DE 'RAIFFE L S EN-BODE. 28 groot gemak is, daar het telkens weer gebruiken vau een zegel erg lastig is. Met dank voor de opname, Hoogachtend, D. H. TWERDA, Cubaard. ANTWOORD. De zegelwet vordert voor ieder geval afzonderlijke voldoening van hetzegel- recht. I)e methode van inzender, hoe prac- tisch ook, is niet met de wetsbepalingen te rijmen. Wil hij den inleggers bij het ver effenen der rente over het geheele jaar het zegelrecht in eens in rekening brengen, dan bestaat daartegen natuur lijk geen bezwaar. Red. Geachte Redactie van de Raiffeisen-Bode. Het Zegelen Gaarne zou ik door middel van de Raiffeisen-Bode het volgende onder de aandacht willen brengen vooral aan het Bestuur der Centrale Bank. De bewijzen van inlagen en terug betalingen boven f io.— van spaargelden moeten bij de nieuwe zegelwet voorzien worden van een zegel a 10 cent. Het plakken van zegels is een tijdroovend en onaangenaam werk.. Zou nu de Centrale Bank bij de Regeering niet kunnen bewerkstelligen dat b.v. te beginnen i Januari 1920 dit plakken van de zegels niet meer behoefde, doch de Boerenleenbanken aangesloten bij de Centrale Bank te Utrecht halfjaarlijks of jaarlijks aan den betrokken Ontvan ger betaalden zooveel keer 10 cent als het aantal inlagen en terugbetalingen boven f io.:bedroeg. Zoo ik reeds zei, veel moeite wordt daardoor gespaard en bovendien heeft de Regeering de zegels niet te laten maken en zou er dus nog voordeel van hebben. Op eene gemakkelijke wijze was hierop voldoende controle uit te oefenen. In 't dagboek konden alle posten voor dit doel wor den opgeteld. De zegels noodig voor loopende rekening en terugbetaling van voorschotten en uitbetaling van rente zouden moeten blijven. Ik hoop hier mede iets belangrijks te hebben naar voren gebracht. W. DE GEUS, Kassier. Koedijk, 5 September 1919. ANTWOORD. U zie het antwoord aan Cubaard. De Regeering zal zich er niet toe leenen, eene uitzonderingsbepaling voor onze boerenleenbanken te maken. Hier toe zou wetswijziging noodig zijn. Red. Geachte Redactie, 't Augustus nummer van de „Raif feisen-Bode" geeft me aanleiding tot het neerschrijven van een paar opmer kingen. 1. U schrijft op pag. 9 onder ;,c. Uitgaven in loopende rekening": „De akte van crediet-verstrekking kost 50 ets zegel." Is dit wel juist? 'k Heb eenige maanden geleden enkele exempl. van zoodanige akte aan het zegelkantoor in Den Haag ter zegeling laten aan bieden, met de" boodschap erbij, over eenkomstig het advies der C.B., indertijd gegeven: de exempl. moeten van een zegel ad 50 ets voorzien worden. Hoewel 't formaat 32 x 20 was, kreeg de bode dit bescheid: „Zegels ad 30 ets voldoende, er bestaan geen zegels ad 50 ets." 2. Onder „verdere opmerkingen" blz. 10 lees ik: „De oude formulieren 14 (uitstel van betaling van voorschotten) zijn onderworpen aan een zegelrecht van 50 ets." Als ervaring kan ik dit boeken: Vóór 1 Dec: '17 heb ik aan de Centrale Bank ter zegeling opgezon den de van kracht zijnde (dus door voor schotnemer en borgen geteekend) oude ongeregelde formulieren 14. 'k Dacht ze met zegel van =;o cents terug te zullen ontvangen; 'tzegelrecht bedroeg slechts 15 cents en 50 opcenten, alzoo 22'ƒ2 cents. 3. De geleerden zijn het er niet over eens, of ook de bedragen van bijgeschreven rente in spaarboekjes beven f 10.per 31 Dec. of in den loop van het jaar, als 't heel te goed wordt opgenomen, een zegel ad 10 ets* vereischen. Sommigen zeggen;'t is een stoiting, want 't vermeerdert de inlagen met het bedrag der rente, alzoo is zegel vereischt. Wat is Uw meening? 4. Is het artikeltje „Pandbrieven van hypotheekbanken" lees ik o.m Het is ons bekend, dat verschillende hypotheekbanken den kassiers een aardig bedrag aan provisie toekennen voor eiken geplaatsten pandbrief. „De kassiers moeten echter deze verzoeking weerstaan." 'k Ben het met Uw uitspraak vol komen eens. Maar't moet den kassier door het genieten van een goed salaris, afhankelijk van geleverden arbeid en gedragen verantwoordelijkheid gemakkelijk gemaakt worden aan" de verzoeking te weerstaan. En 'k schrijt nog eens neer, wat ik al meer dan eens uitsprak: t ligt m. i. op den weg der C. B., om, als bij de inspectie blijkt, dat den kassier eener bank een geheel onvoldoend salaris wordt uit gekeerd, er bij het bestuur en den raad van toezicht dier locale op aan te dringen, dat hierin verbetering kome. X. ANTWOORD. Ad. 1. Over het zegelrecht, ver schuldigd op akten van credietver- strekking, bestaat inderdaad verschil van meening. Schuldbekentenissen worden uitdrukkelijk en met name in de wet vermeld en aangaande deze wordt bepaald, dat ze onder het 30 cents zegel vallen. De akten van credietverstrekking worden niet met name genoemd. Hier te Utrecht zegelt men met 50 cent, .omdat het niet is eene schuld bekentenis. Verder bedraagt het zegelrecht voor formaat-papier, waarvan de oppervlakte boven de 425 (tot §44 c.M.2) bedraagt 50 cents. (Bedoelde stukken worden met 50 cents natzegel gestempeld.) Ons ge wone model der akten van crediet verstrekking heeft eene oppervlakte, grooter dan 425 c.M.2 Ad. 1. De oude formulieren- 14 waren vóór de invoering der nieuwe zegelwet (1 Juni 1917) onderworpen aan 15 cents zegel en 50 opcenten (22'/a cent). Na I Juni 1917 zouden ze 50 cents kosten. De door U bedoelde formulieren waren reeds door U in gebruik ge nomen vóór 1 Juni 1917 en het vroeger verschuldigde zegelrecht is toen nog bij overgangsbepaling voor reeds ge bruikte ongezegelde stukken gehand haafd. Uwe voorstellig is dus niet geheel duidelijk. Door ons nieuw formulier is alle kwestie van de baan. Ad. 3. Bijschrijving van rente is o. i. niet aan zegelrecht onderworpen. De wet spreekt van inlagen in de spaarbank. Die zijn aan zegelrecht onderworpen. Bijschrijvingen niet. Ad. 4. Hiervan hebben wij goede nota genomen. RED.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1919 | | pagina 4