DE RAIFFEISEN-BODE.
Het is ons bekend, dat verschalende
hypotheekbanken den kassiers een
aardig bedrag aan provisie toeken ïen
voor eiken geplaatsten pandbrief.
De kassiers moeten echter deze ver
zoeking weerstaan.
Immers, de spaargelden worden dan
van de boerenleenbank afgenomen en
deze loopt groote kans op die wijze
haar eigen bedrijf te benadeelen. Ook
worden de gelden dan aan het land
bouwbedrijf onttrokken. Men bevele
liever onze deposito-obligaties aan, als
er inleggers zijn, die effecten willen
koopen.
Voor de koopers zijn dergelijke pand
brieven ook niet in alle opzichten
aanbevelenswaard.
Wel zijn ze ter beurze verhandelbaar,
maar de ervaring leert, dat men soms
tijden lang er mee te koop kan loopen,
voor men een kooper vindt.
't Is dus allesbehalve een liquide
bezit.
Sommige hypotheekbanken zeggen,
dat ze de stukken onder zekere voor
waarden zelve zullen terugnemen.
De groote hypotheekbanken zijn
daartoe mogelijk in staat, maar juist
deze willen van dergelijke voorwaar
den niet meer weten en in de verga
deringen van de Directeuren der
Hypotheekbanken hebben deze zich
onderling verbonden, onder dergelijke
voorwaarden geene pandbrieven meer
te plaatsen. De kleine hypotheekbanken
zuilen daartoe veelal niet instaat zijn.
Het is ook inderdaad een ongezond
systeem, om op dergelijke voorwaar
den zijn stukken kwijt te raken, voor
waarden, die stellig, als er op groote
schaal gebruik van- gemaakt wordt,
onmogelijk zijn na te komen
Uit onze boerenieenbanken.
De borgstelling van den Kassier.
Een moeilijk punt, hoewel de Statuten
der boerenleenbanken uiterst helder
hierin zijn. „De kassier is verplcht..
voor de hem toevertrouwde kas en
andere geldswaarden en voor een
behoorlijk beheer persoonlijke of zake
lijke zekerheid te stellen ten genoege
van het bestuur en van den raad van
toezicht."
Nu komt de practijk. Er is een
bank opgericht en men benoemt, zeg
op een salaris van 50 of 100 gld.
'k spreek over den volmaakt verleden
tijd den kassier. Tusschen haakjes:
de gevallen zijn niet zeldzaam geweest,
dat zoo'n titularis 'teerste jaar geheel
belangloos werkte. Die kassier zal
misschien een zakelijk onderpand
geven, of een goed vriend zal wellicht
voor enkele honderden goedspreken,
maar een voldoende borgstelling is er
niet. Zoo sukkelt men voort, tot op
een goeden dag de inspectie der C.B.
uitmaakt: de borgstelling van den
kassier is veel te laag, en deze, die
geen schik heeft andermaal een vriend
of goeden kennis aan te klampen,
legt de kwestie aan zijn bestuur voor.
Ging dit college ertoe over een be
hoorlijke borgstelling te eischen een
borgstelling van minstens 20 mille is
geen weelde, als een bank zich flink
begint uit te breiden dan had het
kans, dat de kassier er het bijltje bij
neerlei, en dat het ook niemand bereid
zou vinden, die het zou willen op
nemen onder verplichting voor een
borgstelling van 20 duizend gulden te
zorgen. Let wel bij een verzekerings
maatschappij betaalt men in zulk een
geval f 200 of minstens f150. En dan
vergoedt zoo'n maatschappij nog enkel
de frauden van den kassier; onwille
keurige fouten worden niet vergoed.
In vele gevallen gaat het bestuur eener
boerenleenbank als het tot verhooging
der borgstelling van den kassier komen
moet, ertoe over zich bij een maat
schappij te assureeren, maar de polis
vermeldt maar al te vaak slechts een
bedrag van 4 a 5 duizend gulden,
wat nog een jaarlijksche premie van
40 a 50 gulden vraagt.
Een bedrag nog veel te laag. Afge-
-zien van het feit, dat, zooals ik boven
zei, een dergelijke maatschappij slechts
frauden vergoedt, kan een verzekerd
bedrag van 4 of 5 mille nog niet in
aanmerking komen, 't Kost een piender
kassier heelemaal geen moeite er mid
zomer met een bediag van 75 a 100
duizend gulden van door te gaan. En
dan, als zooiets voorkomt, is Leiden
in last. Men beurt, als de fraude van
den kassier wel en deugdelijk bewezen
is, zijn 4 of 5 duizend van de borg-
maatschappij, maar krabt zich achter
't oor, hoe aan 't ontbrekende te komen.
Met hobben en tobben komt men er
Nieuw-Namen zij nóg een keer aan
bevolen maar dat hobben en tobben
moet de wereld uit. En dat kan m.i.
alleen, als het bestuur van de Cen-
trole Bank op de agenda der eerst
volgende jaarvergadering het voorstel
zet: Verplichte onderlinge verzeke
ring."
Die verplichte onderlinge verzekering
is al verschillende malen in de Raif-
feisen-Bode ter sprake gekomen'k wil
even uiteenzetten, hoe ik mij die
voorstel.
Eerst een inleiding tot het punt in
kwestie.
Enkele maanden geleden stelde ik
mij in connectie met den heer Hoofd
inspecteur der C.B. en legde hem de
vraag voor: hoe groot is de omvang
der frauden, sedert het bestaan der
Coöperarieve Boerenleenbanken door
kassiers gepleegd? Om. ontving ik
't volgende antwoord Publiek gewor
den zijn de volgende verduisteringen:
Smilde f 10000.— Schagerbrug
f 27000.en Nieuw-Namen f35000.
Bovendien zijn nog ontdekt bij 4
banken resp.f 200.—, f 2200.—,
f25000en f6000.— welke frauden
niet bekend zijn geworden dan aan
de Inspectie en aan de besturen der
betreffende banken, omdat, na ontdek
king, de familie der kassiers de zaak
stopte, zoodat er geen rechtszaak van
kwam. Wat betreft de gevallen te
Smilde en Schagerbrug: de betrokken
boerenleenbanken leden geen schade
althans niet noemenswaard, omdat de
gelden op de bezittingen der kassiers
en hun borgen konden verhaald
worden."
Tot zoover de heer Hoofdinspecteur.
Alle bedragen bovengenoemd saam-
geteld, krijgen we een som van
f 105400. - op zich zelf een bedrag
niet zoo groot voor een leenbank
beweging, die 20 jaar bestaat. Bepaalden
de frauden, die gepleegd werden, zich
tot 1 of 2 duizend gulden per keer,
dat een kassier zich vergreep, de be
weging om tot een verplichte onder
linge verzekering te komen zou niet
zooveel raison hebben, maar 't zijn in
den regel bedragen, die een bank zeer
dupeeren.
Deze of gene zegt misschien ,,'t zijn
toch op zichzelf maar zeer enkele ge
vallen, dat de kassiers zich vergrijpen,
de meeste zijn toch zeer achtenswaar
dige menschen, bij wien 't niet zal
opkomen om zich te vergrijpen". Alles
zeer waar, maar zij blijven menschen,
en zeker is 't, dat op een corps
van ruim 600 mannen er altijd eenige
kunnen gevonden worden, die niet
zuiver staan. En nog één zaak mag
niet vergeten de groote frauden da
teeren alle uit den bloeitijd der Raif-
feisen-beweging. 't Waren alle maar
kleine bankjes, die de eerste tienjarige
periode meemaakteneerst na dien
tijd zijn vele banken groot geworden,
en daar die groei nog steeds aanhoudt,
zal de kans, dat een kassier zich ver
geet, niet kleiner, maar grooter worden.
„Maar die verplichte onderlinge ver
zekering zal zoo in de papieren loopen,
wordt misschien geopperd.
Nu zijn we net, waar we wezen willen.
'k Heb het oog op de locale bank
te X die twintig jaar ongeveer bestaat
en al dien tijd zich tegen fraude van
haar kassier voor een bedrag van
f 4000.geassureerd heeft, wat haar
per jaar f40,en dus gedurende haar
bestaan f 800.gekost heeft. Neem nu
aan, dat de verplichte onderlinge ver
zekering reeds van 1899 bij de C. B
bestaan had, dan was hetaandeel.dat
de locale bank te X. in de frauden had
moeten betalen f844.geweest, en had
zij, als haar kassier in die 20 jaar zich
vergrepen had, geen f 4000 gebeurd,
maar was haar 't volle bedrag van 't
gestolene teruggegeven.
I Ziehier de berekening;'kgebruik de