is
3°
is-—
22
DE RAIFFEISEN-BODE.
tueel verlies eerst nadat het geheele
reservefonds is ingeboet, door de
zuster Instellingen wordt gedekt. Met
het oog op dit reservefonds zal het
Bestuur wel evengoed als tot dusver
de verantwoordelijkheid blijven ge
voelen tegenover de leden der Bank,
om voortdurend toezicht te blijven
uitoefenen op de handelingen van
hunnen kassier.
Maar eene verantwoordelijkheid als
het Bestuur van Nieuw-Namen heeft
gedragen, is méér dan we onze Be
sturen mogen opleggen en persoon
lijke offers mogen door ons eigenlijk
in zulk een geval niet worden aan
vaard. Waar zou men op den duur
in onze organisatie de mannen vin
den, bereid om deze verantwoorde
lijkheid te dragen of zulke offers te
brengen
Wil de meerderheid der Banken
een fonds vormen, zooals door den
Heer J. Busé schijnt te worden voor
gestaan, dan zou m.i. met een premie
van 1/4 o/o gerust kunnen worden vol
staan. Echter heeft men dan de
mogelijkheid dat de eerste jaren het
fonds niet sterk genoeg kan zijn,
eventueele verliezen geheel te dek
ken, terwijl bovendien door de gelijke
bijdragen eene onbillijke verdeeling
der lasten ontstaat.
Toch biedt de vorming van een
fonds wel een voordeel, n.1. dit, dat
na verloop van jaren in dit fonds
kunnen worden opgenomen de pen
sioensverzekering der ambtenaren
van de Centrale Bank en mogelijk
ook van de Kassiers.
Het is niet onwaarschijnlijk- dat in
het laatste geval de premie op 1°/o
gebracht zou moeten worden. On
danks dit voordeel wil mij deze op
lossing niet de meest gewenschte
voorkomen en beveel ik de eenvou
dige regeling aan in de overweging
van het Bestuur der Centrale. Het
is mijn plan, om tegelegenertijd een
besluit van de Algemeene Vergade
ring in den geest van bovenstaande
uit te lokken.
C. H. J. LUTZ.
1De extra-jaarlijksche bijdrage
zou het billijkst worden omgeslagen
naar verhouding der eindcijfers der
Rekeningen over het afgeloopen jaar.
M. de R.
In het Julinummer van de Raif-
feisen-Bode zegt U dat de leenban
ken verplicht zijn op verzoek van
de belastingambtenaren alle boeken
en registers te vertoonen, onver
schillig of deze al of niet zegelvrij
zijn. ij
Met die uitspraak kan ik mij niet
vereenigen. Een gevolg daarvan zou
zijn dat men b.v. ook het z.g. groot
boek I (de spaargelden) voor de be
lastingambtenaren zou moeten open
leggen. Dat is dunkt mij een onmo
gelijke uitlegging.' Vooreerst kan ik
in de wet geen steun vinden voor die
opvatting, maar ze is ook volkomen
onlogisch. Waarom zou men boeken
moeten openleggen waarvan vast
staat, zonder eenig voorbehoud, dat
ze zegelvrij zijn? Men had dan deze
bepaling evengoed in elke andere
wet kunnen opnemen. Is de door
U gehuldigde opvatting misschien
aan een of andere rechterlijke uit
spraak ontleend? Dan zou het van
belang zijn deze onder de oogen
Uwer lezers te brengen. De absolute
zekerheid toch van een geheimhou
ding van alle spaarbankaangelegen
heden is een van de meest belang
rijke factoren voor de populairiteit
der leenbank en als deze moet prijs
gegeven worden, zou dat in hooge
mate te betreuren zijn. Het zal velen
met mij belang inboezemen te weten
op welke gronden U meent dat in
zage van alle boeken der leenbank
gegeven moet worden.
Mocht die opvatting alleen zijn
grond vinden in art. 18, 2e lid, dan
ben ik zoo vrij die uitlegging in
twijfel te trekken, en zou dat willen
motiveeren met de vraag op welken
grond een ambtenaar ooit inzage zal
kunnen vragen van boeken waarvan
hij wept dat ze zonder voorbehoud
zegelvrij zijn en waarvan het onder
zoek dus bij voorbaat doelloos is.
Een veroordeeling tot boete zou op
dien grond ook moeilijk kunnen vol
gen, omdat daarbij niet het minste
fiscaal belang betrokken is.
O.
ANTWOORD DER REDACTIE.
Met de strekking van dit stuk gaan
wij accoord. Het zoude inderdaad
dwaas zijn van belastingambtenaren,
om te eischen, dat alle boeken en
registers worden vertoond en wij
zouden in ieder geval beginnen met
inzage van Grootboek I (spaargel
den) te weigeren en zoo dit niet
baatte, de namen der spaarders be
dekken.
Wij gelooven niet, dat; de belas
tingambtenaren zóó dwaas zullen zijn,
inzage van dat boek te vorderen.
Men zal ze 'voldoende duidelijk kun
nen maken, dat ze hiermede niets
te maken hebben, daar van ontdui
king der zegelwet hier geen sprake
kan zijn.
Niet ontkend kan echter worden,
dat de zegelwet zeer ruim is gere
digeerd. De praktijk zal den juisten
uitleg nog moeten geven.
Eene rechterlijke uitspraak in
dezen bestaat niet. Bedoeld art. 18
zegt, dat boeken en registers moeten
worden overgelegd, onverschillig of
ze zegelvrij zijn of niet.
Aldus ook V. S. Ohmstede in zijn
toelichting op de zegelwet.
Wij voor ons zouden wel geloo
ven, dat eene boerenleenbank inzage
van Grootboek I kan weigeren, in
ieder geval geen groot gevaar loopt
door dit te doen.
Ingekomen giften van aangesloten
Banken tot dekking van tekort van
13000 gld., ingekomen sedert 23 Juni
191
5.
I
Boerenl.bk. Rauwerd f
10.
2
Clinge
25.—
3
JJ
Hengstdijk
25.—
4
Ruurlo
25-—
5
jj
Purmerland
10.-
6
JJ
Ter'Apelkanaal
25-—
7
jj
Zaandam
25-—
8
Aalten
25.—
9
Leeuwarden O.Z. -
20.
10
Wésterblokker
IO.1
11
Roden
25.—
12
JJ
Scherpenzeel
25<—
13
JJ
Heeg
25.
14
jj
Broek in Waterl. -
100.
15
Wouw
25.—
16
JJ
Wapenveld
25.—
17
JJ
Andijk
20.-
18
jj
Broek op
Langendijk -
ÓO.
19
Landsmeer
40.—
20
Uithuizermeeden
21
Achlum
25-—
22
Houten
25.—
23
Goor
23-—
24
Voorst
50.—
25
Maasland
25.—
26
Steenderen-
Drernpt
25-—
27
Veenendaal
10.
28
Zevenaar
25-—
29
Kruinirrgen
50.—
jj
Stolwijk
25-—
31
Markelo
25.—
32
Oostermeer
33
jj
Averthorn
10.
34
Ouddorp
10.—
35
J J
Rijswijk N.B.
5-—
36
j j
Zevenhuizen
I5-—
37
Amstelveen
25.—
38
JJ
Ossenisse
25.—
39
Exel
10.
Vorige lijst - 540.
Totaal f 1523.—
Onzen welgemeenden dank aan de
helpende Zusterverenigingen. Nog
slechts 55 van de circa 600 aange
sloten Banken boden hulp.
Wie volgt het goede voorbeeld?
De Kassier:
E. J. v. WE-SEMAEL.