OFFICIEEL ORGAAN VAN DE COÖPERATIEVE CENTRALE RAIFFEISEN-BANK TE UTRECHT. No. 3. SEPTEMBER 1918 Vierde Jaargang e Raiffeisen- Verechijnt den eersten Tan iedere maand Abonnement f 0.50 per jaar Losse nummers 10 Cent. franco per post. Redactie en Administratie DRIFT 13, UTRECHT. Teleph. Interc. No. 1705. Inhoud Tan dit nummer a. De circulaire van Aalten. b. Redactioneel gedeelte: i. De postcheque- en girodienst. 2. Onze deposito-obligatie's. 3. Geld voor een vol jaar vast. 4. Mededeeling. 5. Bericht. c. Uit onze boerenleen banken: 1. Ingezonden door Som- melsdijk. 2. Ingezonden door Wes- terblokken. (Met noot redactie). 3. Ringen. 4. Ingezonden door Vinfce- veen. 5. Ingezonden door O. (Met antwoord redactie). 6. Opgave 1 Nieuw-Namen. d. Advertentiën. De Circulaire van Aalten. M. d. R. Het bestuur van de bank te Aalten is een antwoord schuldig op het stuk van den Heer van Ittersum in het vorig nummer van het Orgaan. Be leefd verzoeken wij derhalve opname van onderstaande. In de eerste plaats dan het feit dat de heer Van Ittersum ons voor naamste bezwaar niet aanhaalt, n.1. de verhouding van den heer 'Wester dijk. Wij noemden die verhouding in de eerste plaats een wantoestand. Het verwijt, dat geen gebruik is gemaakt van de Raiffeisen-Bode, is hier niet op zijn plaats, omdat tus- schen den tijd dat de bedoelde vraag van het bestuur der centrale bank aan de locale banken om gevallen te noemen van deloyale concurrentie der Nationale Bank en dien waarop die antwoorden moesten binnenko men, geen Raiffeisen-Bode verscheen en dus de mogelijkheid om daarvan gebruik te maken, niet bestond. De heer Van Ittersum gelieve ons te gelooven, dat het er in geen enkel opzicht om te doen was hem onaan genaam te zijn en dat van een ver beuren van vertrouwen geen sprake was. Het ging enkel om de zaak zelve. En al is de heer Van Ittersum van meening dat wij hopen niet dat dit het geval zal zijn de ver houding van de heer Westerdijk en de verhouding tot de Nationale niet zoo erg is, dan verliest ,de heer Van Ittersum daarom niet ons vertrou wen. We kunnen dan alleen in dit opzicht niet met hem medegaan en blijven die verhouding zóó verkeerd achten, dat als het moet, zelfs een persoon als de heer Van Ittersum aan die opvatting moet worden op geofferd, daar de organisatie eischt dat dergelijke grove misstanden op geruimd worden. Wij zijn overtuigd dat bijna nie mand na de vergadering verwachtte, dat de toestand zou bestendigd wor den. De afkeuring was zóó algemeen, dat het de grootste verbazing wekte dat nog eens een enquete moest worden ingesteld om den omvang van het kwaad te beoordeelen. Onze opvatting en die van verreweg het grootste aantal afgevaardigden was, dat reeds meer dan voldoende ar gumenten waren aangevoerd om dui delijk te maken dat de bedoelde mis stand hoe eer hoe liever weggeno men moet worden. Een correspondentie, welke wij vooraf hadden gevoerd met den heer Westerdijk, gaf ons reeds de over tuiging dat deze niet zoo gemakke lijk als indertijd de heer Jhr. Bosch van Oud Amelisweerd een keuze zou doen tusschen de centrale en de nationale en toen daarop van het bestuur der centrale de bedoelde vraag" uitging, bleek daaruit reeds dat het bestuur de reeds bekend ge maakte feiten onvoldoende achtte om de verhoudingen te verbreken. Daarom en daarom alleen verzond Aalten de circulaire. Niet om een persoon te grieven, zelfs niet den heer Westerdijk, maar enkel en al leen om de zaak. Als dergelijke wan verhoudingen blijven bestaan, voert ons dit op een zoo hellend vlak, dat het op den duur moeilijk zal zijn zelfs corruptie te weren. En waarom moeten dergelijke toestan den bestendigd blijven? Bleek niet reeds afdoende dat de vergadering het niet wilde? Is er voor de cen trale een zoo belangrijke noodzake lijkheid aan verbonden die onge- wenschte connectiën te behouden? En w anneer het nueens niet de Nationale had betroffen, doch eene andere bank, zoude dan inderdaad ook nog eene enquête noodig ge acht zijn? Laten we het ronduit erkenneft dat het misstanden zijn en ons niet ver diepen in het meer of minder gevaar lijke daarvan. Hoewel het in het stuk van den heer Van Ittersum niet bepaald met zooveel woorden gezegd wordt, schijnt het ons toe dat het zenden van de circulaire door het bestuur niet bepaald een bestuursdaad was, zelfs niet eens de volkomen instem ming van het bestuur had. Is deze zienswijze juist, dan pleit dit voor het bestuur dat, hoewel voor zich zelf overtuigd van het onbestaanbare van den toestand, alleen een op dracht van een gecombineerde ver gadering vervulde. Toch hadden wij dan gaarne gezien dat deze bestuurs- opvatting in de circulaire ware op te merken geweest. De bank te. Aalten kon echter de circulaire niet anders als een be stuursdaad opvatten omdat niets haar recht gaf dit niet te doen. Het doet ons bijzonder genoegen dat de heer Van Ittersum erkent dat er een te nauwe relatie bestond met de nationale en nog meer dat het bestuur zelfs voor een zeer krach- tigen aandrang van de zijde der Nationale Bank, om die verhouding nog nauwer te maken, niet is ge zwicht. Hulde aan het bestuur voor dat optreden. Maar er blijkt tevens uit, meer dan uit een urenlang betoog, dat er een misstand bestaat. Het bestuur heeft dat zelf gevoeld. Men liet tot op een bepaald punt dien misstand toe, totdat het te erg werd. Ieder gevoelt het gevaarlijke daar van. Het verheugt ons bijzonder dat het bestuur de relatie met de nationale verbrak, waaruit meteen blijkt dat het mogelijk is het zonder deze in stelling te stellen. Nog meer zullen wij ons verblijden als het bestuur aan onze zijde zou willen staan wat betreft de verhouding van den heer Westerdijk, want dat is van veel grooter gewicht. Wij herhalen dat het niet om personen gaat. Het spijt ons zeer dat een man als de heer Westerdijk in deze genoemd moet worden. Het doet pijnlijk aan dit te

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1918 | | pagina 1