dag had ik gepleit en be toogd, maar het had niet mogen baten. Ik kon niet langer blijven en ik ging heen met een bezwaard ge moed. Het thans gezonden resumé der beraadslagingen, aan alle leden toegezonden, toont mij echter duide lijk, dat het toen gevallen besluit heillooze gevolgen heeft gehad, aan gezien hierop voorstel C gebaseerd is;. Ik gevoel mij, als lid der Reorg.- Comm., die dit besluit nam, mede verantwoordelijk voor de gevolgen. En deze verantwoordelijkheid is zoo groot, dat ik ze niet kan dragen, te minder, waar in de mededeelingen aan de leden niet duidelijk is, wie als leden der Commissie zich met hand en tand tegen de oprichting eener Naamlooze Vennootschap heb ben verzet. Ik gevoel mij verplicht, mij voot de leden onzer Centrale Bank van deze verantwoordelijkheid te ontlas ten. Als straks de voorstellen, zooals zij thans geformuleerd zijn, onver hoopt mochten worden aangenomen, heb ik er part noch deel aan. En ik behoud mij volle vrijheid voor, mijne afwijkende meening zoo krach tig mogelijk te verdedigen. Dankend voor de plaatsing, C. H. J. LUTZ, Vinkeveen. Leeuwarden, 22 Maart 1920. Aan de Redactie van de Raiffeisen-Bode te Utrecht. M. H.l In de Raiffeisen-Bode van Maart is opgenomen een artikel van den Heer G. W. de Jong, te Leeuwarden, onder den titel „De stok achter de deur". Dit schrijven is ook geplaatst in het „Friesch Weekblad" van 6 Maart, tegelijk met een weerlegging van de zijde der Friesche Maat schappij van Landbouw. Ongetwijfeld zult U bereid zijn ook het bedoelde onderschrift in het eerst volgend nummer van Uw blad op te nemen, opdat de lezers zoo goed mogelijk worden ingelicht. Het be doelde nummer van het „Friesch Weekblad" gaat hierbij. Hoogachtend, De Secretaris der Friesche Maatschappij v. Landbouw; J. VAN DER MEER. Bedoeld stuk volgt hieronder, ter wijl wij tevens den Heer de jong in de gelegenheid stelden, hierop te antwoorden. RED. M. de Redacteur 1 Het spijt ons, dat de heer de Jong uit de conclusies van het rapport iets anders leest dan er in staat, ja zelfs eene bedreiging meent te moeten constateeren. Als de heer de Jong meent, dat het rapport een aanval beoogt op de gestie van de Centrale Bank, vergist hij zich deerlijk en wij vertrouwen dat de commissie zich niet door het offensief optreden zal laten verleiden tot het leveren van het bewijs, dat de Centrale Bank te kort schiet, door het vermelden van interne aange legenheden. Dat zou niet alleen onkiesch maar ook ondankbaar, onredelijk en on verstandig zijn. Voldoende bekend is, dat de Cen trale Bank met hare onderdeelen de credietverstrekking van een aanzien lijk gedeelte der boerencoöperaties onder hare vleugelen heeft, maar het is er verre van, dat zij het gheeele terrein der coöperatie bestrijkt, vele coöp. landbouwvereenigingen hebben zich tot de commercieele banken moeten wenden om hulp. Friesland maakt in dezen wel een gunstige uitzondering, maar het is zeer de vraag of de Centrale Bank in de toekomst voldoende zal kunnen voorzien in de credietbehoefte van de coöp. landbouw-organisaties zon der tekort te schieten aan hare ver plichting tot het verleenen van cre- dieten aan boerenleenbanken. Verder vragen de coöp. landbouw organisaties de uitoefening van hel bankbedrijf in zijn vollen omvang en directe verbinding met bankinstellin gen in het buitenland Een en ander is in het rapport voldoende gemotiveerd, zoodat er geen sprake van is, dat de commissie de .Centrale Bank de les wil lezen. Opbouwen en uitbreiden is de be- doeliilg van de commissie en van deze niet alleen maar ook van het Bestuur der Friesche Maatschappij van Landbouw. Bij laatstgenoemde vereeniging is de vraag naar voren gekomen,, of de coöp bedrijven zich hebben te rege len naar de centrale crediet organi satie of dat de centrale crediet orga nisatie zich moet aanpassen bij d; ontwikkeling van het bedrijf. Zeker, er zijn al eenige millioenel tegen matige rente tijdelijk beschik baar gesteld voor de zuivel-coöpe ratie en het geld van de boeren i: via iüe boerenleenbanken, door be middeling van de Centrale Bank, vi; de Verkoops-organisaties; weer naa; de boeren terug gegaan, waardoo: de Centrale aan haar doel beant woordde, tenzij straks mocht blijken dat zij die steun niet kan verleener indien de credieten voor langere; termijn noodig zijn. De heer de Jong zal echter dezt credietverstrekking toch niet als eei bijzondere begunstiging willen be schouwen, daar, indien de landbouv geen crediet noodig had, de millioe nen waarschijnlijk waren uitgeleenc aan particuliere bankinstellinger welke met het geld van de boerer dan allicht particuliere industrieër hadden gesteund. De Centrale Bank heeft tot taal de financieele belangen van de coöp vereenigingen op landbouwgebied te behartigen en. indien deze daarop niei voldoende is ingericht, dient daarop de aandacht te worden gevestigd v. d. M. Mijnheer de Redacteur, Vergun mij een paar opmerkinger naar aanleiding van het boven staande. In de door mij afgekeurde slot alinea van het rapport staat duidelijk dat van de Centr. Bank te Utrecht wordt verwacht, dat zij aan haren werkkring belangrijke uitbreiding zal moeten geven en dat, indien zij zulks onverhoopt nalaat, zal worden ge tracht een andere organisatie in haai plaats te stellen./» Nu heb ik aan getoond, hetgeen trouwens erkend wordt, dat de Centrale voor Friesland haar plicht doet. Ik heb dus, hetgeen ook in mijn bedoeling lag, de Centrale Bank verdedigd, tegen een in mijn oog onverdiend verwijt en nu wordt doodleuk beweerd, dat ik het offen sief open, dat ik dus de aanvallende partij ben. Als ik vraag naar de be wijzen omtrent de tekortkomingen der Centr. Bank, krijg ik ten ant woord, dat men het onkiesch en on verstandig zou vinden dat bewijs te leveren door het vermelden van interne aangelegenheden. Aangeno men, dat er interne aangelegenheden bestaan, dan nog begrijp ik niet, dat die reden kunnen zijn tot reorgani satie der bank, zooals de Commissie zich die voorstelt. Intusschen, wij weten nu, dat dr Centrale het voor Friesland nog zc

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1920 | | pagina 2