DE RAIFFEISENBO DiE.
69
Ik heb echter duidelijk gezegd,
dat, als er iets moest gebeuren, niet
ter wille der boerenleenbanken, maar
ter wille der Centrale, dat dan de
stichting eener hypotheekbank hulp
kon brengen, echter nimmer het
stichten van een landbouwbank, han
delsbank of iets van dien aard.
Daaraan is niet alleen geen be
hoefte, maar is volstrekt af te keuren.
Ook een handelsbank zal met een
hoogere rentevoet moeten werken,
en zal, behalve een veiligheidsklep
voor de Centrale, een rem zijn voor
de plaatselijke leenbanken en ik ver
heug mij bijzonder dat daartegen
door het bestuur der Centrale niet
is opgekomen.
Waar echter bij alle besprekingen
omtrent dit punt in den boezem der
leenbanken eigenlijk nog nooit naar
voren is gebracht dat de stichting
eener hypotheekbank niet noodzake
lijk behoeft in te houden dat ook een
handelsbank moet gesticht worden,
achtte ik het gewenscht eens duide
lijk aan het licht te brengen dat deze
beide instellingen niets met elkaar te
maken hebben en de een een geheel
anderen invloed op onze banken heb
ben zal dan de andere.
Aalten, Februari 1920.
JOH. OBBINK.
Geachte Redactie,
In Uw orgaan komt de Heer Ob-
bink met een idéé, dat reeds lang
werkelijkheid had moeten zjin, n.1.
eene splitsing tusschen bedrijfs- en
vast crediet.
De Centrale Bank werkt nu als
handelsbank èn als hypotheekbank
tegelijk.
Dat is eene vereeniging van onge
lijksoortige grootheden, die, zooals
de Heer Obbink terecht opmerkt,
vrijwel nergens voorkomt en steeds
afgekeurd wordt.
Zuiver is het, eene a parte instel
ling voor bedrijfscrediet te hebben
(de Centrale Bank) en eene a parte
voor vast crediet.
Voor zulk eene hypotheekbank ligt
reeds een krachtige grondslag in het
hypotheekbedrijf. De opbouw laat
echter op zich wachten.
De kassiers behoeven dan niet
meer als agenten van andere hypo
theekbanken op te treden, maar
kunnen beter voor onze eigen zaak
werken.
U dankend voor de plaatsing,
Jutphaas, 19 Febr. 1920,
B. VELDHUIZEN.
M. de R,
Volgens mijn voorgaand stukje in
de Raiffeisen-Bode over pensioen
fonds moest ik eigenlijk zwijgen,
want er schijnt weinig animo te wezen
voor die zaak. Behalve een klein
aantal kaartjes heb ik ook nog eenige
brieven mogen ontvangen, waarvan
sommige zeer aanmoedigend; en nu
schijnt het mij toe, het beste te zijn
dat die voorstanders bij hunne na
burige collega's en in ringvergade-
ringen eenige propaganda voor de
zaak gaan maken; ook zullen er kas
siers zijn die uit bescheidenheid liever
hadden dat hun bestuur de aardige
lattentie had de zaak meer naar voren
te brengen. Daarom hoop ik alsnog
tot 1 Mei a.s. op meerdere mede
werking en toezending van naam
kaartjes; nadien zal ik iederen voor
stander schrijven hoe groot de even-
tueele deelname is, en vragen of tot
de oprichting van bedoeld fonds be
sloten kan worden.
Met oprechten dank voor de op
name,
Hoogachtend,
J. OUD, Ursem.
Lamswaarde, 16 Februari 1920.
Geachte Redactie,
Met genoegen lazen wij het stukje
van den heer Obbink, in uw voor
gaand nummer opgenomen.
De Centrale heeft reorganisatie
noodig, doch slechts op een enkel
punt.
En wel wat het hypotheekbedrijf
betreft.
Het is allernoodzakelijkst, ja zelfs
het eene n o o d i g e, dat wij ons
op dit punt herzien.
De Centrale voldoet aan alle
eischen, behalve op dat gebied.
Ze heeft geen geld voor hypo
theken.
Wel kan ze geld kwijt voor dat
doel aanvragen genoeg we
weten dat uit onze eigen streek, maar
er is niet voldoende vast geld.
Nieuw vast geld moet er komen.
Daarom moeten wij het hypo
theekbedrijf afzonderlijk organisee-
ren en plaatsing van onze pandbrie
ven zoeken buiten den landbouw om.
(Rijksverzekeringbank, Postspaar
bank, Levensverzekeringmaatschap
pijen, enz.).
Moge in de e.v. algemeene ver
gadering worden besloten, dergelijke
instelling op te richten.
Met dank voor de plaatsing,
Uw dw.,
A. K. J. v. d. ENDE.
Aan de Redactie van de
Raiffeisen-Bode.
Wil u s.v.p. onderstaande in de
e.v. Raiffeisen-Bode plaatsen, liefst
met uw antwoord?
De laatste Bode deed de vraag
bij mij rijzen, wie eigenlijk de
Redactie van ons orgaan vormen.
In 't laatst verschenen nummer
toch wordt het eene stuk voorzien
van een bijschrift of antwoord der
Redactie, een ander van een idem
van het Bestuur der C. B. Vanwaar
dit verschil? Voor een juiste appre
ciatie zou het toch in elk geval ge
wenscht zijn te weten: ie. Wie dra
gen de verantwoordelijkheid voor
den inhoud?; 2e. Is wat uit den
redactioneelen koker komt ook offi
cieel? en 3e. Welke personen vormen
de Redactie
Met de beantwoording zult u zeer
verplichten ondergeteekende, die u
reeds bij voorbaat dank zegt, en mis
schien meerderen.
Schellinkhout, 19 Februari 1920.
J. EBELS.
ANTWOORD REDACTIE.
Zooals de geachte inzender zal heb
ben opgemerkt, zijn nagenoeg alle
bijschriften of antwoorden, voorko
mende onder ingekomen stukken,
van de Redactie afkomstig.
Deze wordt gevormd door de
hoofdambtenaren. Zij dragen de ver
antwoordelijkheid en wat uit den
redactioneelen koker komt, is offi
ciéél.
De gang van zaken is, dat de
copie der courant in de bestuursver
gadering wordt behandeld.
Wenscht het Bestuur dan een bij
schrift of antwoord onder een stuk
te stellen, dan is het natuurlijk daar
toe gerechtigd.
't Is immers het officieel orgaan
van de Centrale Bank.
M. de R.,
In het laatste nummer van ons
orgaan trok het ingezonden stuk van
den heer Obbink en het antwoord
van het Bestuur der Centrale Bank
zeer mijne aandacht. Ik behoor niet
tot degenen, die den Heer O. in alles
kunnen volgen, doch ik moet eerlijk
bekennen, dat ik volkomen met dit
ingezonden stuk instem.
Ter vervanging van de laatst uit-
geloote pandbrieven, ontvingen wij
er eenige van Serie E. Wanneer men
nu nagaat, dat iedere Serie f 500.000
vertegenwoordigt, waarvan intus-
schen zeker bedrag is uitgeloot, dan
moet tot een bedrag van ettelijke
millioenen nog aan deposito-obliga
ties uitstaan, welke gelden besteed