Uit onze Boerenleenbanken. 52 DE RAIFFEISENBODE. LOSBLADIG SPAARBANKBOEK. De Heer W. Pannekoek te Wijk aan Zee en Duin heeft in het voor gaand nummer een artikeltje ge plaatst, waarin hij vraagt, of het ge bruik van een losbladig spaarbank- boek niet gemakkelijker was, dan een dat vast ingebonden is. Bijna elk jaar heeft hij een nieuw spaarbankboek noodig en dan moet hij telkens opnieuw de hoofden in schrijven. Wij gevoelen den last, die hieraan verbonden is en achten het gebruik van een losbladig spaarbankboek ook niet ongeoorloofd. De kosten, aan de aanschaffing verbonden, zijn, vooral tegenwoor dig vrij hoog, maar het gemak, dat men er van heeft, weegt ruimschoots tegen die meerdere kosten op, ten minste bij eene bank, die vele in leggers telt. Noordlaren ,8 Dec. 1918. Aan de Redactie van „De Raiffeisen-Bode", te Utrecht. M. M. Bij dezen heb ik de eer U te be richten, dat in onze j.1. gehouden Bestuursvergadering besloten werd een adres te richten, tot de Hoofd directie van den Postchèque- en Girodienst te 's Gravenhage. (Zie het nummer van November). Daarbij bracht onze kassier nog een ernstig bezwaar te berde tegen den Postchèque- en Girodienst, n.1. dit: Worden aan een hulppostkan toor gelden gestort, dan gaat het be wijs eerst naar het Hoofdkantoor te Gron. dat dan zorgt voor verdere af werking. Dit geeft natuurlijk ver traging. Een aangeteekende brief gaat direct van Haren naar Utrecht en bereikt de Centrale Bank dus zoo spoedig mogelijk. Het gevolg is, dat bij het gebruik maken van den postchèque- en giro- 1 dag rente gaat verloren, wat bij verzending per aangeteekenden brief niet het geval behoeft te zijn. Natuurlijk staat dit bezwaar een algemeen gebruik maken van den chèque- en girodienst in den weg. Wij hebben gemeend, U even op dit bezwaar te moeten wijzen, over tuigd als we zijn, dat voor alle ban ken, die onder een hulpkantoor res sorteeren (en dit zal met de meeste locale banken wel het geval zijn) het zelfde bezwaar geldt. Zal de chèque- en girodienst ge heel aan de verwachting beantwoor den, dan dient ook dit bezwaar te vervallen. Namens het Bestuur van de Coöp. Boerenleenbank te Haren (Gr.): J. KOOL, Voorzitter. Geachte Redactie, De clausule van form. 12, waarbij de borgen zich verbinden, luidt: „En verklaren de mede-ondergeteeken- denzich als borgen met den voornoemden schuldenaar hoofde lijk te verbinden, zoowel voor de prompte betaling van het kapitaal als van de rente en kosten, onder afstanddoening van alle voorrechten door de wet aan borgen toegekend, tevens met afstand van alle beroep op de bepalingen van artt. 1885 en 1886 Burgerlijk Wet- b o e k." 't Komt wel niet eiken dag voor, dat een borg aan een kassier uitleg van 't door mij gespatieerde vraagt de buitenman vindt het in den regel al gauw goed maar 't kin voorkomen, en dan zou een jong kassier wellicht verlegen zitten. Me dunkt een uitleg van Uw kant kan niet anders dan goed werken: ve len zullen er nog wel iets uit leeren. Een Kassier. ANTWOORD DER REDACTIE. De geachte inzender stelt hier eene vraag aan de orde, die wellicht meerdere boerenleenbanken zal in teresseeren. Inderdaad is het van belang, dat de kassier, als; een borg hem derge lijke vraag stelt, onmiddellijk aan de zen de gewenschte inlichtingen kan verschaffen. In de eerste plaats dan de uitdruk king: „onder afstanddoening van alle voorrechten, door de wet aan de bor gen toegekend." De voorrechten, welke de wet aan de borgen toekent, zijn die van schuldsplitsing en van uitwinning, ning. Onder het voorrecht van schuld splitsing wordt verstaan het recht, te eischen, dat de schuld over de bor gen gelijkmatig wordt verdeeld. Onder het voorrecht van uitwin ning wordt verstaan het recht, te eischen dat des schuldenaars goe deren tot delging der schuld wor den aangewend, alvorens men zich wendt tot de borgen. Deze voorrechten nu worden den borg door de akte ontnomen. Wat het eerste betreft, zij opge merkt, dat een borg, die geen afstand deed van het voorrecht van schuld splitsing, ook al is; hij, evenals zijne medeborgen, voor zich voor de ge- heele schuld aansprakelijk, bij ge rechtelijke vervolging kan vorderen, dat het bedrag over alle borgen voor hun deel wordt omgeslagen, het be drag der schuld alzoo wordt ge splitst. Is een of zijn meer borgen niet in staat, het zijne of hunne te voldoen, dan worden de anderen weder met de voldoening van dat ontbrekende belast. Doet men afstand van dit voor recht, dan is natuurlijk van derge lijke verdeeling geen sprake en kan men ze zelfs afzonderlijk in rechten betrekken tot voldoening van het ge- heele bedrag. Wat het tweede betreft (de uitwin ning) zij nog opgemerkt, dat de borg kan vorderen, dat hij pas aan de be taling toekomt, nadat de schuldenaar geheel en al is uitgewonnen, d. i. eerst zelf zijn geheele vermogen tot voldoening heeft aangewend. Eene algeheele executie (faillissement) van den schuldenaar moet dan aan alles voorafgaan. Nu ligt een en ander wel reeds vast door de uitdrukking: „hoofde lijk", die in bedoelden zin der schuld bekentenis ook voorkomt, maar men laat veelal de borgen nog met name afstand doen van die voorrechten.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1919 | | pagina 2