OFFICIEEL ORGAAN VAN DE COÖPERATIEVE CENTRALE RAEFFEISEN-BANK TE UTRECHT. - REDACTIONEEL GEDEELTE Geldleeningen aan Gemeenten en Waterschappen. Incourante fondsen. No. 8. FEBRUARI 1919 Vierda Jaargang Verschijnt den eersten van iedere maand Abonnement f 0.50 per jaar Losse nummers 10 Cent. franco per post. Redactie en Administratie DRIFT 13, UTRECHT. Teleph. Interc. No. 1705. Inhoud van dit nummer: a. Redactioneel gedeelte: i. Hy potheken. 2. Bericht. 3. Geldleenin- gen aan Gemeenten enz. 4. Incou rante fondsen. 5. De postchèque- en girodienst. 6. Presentiegeld bestuurs leden enz. 7. De tegenwoordige geld- ruimte. b. Uit onze Boerenleen banken: Opgave Nieu-Namen. c. Advertenties. HYPOTHEKEN. Zooals aan onze banken bekend is, zal tot het verstrekken van gelden op hypotheek van een bedrag hooger dan drieduizend gulden vooraf toe stemming moeten zijn verleend door de Centrale Bank. Zonder deze toestemming mogen de boerenleenbanken daartoe niet overgaan. Aldus is besloten in de algemeene vergadering, in 1913 gehouden. Men ging daarbij uit van de ge dachte, dat het gewenscht was, dat <ie Centrale het oog hield op derge lijke beleggingen. Immers waren er boerenleenban ken, die zeer groote bedragen op hy potheek hadden uitgezet en dat soms voor zeer langen termijn. Nu zou het de vraag kunnen zijn, of onder bedoeld besluit ook vallen de zoogenaamde crediet-hypotheken, d. w. z. die hypotheken, welke die nen tot zekerheid van de betaling van het eventueele debet-saldo eener loo- pende rekening. Men kan zeggen, dat het hier niet gaat om een vastleggen van gelden, dat toch immers het bedrag der re kening steeds wisseling ondergaat, enz. Toch is het de bedoeling van bovenvermeld besluit, ook dit soort hypotheken te omvatten. Het spreekt wel van zelve, dat de Centrale die hypotheken anders be schouwt als de zoogenaamde „vaste". Bezwaar tegen toestemming voor dergelijke hypotheken bestaat dan ook veelal niet. Toch is het ook ter wille van het overzicht gewenscht, ze aan dat be sluit onderworpen te achten. Het blijkt toch meermalen, dat, wat als crediet-hypotheek wordt aan gediend, feitelijk niet als zoodanig is te beschouwen. Wij wijzen er hier nog terloops op, dat ook de voorschotten, gedekt door z.g.n. vaste hypotheek, onverschillig of eene jaarlijksche aflossing is be dongen of niet, steeds met 3 maan den opzegbaar moeten zijn. BERICHT. Door geheele of gedeeltelijke af lossing, van bedragen, door de Cen trale op hypotheek verstrekt, alsook door het plaatsen van meer deposito obligaties, is de Centrale in staat, weder tot beperkte bedragen gelden op hypotheek te verstrekken. Herhaaldelijk komt het voor, dat boerenleenbanken aan de Ge meente, waar zij gevestigd zijn of ook aan plaatselijke of naburige wa terschappen 'kasgeldleeningen wen- schen te verstrekken. Veelal bestaat hiertegen vanwege de Centrale Bank geen bezwaar. De boerenleenbanken althans die, welke niet in de provincie Zuid- Holland gevestigd zijn dienen er op te letten, dat zij geene dergelijke kasgeldleeningen sluiten, tenzij bij eene Gemeente tot bedoelde leening door den Gemeenteraad is besloten en op dat besluit de goedkeuring van Gedeputeerde Staten is verkre gen. (Bij Waterschappen is veelal een besluit van Hoofdingelanden noo- dig, eveneens goedgekeurd door Ge deputeerde Staten). Wat de onderteekening der schuld bekentenis betreft, zij opgemerkt, dat de Gemeente door het College van Burgemeester en Wethouders wordt vertegenwoordigd en dat namens dit College moet geteekend worden door den Burgemeester en den Secretaris. (Is de Burgemeester teven Secreta ris, dan door den Burgemeester en een der Wethouders). Beide personen, die de schuldbe kentenis teekenen moeten den regel: „Goed voor gulden met rente en kosten" zelve boven hunne handtee- kening schrijven. Wat het bovengemelde over de Provincie Zuid-Holland betreft, mer ken wij op, dat H.H. Gedeputeerden dier Provincie het standpunt inne men, dat speciale goedkeuring van elke kasgeldleening ,door eene Ge meente te sluiten, niet noodig is, mits het Gemeentebestuur ten aan zien van het bedrag slechts blijft binnen het kader der eenmaal vast gestelde begrooting. In de latere uitgaven der model statuten voor de boerenleenbanken, komt eene bepaling voor, welke in houdt, dat bij onderpand van effec ten de vaststelling der overwaarde moet worden onderworpen aan de goedkeuring der Centrale Bank. Onder dien term: „overwaarde" is te verstaan het bedrag, waarmede de waarde van het effect die van het daarop geschoten geld overtreft. En onder die „waarde" is weder niet te verstaan het bedrag, op het stuk vermeld (bekend als de „no minale" waarde), doch de werkelijke verkoopsprijs, welke dikwijls; aanmer kelijk van die nominale waarde ver schilt. Nu wordt door ons in ieder geval afzonderlijk de waarde der opgege ven stukken nagegaan en de over waarde, die aanwezig moet zijn, vast gesteld. In den laatsten tijd werden ons meermalen opgaven van effecten ge daan, die niet ter beurze verhandel baar zijn. Zulke stukken behooren tot de zoogenaamde „incourante" fondsen. Deze ontbreken in de beursnotee- ring en hare waarde is derhalve niet ieder oogenblik vast te stellen en bij gevolg ook niet óf er overwaarde aanwezig is. En dat is voor een onderpand noodzakelijk. Daarin toch moet de bank de ze kerheid vinden, dat bij mogelijk te gelde maken en voorschot en rente

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1919 | | pagina 1