OFFICIEEL ORGAAN VAN DE
COÖPERATIEVE CENTRALE RAIFFEISEN-BANK
TE UTRECHT.
REDACTIONEEL GEDEELTE
Coupons Oeposito-Gbligatiën.
Dispensatie.
De Zegelwet.
No. 1.
JULI 1918
Vierde'Jaargang
Verschijnt den eersten Tan
iedere maand
Abonnement f 0.50 per jaar
Losse nummers 10 Cent.
franco per post.
Redactie en Administratie
DRIFT 13, UTRECHT.
Teleph. Interc. No. 1705.
Inhoud van dit nummer
a. Redactioneel gedeelte: i. Cou
pons deposito-obligatiën. 2. Dispen
satie. 3. De Zegelwet. 4. Nieuw-
Namen. 5. De uitbetaling van in be
slag genomen vee. 6. De betaling
van gevorderd graan. b. Inge
zonden: Onderlinge Bankinstellin
gen (slot). c. Advertentiën.
Wij herinneren er aan, dat de
coupons van onze deposito-obligaties
vanaf 1 Juli a.s. betaalbaar zijn en
verzoeken voor de goede orde de toe
zending zoo spoedig mogelijk,
liefst vóór 28 Juni a.s.
CENTRALE BANK.
Volgens artikel 7 sub e der Sta
tuten van de Centrale Bank moeten
de boerenleenbanken hare deposito's;
voor zoover zij die niet besteden ter
voorziening in de credietbehoefte
harer leden, bij de Centrale Bank
beleggen.
De bedoeling, welke hierbij voor
zit, is duidelijk.
Immers die gelden zullen door de
Centrale dan kunnen worden aan
gewend, om andere boerenleenban
ken, die tijdelijk gebrek aan depo
sito's hebben (wier deposito's alzoo
niet voldoende zijn, om aan de
crediet-behoefte harer leden te vol
doen) te helpen.
Op die wijze helpen de boerenleen
banken elkander, wat van zuster
instellingen, die eenzelfde doel be
oogen, ook mag worden verwacht.
Nu houdt bovenbedoeld artikel 7
echter ook de bepaling in, dat het
Bestuur der Centrale de bevoegd
heid heeft, dispensatie (vrijstelling
te verleenen van die verplichting,
om alle niet bij de eigen leden te
plaatsen gelden/naar de Centrale te
zenden.
Zulk eene dispensatie, waarvan
vroeger weinig sprake was, wordt
tegenwoordig herhaaldelijk aange
vraagd, omdat bij vele boerenleen
banken een zeer beduidend bedrag
aan spaargelden meer ingelegd is,
dan zij aan voorschotten of credieten
hebben geplaatst.
(Doordat vele land- en veehouders
hun bedrijf niet in vollen omvang
gaande kunnen houden, is een groot
bedrag op de boerenleenbanken ge
plaatst, dat stellig weer zeer sterk
zal slinken, zoodra de omstandig
heden toelaten, de bedrijven weer in
vollen gang te zetten).
Bij zulk eene aanvrage om dispen
satie moet de betrokken boerenleen
bank, zooals reeds vroeger in dit
blad is opgemerkt, er wel aan den
ken, dat met het oog op de tegen
woordige hoogst onberekenbare tijds
omstandigheden, veelal alleen voor
tijdelijke kasgeldleeningen aan ge
meenten, waterschappen en polders,
dergelijke dispensatie wordt verleend
en dat het Bestuur der Centrale hare
medewerking niet kan verleenen, om
langdurige leeningen te doen afslui
ten, waardoor de spaargelden zou
den worden vastgelegd, wat, zoo al
ooit, dan toch tegenwoordig wel in
de allereerste plaats, moet worden
vermeden.
Nu zijn er echter boerenleenban
ken, die óf zeer weinig bij de Cen
trale hebben staan óf zelfs die van
de Centrale gelden hebben opgeno
men en toch dergelijke dispensatie
verlangen.
Het spreekt wel van zelve, dat in
het eerste geval waarschijnlijk niet
en in het tweede geval zeer zeker
niet de aangevraagde toestemming
kan worden verleend.
I11 het laatste geval kan derge
lijke dispensatie immers niet ver
leend worden, daar het dan niet gaat
over eene gedeeltelijke opheffing van
de verplichting, om de gelden naar
de Centrale te zenden immers die
banken staan debet en zitten dus
absoluut niet met hare deposito's in
den weg maar zoude het crediet,
dat de Centrale heeft toegezegd, tot
dat doel worden aaqgewend.
Dat kan niet en zoude ook in
^en grond der zaak verkeerd zijn.
Dit crediet dient toch om de
banken te helpen, hare leden
te bedienen, niet 0111 de mogelijk
heid te scheppen, buiten die leden
om te beleggen.
De bedoeling van artikel 7 is niet
anders dan de mogelijkheid te schep
pen, met eigen gelden soms ook
niet-leden te helpen (gemeenten,
enz.) en dat kan alleen het geval
zijn met die banken, welke een groot
deel harer gelden niet bij' de eigen
leden kunnen plaatsen en alzoo over
een groot saldo bij de Centrale kun
nen beschikken.
De zegelwet bepaalt in artikel iS,
dat kooplieden verplicht zijn ten aan
zien van dé door hen aangehouden
boeken en registers en van de aan
zegelrecht onderworpen akten en
stukken, welke zij onder zich hebben,
zonder verplaatsing inzage te geven
aan de ambtenaren van de registratie
of van het zegel of aan zoodanige
ambtenaren, die van een door den
Minister van Financiën afgegeven
schriftelijken last zijn voorzien, zoo
dikwijls die ambtenaren zulks vor
deren en te gedoogen, dat deze daar
van afschriften of uittreksels nemen.
De term „kooplieden" zal wel ruim
moeten worden opgevat, zoodat de
boerenleenbanken er ook onder val
len. (De wet huldigt in dit opzicht
nog al eene ruime opvatting).
Deze bepaling heft in zooverre op
de verplichting tot geheimhouding,
daar de-wet gaat boven de statuten.
Voor de boeken en regis
ters is het onverschillig, of
die ze ge 1 vr ij zij n of niet.
Men is verplicht, die alle te ver-
toonen.
Voor de andere akten en stukken
bestaat de verplichting alleen, voor
zoover ze zegelplichtig zijn.
Wij nemen hier nog, als voor de
meeste boerenleenbanken van belang,
over het slot van bedoeld artikel 18
der wet, dat aldus luidt:
Geen inzage kan gevorderd wor
den 1
i°. op Zondag en de daarmede in
het tweede lid van artikel 154 van
het Wetboek van Koophandel gelijk
gestelde dagen;