DE RAIFFËISEN-BODË.
Nieuw-Namen.
De uilbetaling van in beslag
genomen vee.
2°. op andere dagen vóór 9 uur
des voormiddags en na 4 uur des
namiddags.
.Wegens iedere door de in het
eerste lid genoemde ambtenaren bij
proces-verbaal 'geconstateerde weige
ring of belemmering van inzage is
eene boete verschuldigd van vijftig
gulden.
Hij die geen gelegenheid geeft in
zage te nemen, wordt geacht de in
zage te weigeren.
Wordt aan de in het eerste lid
bedoelde ambtenaren de toegang ge
weigerd, dan verschaffen zij zich dien
desnoods met behulp van den ster
ken arm.
Zijn de plaatsen, waar de stukken,
waarvan inzage gegeven moet wor
den, zich bevinden of redelijkerwijze
vermoed worden zich te bevinden,
tevens woningen of alleen door eene
woning toegankelijk, dan treden de
ambtenaren die plaatsen niet binnen
dan op vertoon van een schriftelijken
bijzonderen last van den burgemees
ter of van den kantonrechter. Van
het binnentreden wordt door den
ambtenaar proces - verbaal opge
maakt; een afschrift hiervan wordt
binnen tweemaal vier en twintig uren
uitgereikt aan dengene, in w.ens
woning is binnen getreden.
Door de boerenleenbank te Nieuw-
Namen, aangesloten bij onze Cen
trale Bank, werd eene circulaire tot
de banken gericht, waarin een be
roep op deze wordt gedaan, om ha.ar
te helpen, het tekort, door handelin
gen van haren kassier gepleegd, te
helpen- dekken.
Dit tekort bedroeg ongeveer 37000
gulden.
Nu is dit tekort verminderd tot
L'L f 32000, doordat 5000 gulden door
de borgstelling is terecht gekomen.
Van die overblijvende f32000 is
ruim f 19000 door de leden gestort,
zoodat het tekort verminderd is tot
4- f 13000.
Als men bedenkt, dat alleen de
voorzitter van het Bestuur en die
van den Raad van Toezicht teder
persoonlijk f 2000 hebben gestort en
door de andere leden f 15°°° ls
bijeengebracht, zal men gevoelen, dat
hier door de leden reeds zwaar is
geboet. Zij' hebben hierdoor echter
ook een schoon bewijs geleverd, dat
hun de boerenleenbank lief is.
Waar aan het Bestuur dier boeren
leenbank bij1 zijne controle valsche
saldobiljetten en schuldbekentenis
sen werden overgelegd, kan men hier
niet alles maar aan een al te licht
vaardig beheer wijden.
Wij meenen, goed te doen, onzen
hoeren leenbanken te adviseeren, zoo
mogelijk eene bijdrage te zenden
aan den Heer E. J. van Wesemael,
den tegenwoordigen kassier te Nieuw-
Namen.
De Centrale zond een bedrag van
200 gulden.
Zooals den lezers bekend is, werd
ter algemeene vergadering van de
Centrale Bank op 25 Mei j.1. er op
aangedrongen, dat het Bestuur nog
maals pogingen zoude aanwenden,
om aan den onhoudbaren toestand
met betrekking tot de uitbetaling en
de wijze, waarop deze geschiedt, een
einde te maken. (Zooals ter be
doelde algemeene vergadering reeds
werd medegedeeld, had de secretaris
van het Bestuur zich reeds vervoegd
bij het Rundveekantoor te 's-Gra-
venhage, waarvan na inzending van
londer opgenomen request een schrij
ven inkwam, mede hieronder afge
drukt).
Dientengevolge heeft de secretaris
van het Bestuur op Maandag 3 Juni
j.1. een onderhoud gehad met den
Heer Directeur-Generaal van den
Landbouw, die zijne medewerking
heeft toegezegd.
In verband met dit onderhoud
werd het hieronder volgend request
aan Zijne Excellentie den Minister
van Landbouw, Nijverheid en Han-
del toegezonden, tevens een afschrift
daarvan aan den Heer Directeur-
Generaal.
Wij meenen te mogen vertrouwen,
dat de zaak nu aan de betrokken
autoriteiten voldoende onder de
oogen is gebracht, terwijl ook met
klem op verandering is aange
drongen.
Het resultaat zal nu moeten wor
den afgewacht. (Intusschen is de
zaak voor de provinciën Utrecht en
Gelderland en, voor zoover Zuid-
IHolland betreft, Goeree en Overilak-
kese, reeds in werking.)
AFSCHRIFT.
Utrecht, 6 Juni 1918.
Geeft met verschuldigden eerbied
te kennen:
De Coöperatieve Centrale Kaït-
feisen-Bank, gevestigd te Utrecht, in
dezen vertegenwoordigd door haar
Bestuur, optredende namens de bij
haar aangesloten vijfhonderd acht en
négentig boerenleenbanken en han
delende ingevolge opdracht d.er alge
meene ledenvergadering, gehouden
te Utrecht op 25 Mei j.1.;
dat er ernstige en zeer gegronde
bezwaren zijn geopperd zoowel met
betrekking tot den termijn, welke
verloopt tusschen de inbeslagneming
van rundvee en de uitbetaling van
den prijs van het aldus in beslag
genomen vee, als ook met betrek
king tot de wijze, waarop die uit
betaling is geregeld;
dat toch immers wat het eerste
punt betreft, algemeen als eene on
billijkheid wordt gevoeld, dat vee
wordt onteigend, zonder dat de eige
naar in staat wordt gesteld, terstond
weder een ander stuk vee daarvoor
in de plaats te koopen, waardoor
mede in de hand wordt gewerkt, dat
- dikwijls tegen hooge pacht bij de
betrokkenen in huur zijnd weide
land gedurende meerdere dagen
als het ware braak ligt en het voor
veevoeding aanwezig gras met tot
dat doel kan worden aangewend,
wat niet alleen de betrokkenen ten
zeerste schaadt, maar ook niet in
's lands belang kan worden geacht;
dat voorts de betaling plaats heeft
door de Nationale Bankvereeniging,
welke wel bijkantoren heeft in ver
schillende gemeenten, doch op verre
na niet die vertakkingen, die de
Coöperatieve Centrale Raiffeisen-
Bank heeft, welker boerenleenban
ken immers ten getale van ongeveer
zeshonderd in tallooze dorpen in den
lande gevestigd en over nagenoeg
het geheele land verspreid zijn;
dat alzoo den betrokkenen nog
noodeloozen last veroorzaakt wordt,
doordat zij! uit verafgelegen dorpen
zich moeten gaan vervoegen bij een
bijkantoor der Nationale Bankver
eeniging, wat menigmaal niet onbe
langrijk tijdverlies en niet onbedui
dende reis- en verblijfkosten met zich
brengt
dat het bovendien den veehouders,
die in grooten getale leden der
boerenleenbanken zijn, zeer onaange
naam aandoet, dat de Regeering, die
steeds getoond heeft, der Raiffeisen-
beweging een goed hart toe te dra
gen, nu deze geheele organisatie ter
zijde stelt, terwijl die organisatie juist
de geëigende en de aangewezene is,
om bedoelde betalingen te .bewerk-
stelligen, van welke ontstemming
dan ook ter bovengemelde vergade
ring zeer ondubbelzinnig is gebleken
dat alzoo ondergeteekende met
den meesten aandrang aan Uwe
Excellentie verzoekt, het alsnog daar
heen te leiden, dat èn de termijn van
uitbetaling van in beslag genomen
vée belangrijk wordt verkort, zoo
mogelijk zelfs contante betaling plaats
hééft en voorts, indien 1 contante be
taling onverhoopt onmogelijk mocht
zijn, althans de mogelijkheid wordt
gèschapen, de betaling door de Coö
peratieve Centrale Raiffeisen-Bank
en hetzij wel of niet door hare
tusschenkomst door de bij