OFFICIEEL ORGAAN VAN DE
COÖPERATIEVE CENTRALE RAIFFEISEN-BANK
TE UTRECHT.
REDACTIONEEL GEDEELTE.
Incourante fondsen.
Uit onze Boerenleenbanken.
De stok achter de deur.
No. 9'
MAART 1926
Vijfde Jaargang
De Ralffeisen-B
Verschijnt den eersten ran
iedere maand
Abonnement f 0.50 per jaar
Losse nummers 10 Cent.
franco per poit.
Redactie en Administratie
DRIFT 13. UTRECHT.
Teleph. Interc. No. 1705.
Inhoud van dit nummor t
a. Redactioneel gedeelte: Incou
rante fondsen. b. Uit onze boeren
leenbanken: l. De stok achter de
deur. 2. Ingezonden door een kassier.
3. Waar moeten de dubbeltjes van
daan komen? 4. Ingezonden door
Broek in Waterland. 5. Credietcoöpe-
ratie. 6. Ingezonden door Jutphaa's.
7. Idem door Ursem. 8. Idem door
Lamswaarde. 9. Idem door Schel
linkhout (met antvv. Red.). 10 Idem
door C. v. N. 11. Idem door Zuivel-
coöperator. 12. Het rapport der Reor
ganisatie-Commissie. 13. Onze hypo
theken. 14. Ingezonden door Hille-
gom. 15. De deposito-obligatie's.
c. Advertentiën.
In de latere uitgaven der model
statuten voor de boerenleenbanken
komt eene bepaling voor, welke in
houdt, dat bij onderpand van effec
ten de vaststelling der voorwaarde
moet worden onderworpen aan de
goedkeuring der Centrale Bank.
Onder dien term: „overwaarde"
is te verstaan het bedrag, waarmede
de waarde van het effect die van
het daarop geschoten geld overtreft.
En onder die „waarde" is weder
niet te verstaan het bedrag, dat op
het stuk is vermeld (bekend als de
„nominale" waarde), doch de wer
kelijke verkoopprijs, welke dikwijls
aanmerkelijk van die nominale
waarde verschilt.
In ieder geval afzonderlijk zal de
waarde der opgegeven stukken moe
ten worden nagegaan en de Over
waarde, die aanwezig moet zijn, vast
gesteld.
Meermalen werden opgaven van
effecten gedaan, die niet ter beurze
verhandelbaar zijn.
Zulke stukken behooren dus tot
de z.g.n. incourante fondsen.
Deze ontbreken in de beursnotee-
ring en hare waarde is derhalve niet
ieder oogenblik vast te stellen en
bijgevolg ook niet, of er wel over
waarde is.
En dit is voor een onderpand
noodzakelijk.
Daarin toch moet de bank de
zekerheid vinden, dat bij mogelijk
te gelde maken èn voorschot èn
rente èn kosten er ten volle uit
zullen komen.
Nu zijn er onder die incourante
fondsen wel, die zeer waarschijnlijk
een kooper zullen vinden, maar het
blijft steeds de vraag, hoeveel die
zal willen besteden.
Tenzij zeer bijzondere omstandig
heden aanwezig zijn, waardoor de
bezwaren, anders aan het in onder
pand nemen van incourante fondsen
verbonden, worden ondervangen
wij denken hier b.v. aan de dépo-
sito-obligatie's der Centrale Bank,
aan vele door hypothecair verband
verzekerde obligatieleeningen van
bloeiende coöperatieve zuivelfabrie
ken wil het ons voorkomen, dat
stukken, welke op de publieke markt
in dit geval „de beurs" niet
verhandelbaar zijn, als onderpand
van eene geldleening niet in aan
merking kunnen komen.
Als reeds gezegd, zal ieder geval
op zich zelve moeten worden beoor
deeld.
Het orgaan van de Friesche Maat
schappij van Landbouw van 14 Febr.
j.1. bevat het rapport der Commissie
voor het credietwezen, welke door
de Maatschappij werd aangewezen
ter bestudeering van dat vraagstuk.
De lezers van de Raiffeisen-Bode
hebben van den inhoud van dat rap
port, in hoofdzaak althans, reeds
kennis genomen, doordat het orgaan
der Centrale Bank, van Nov. 1919
den inhoud weergaf van het prae-
advies van den Heer Tj. Kuperus,
Directeur der Zuivelbank te Leeu
warden, aan het Nederlandsch Land
huishoudkundig congres. Het rap
port en het praeadvies zijn ongeveer
gelijkluidend, alleen bevat het eerste
bovendien eenige conclusiën en
daarna de volgende ontboezeming
„Mocht onverhoopt blijken, dat de
Centrale Raiffeisen-Bank geen be
langrijke uitbreiding aan haren werk
kring denkt te geven, dan zal moeten
worden overwogen, met welke instel
lingen de Friesche Mij. v. L. in over
leg zal moeten treden, om te komen
tot een Centrale organisatie voor het
financieren van alle vereenigingen,
welke zich ten doel stellen de bevor
dering van algemeene of bijzondere
landbouwbelangen en niet door of
vanwege de bestaande coöp. crediet-
instellingen op de meest geschikte en
voordeelige wijze kunnen worden be
diend."
Deze slotzin van het rapport houdt
dus niets meer of minder in dan
eene bedreiging voor de Centrale
Bank. Ik vind die bedreiging onver
diend en daarom onkiesch en gevoel
mij als Fries, die reeds jaren de Cen
trale Bank kent, gedwongen daar
tegen op te komtn.
De Friesche boeren en hunne
organisaties worden door de boeren
leenbanken en door de Zuivelbank
op afdoende wijze geholpen. De Cen
trale stelt millioenen, tegen matige
rente, beschikbaar in de moeilijke
periode voor de Friesche Zuivel -
coöperatie. Ik zou wel eens willen
weten in hoeverre de Centrale Bank
tegenover Friesland te kort schiet en
wanneer de Commissie die tekort
komingen voor onze provincie niet
nader aantoont, dan durf ik beweren,
dat zij niet bestaan en dat zij het
recht mist om de Centrale Bank op
een manier de les te lezen, als in
de slot-alinea van haar rapport ge
schiedt.
De Centrale die de boerenleen
banken in onze provincie goed be
dient, die den s^toot gaf tot de op
richting van de Zuivelbank en deze
laatste met een millioenen-crediet
steunt, heeft waarlijk niet verdiend
aan Friesland, dat men van haar ook
maar veronderstelt, dat zij niet alles
zal doen, wat in haar vermogen is,
om den landbouw in al zijne vertak
kingen te steunen.
Mocht in andere provincies nog
niet zijn bereikt, wat in Friesland
bereikt is, dan ligt zulks, naar mijne