OFFICIEEL ORGAAN VAN DE COÖPERATIEVE CENTRALE RATFFEISEN-BANK TE UTRECHT. REDACTIONEEL GEDEELTE De belegging der reserve. No. 10. APRIL. 1919 Vierde Jaargang De Raiffeisen-Bode Verschijnt den eersten van iedere maand Abonnement f 0.50 per jaar Losse nummers 10 Cent. franco per post. Redactie en Administratie DRIFT 13, UTRECHT. Teleph. Interc. No. 1705. Inhoud van dit nummer. a. Redactioneel gedeelte: i. De be legging der reserve. 2. Geld voor een jaar vast. 3. Geldleening aan 'polders. 4. Voorzichtig. b. Uit onze boerenleenbanken: 1. Salaris- regeling. 2. Ingezonden door Raalte. 3. Verslag boerenleenbank Lange- zwaag. c. Advertentiën. Een onzer boerenleenbanken wendde zich tot ons met de vraag, of het bedrag van"haar reservefonds op hypotheek kon worden belegd. Daartegen bestaat natuurlijk geen bezwaar. In den regel wordt het bedrag van het reservefonds: door onze banken in het bedrijf gebruikt en daarvoor niet etne speciale belegging ge zocht. Belegt men de reserve afzonder lijk', dan blijft de boeking Van het reservefonds, in Grootboek III en de overboeking der jaarlijksche winst op die rekening volkomen als tot dus:- ver. Men krijgt alleen een vordering er bij, 11.1.: „belegde reserve", die als uitgave voor de daarvoor geplaat ste hypotheek of gekochte effecten in het Dagboek wordt geboekt en onder liet hoofd Belegde Reserve" in Grootboek III als eene debetpos,t voorkomt op een ander folio als de rekening „Reservefonds,", welke eene creditpost blijft. Wat nu betreffde omstandigheid, dat de meeste boerenleenbanken het bedrag harer reserve in haar bedrijf aanwenden, dit ligt vrijwel voor de hand. De statuten der boerenleenbanken schrijven geene a parte belegging voor. Zij bepalen alleen, dat de winst tot een fonds wordt gevormd en ge ven aan, tot hoe hoog dat fonds moet zijn opgevoerd, wil men de winst speciaal tot algemeen welzijn binnen den kring der leden aan wenden. Gaat men het fonds a part beleg gen, b.v. in effecten, dan bevelen wij de deposito-obligaticn hiervoor nog eens met nadruk aan. Het is merkwaardig, hoe weinig over het algemeen voor de vorming eener flinke reserve wordt gevoeld, ja ,dit als het ware kunstmatig klein wordt gehouden. En toch heeft de ontwerper van de statuten der boerenleenbanken niet voor niets daarin bepalingen over het vormen van dergelijk fonds neerge schreven. Hij begreep immers, dat zulk een fonds geleidelijk met den groei der vereeniging omhoog gaande, tot ver sterking van de positie der boeren leenbank leidt, evenzeer als dit het geval is bij iedere andere financiëele instelling. De waarde van zulk een fonds moet men niet over schatten, maar men moet ze ook niet onderschat ten. Iedere bankinstelling draagt zorg voor een reservefonds;, niet zoo zeer omdat zij vermeent, daardoor aan alle risico, welke de instelling kan loopen, het hoofd te kunnen bieden, als wel om niet reeds: bij den geringsten tegenslag met een verlies te sluiten. Zoo zal een reservefonds, wel zel den of nooit in staat zijn de schade, door fraude ontstaan, te dekken, maar wel b.v. om de afschrijving op den koers van aangekochte effecten te neutraliseeren, verliezen op hy potheken of credieten te bestrij den, enz. Wij hebben wel eens hooren bewe ren, dat een reservefonds: voor eene boerenleenbank dwaasheid is;, waar immers de aansprakelijkheid der le den als waarborg Veel grooter is, dan een reservefonds; ooit kan zijn. Men vergeet hierbij echter, dat die aansprakelijkheid geene liquide gelds waarde heeft en 'dat deze slechts; te pas komt bij de liquidatie. De aansprakelijkheid is; het funda ment, waarop de bank rust. Maar als men dit rustend kapitaal zou moeten aanspreken, dan zou men tegelijker tijd het geheele fundament los wrikken. Tot zoo iets komt men slechts in het uiterste geval. De reserve daarentegen dient, om de gewone risico's;, in meerdere of mindere mate aan elk bedrijf verbon den, te bestrijden. En nu denken wij hier, als reeds: boven gezegd, niet aan fraude. Wij denken hier alleen aan de mogelijk heid, dat er toch posten zijn, die ten slotte niet invorderbaar blijken. Gelukkig is ons; slechts een enkel geval bekend, maar bij de uitbrei ding van zaken en het zich wat rui mer bewegen van de boerenleenban ken, vooral in de latere jaren, wordt ongetwijfeld de risico iets; grooter. Reeds meermalen is;, doordat ter elfder ure nog beslag werd gelegd op, de goederen van 'schuldenaar en (of) borgen, een verlies voorkomeif. Op het oogenblik, dat het crediet wordt verleend, zal men niet steeds', absolute zekerheid hebben, dat de schuldenaar nergens, elders gelden heeft- opgenomen, nóch ook de bor gen zich reeds elders; hebben ver bonden of boven^ eigen draagkracht elders gelden opnamen. En hoe het in de toekomst zal gaan, weet men op dat oogenblik ook niet. Waarom dan de reservevorming kunstmatig tegengegaan? Ons is bekend, dat eene boeren leenbank met een omzet van meer dan een millioen gulden in 1918, aan haar reservefonds; de kapitale som van zestig gulden (zegge f 60. heeft toegevoegd. Men voorkomt de reservevorming door de rente voor voorschotten en crediet in loopende rekening op zulk een uitermate laag peil te houden of wel zulk eene hooge rente aan de spaarders uit te keeren, dat er voor de bank zelve na aftrek-harer onkos ten nagenoeg niets overschiet. Die credietnemers houden dan in hun zak, wat de bank moest hebben of die spaarders; steken in hun zak, wat de bank behoorde te behouden. In de goede jaren leggen men liever wat op zij, dat later te pa? kan komen. Dan heeft men wat ach ter de hand.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1919 | | pagina 1