Coöperatieve Centrale Raiffeissen-Bank te Utrecht,
De nieuwe serie is uitsluitend verkrijgbaar gesteld voor
Particulieren. Aanvragen te richten aan de ter plsatse
gevestigde Boerenleenbank.
DE RAIFFEISENBODE.
5-
Er ligt, zoo mogelijk, nog eene ver
sterking in.
Ten slotte de uitdrukking: „tevens
„met afstand van alle beroep op de
„bepalingen van art. 1885 en art.
„1886 van het Burgerlijk Wetboek".
Bedoelde bepalingen luiden aldus:
Art. 1885: De borg is ontsla
gen, wanneer hij door toedoen
van den schuldeischer niet meer
kan treden in de rechten, hypo
theken en voorrechten van dien
schuldeischer.
Art. 1886: De vrijwillige aan
neming van eenig onroerend of
ander goed door den schuld
eischer in betaling der hoofd
schuld gedaan, ontslaat den
borg, al ware het ook, dat het
zelve goed naderhand van den
schuldeischer werd uitgewonnen.
De boerenleenbank zal natuurlijk
de borgen zooveel mogelijk sparen.
Dat is haar zedelijke plicht en ook
haar belang brengt dat mede.
Bovendien is het echter eene
rechtsplicht, er voor te waken, dat
de borg niet door toedoen der bank
meer schade lijdt, dan strikt noo-
dig is.
Dus zal de schuldeischer (boeren
leenbank) niet, ingeval een schulde
naar overlijdt, de zaak maar kalm
pjes moeten laten loopen, den boe
del laten verdeelen, enz. en dan, als
die erfenis verdwenen is, den borg
aanspreken.
Dan verhindert zij den borg, die
mogelijk zelfs van dat overlijden on
kundig was, om zijne rechten uit te
oefenen, nadat hij aan de boerenleen
bank heeft betaald. Immers zal de
borg, nadat hij betaald heeft, door
die voldoening in de rechten der
bank treden tegenover dien boedel.
Maar door de laksheid der bank
heeft hij daaraan dan niet veel meer.
In zulk een geval kan de borg zich
van zijne verplichtingen ontslagen
achten.
Men moet dus op zijne hoede zijn,
want is men dat niet, dan kan uit
die bepaling van art. 1885 groot ver
lies voortvloeien.
't Is eene gevaarlijke bepaling,
over welker toepassing herhaaldelijk
wordt geprocedeerd.
Zoo hebben borgen beweerd, dat
ze van hunne verplichtingen ontsla
gen waren, ingeval de bank het fail
lissement van een voorsichotnemer
aanvroeg of ook voor een faillisse-
mentsaccoord hare stem uitbracht.
Dit is echter in rechten niet opge
gaan.
Intusschen laten wij de borgen
maar van beroep op die bepaling af
stand doen, om mogelijk daaruit
voortspruitend geharrewar te voor
komen.
Doet de borg nu toch afstand van
beroep op de bepaling van art. 1885,
dan kan hij ook nog wel afstand
doen van beroep op die van art. 1886.
Dat gaat in eene moeite door.
Toch is die laatste bepaling van
niet zooveel belang.
Het geval laat zich niet denken,
dat een schuldenaar, die de terugbe
taling zijner schuld door borgstelling
verzekerde, aan het Bestuur der
bank, om aldus zijne schuld te del
gen, eene koe brengt en dat het Be
stuur met dergelijke schulddelging
genoegen neemt.
In dat geval zouden de borgen
ontslagen zijn, ook al bleek later, dat
de koe was ontvreemd en deze door
den eigenaar werd teruggevorderd.
Immers door die voldoening ver
viel de hoofdverbintenis en tevens en
gelijk met deze de nevenverbintenis
der borgen.
Hoe het ook zij, men waarborgt
zich liefst zooveel mogelijk en daarom
snijdt men liefst alle gelegenheid, om
te ontsnappen, af.
Die verplichting, om afstand te
doen van alle beroep op de bepalin
gen van artt. 1885/1886 is echter fei
telijk een zich beveiligen tegen eigen
zorgeloosheid en het is dan ook eene
open vraag, of dergelijke afstand wel
steeds in rechten effect zoude heb
ben. De boerenleenbank trede in
ieder geval zoo op, alsof bedoelde
wetsbepalingen voor haar van kracht
zijn gebleven. Daardoor is zij voor
zichzelve en tegenover de borgen het
best verantwoord.
Iller Procents Deposito-OMiialien
DER
in stukken van f 1000, f 500 en f 100. Coupons 30 Juni—31 December.