OFFICIEEL ORGAAN VAN DE
COÖPERATIEVE CENTRALE RAIFFEISEN-BANK
TE UTRECHT.
No. 2.
AUGUSTUS 1918
Vierde Jaargang
e Raiffe
Bode
Verschijnt den eersten Tan
iedere maand
Abonnement f 0.50 per jaar
Losse nummers 10 Cent.
franco per post.
Redactie en Administratie
DRIFT 13, UTRECHT
Teleph. Interc. No. 1705.
Inhoud van dit nummer
a. De „circulaire" der bank te Aal
ten (door den Voorzitter van het
Bestuur). b. Redactioneel ge
deelte: i. Mededeeling. 2. De post
cheque- en girodienst. c. Uit onze
boerenleenbanken, i. Aan alle ring-
besturen. 2. Ingezonden door Som-
melsdijk. 3. Ingezonden door K. (met
antwoord redactie). 4. De Borgstel
ling der Kassiers (Vinkeveen). 5. In
gezonden door Hardinxveld (met
noot redactie). 6. Opgave Nieuw-
Namen. d. Correspondentie.
e. Advertentiën.
D? Circulaire van hst Bestuur der
Boerenleenbank te Aalten aan de leden
der Centrale Bank betreffende de
Nationale Bankvereeniging.
Door mij werd als voorzitter van
het Bestuur der C. C. Raiffeisenbank
onlangs ontvangen een aan de Boe
renleenbanken gerichte circulaire, d.d.
Juli 1918, waarin op afkeurende wijze
werd gesproken over de door ons
Bestuur aan de Besturen der Boe
renleenbanken gezonden circulaire
(behelzende een verzoek om mede
deeling van de bezwaren tegen het
in relatie staan met de Nationale
Bankvereeniging) en waarin ook niet
onduidelijk gebrek aan doortastend
heid aan ons Bestuur en aan deszelfs
voorzitter wordt verweten ten op
zichte van het niet verbreken dier
relatie.
Een paar opmerkingen moeten mij
naar aanleiding dezer circulaire van
't bestuur van Aalten van 't hart.
In de eerste plaats wat de daad
zelf betreft. Ik betreur die en wel
omdat het mij niet juist voorkomt,
dat een onzer aangesloten banken
(nu deze reeds wegens het eens
per maand verschijnen eener Raif-
feisenbode, van het officiëele orgaan
geen gebruik maakte) zonder zich
van de gevoelens van het Bestuur
op de hoogte te hebben gesteld
en dit er eenigszins in te kennen,
zich in verbinding stelt met al de tot
onze organisatie behoorende banken,
teneinde te geraken tot een min of
meer positie nemen tegenover ons
Bestuur en deszelfs voorzitter.
En niet alleen dat ik zulks betreur,
maar het heeft mij tevens pijnlijk
aangedaan.
In de jaren toch gedurende welke
ik het voorrecht heb voorzitter van
het Bestuur onzer zoo ontzaglijk groot
geworden instelling te zijn en waar
voor ik werkelijk naar mijne innige
overtuiging naar mijne beste krach
ten heb getracht te ijveren, heb ik
mij steeds gevleid met de inderdaad
schoone gedachte, dat ik het ver
trouwen dezer groote organisatie be
zat, ja zelfs dat er eene min of meer
vriendschappelijke en hartelijke band
tusschen mij en de aangesloten ban
ken bestond.
En niet alleen dat ik (naar mijne
meening in de goede beteekenis van
dit woord) trotsch daarop was en
daar den hoogsten prijs op stelde,
maar ik achtte zulks ook bovendien
bepaald noodig en zelfs zoo noodig,
dat wanneer ik de overtuiging zoude
bekomen dat dit niet meer het geval
was de toch reeds zware taak van
voorzitter van het Bestuur mij van
stonde af aan t e zwaar zoude wor
den en ik omgekeerd ook vast
van oordeel zouden zijn, dat ik ook
in t' belang der Bank niet meer voor
zitter van 't Bestuur behoorde te
blijven.
En al .moge er nu ook in de
laatst gehouden Algemeene Verga
dering een en ander op eene wijze
zijn gezegd, die ook voor het
Bestuur weinig vriendelijk klonk,
terwijl hetgeen waar het om ging wel
in voor 't Bestuur zachter en wel
willender vorm te behandelen ware
geweest zoo heb ik het geloof in
het vertrouwen, dat de .Banken mij
tot dusverre naar ik meende steeds
schonken, daarom toch nog geluk
kig niet verloren.
De vele besprekingen welke ik in
al de achter mij liggende jaren nu
en dan gehad heb, de vele conferen
ties die steeds aangenaam verlie
pen .welke ik met zoovele besturen
van banken heb gehouden, in één
woord de geheele gang van zaken,
zooals ik die gemeend heb te
moeten leiden en hetgeen ik daarbij
altijd aan welwillendheid mijner
zijds trachtte te geven en ook an
derzijds van de banken ondervond,
doen mij tenzij ik in mijn geheele
streven diep teleurgesteld moet wor
den gelukkig niet wankelen in mijn
geloof, dat dat vertrouwen onge
schokt zal zijn en de band tusschen
mij en de banken onverbroken is.
Heb ik mij daarin vergist?
Zoo niet, waarom wendde het Be
stuur van de Bank van Aalten zich
dan niet eerst tot ons bestuur (dat
altijd zoo toegankelijk voor confe-
rentie's met onze banken was) en tot
mij om met ons als mannen in wien
zij vertrouwen stellen in een vriend
schappelijke bespreking van gedach
ten te wisselen, in plaats van een
circulaire rond té zenden, waarin toch
inderdaad zooals ik hier nader
hoop aan te toonen, ten onrechte
een en ander gezegd wordt waardoor
afbreuk zoude worden gedaan aan
dat zoo hoog noodige, ik zoude zeg
gen onmisbare vertrouwen, dat alle
banken en ook Aalten in het
Bestuur moet, en ook naar mijne
meening mag hebben.
Doch in de tweede plaats wat den
inhoud der circulaire van Aalten
betreft.
In de Algemeene Vergadering was
aangenomen de motie van Vinkeveen
te stellen in handen van den Raad
van Toezicht en het Bestuur om
daarover te beraadslagen en daar
nader aan de Algemeene Vergade
ring rapport of advies over uit te
brengen.
Den I5en Juni had vervolgens on
der voorzitterschap van den voorzit
ter van den Raad v. Toezicht eene
gecombineerde vergadering van Raad
v. Toezicht en Bestuur plaats, waarin
onder meer ook de bovengenoemde
motie ter tafel kraam en werd voor
gesteld en besloten, teneinde de ver
houding met de Nationale Bankver
eeniging geheel van alle zijden te
kunnen beoordeelen bij circulaire de
aangesloten banken uit te noodigen
omtrent de bezwaren, welke zij van
de Nationale Bankvereeniging had
den ondervonden, zich te willen uit
spreken.
,Uit den aard der zaak werd het