DE RAIFFEISEN-BODE.
Uit onze Boerenleenbanken
82
Den Heer J. M. Natzijl,
Secr. van den Ring in
het Oosten van Fries
land'.
Met welverdiende opmerkzaamheid
en belangstelling heb ik Uw artikel
,,1-Iet salaris van den Kassier" in
„De Raiffeisen-Bode" van deze
maand gelezen. Hierin wordt ten
minste een regeling voor een mini
mumsalaris aan de hand gedaan en
een woord van waardeering aan den
Ring in het Oosten van Friesland
voor zijn poging tot het brengen van
eenige orde in den chaos van sala-
rieeringen der kassiers, mag hem
dan ook niet onthouden worden. Op
de vraag, of de voorgestelde cijfers
een goeden grondslag vormen voor
de bepaling van 't salaris, zal het
antwoord stellig niet altijd bevesti
gend luiden. Althans, een der leden
van onzen Raad van Toezicht,
iemand, die krachtens zijn ambt
weet, wat administratie en financiëele
verantwoordelijkheid beteekent acht
ze te laag.
Voor mijzelf zocht ik naar het
systeem bij de voorgestelde regeling
gevolgd, 'k Heb het niet kunnen
ontdekken, en wel, doordien ik geen
antwoord kon vinden op de volgende
vragen, die ik aan Uw welwillende
aandacht aanbeveel.
Sub 2. Waarom tellen de behan
delde spaarboekjes, die op 31 Dec.
geen saldo meer aanwijzen, bij de
puntenberekening niet mee? De af
sluiting en het uittreksel van zulke
vervallen posten gaven en geven toch
evenveel werk als die der nog loo-
pende
Sub 3. Hier zijn dezelfde vragen
te stellen.
Sub 4. „Het afsluiten van Groot
boek III vereischt meer tijd" lezen
we. 'k Geloof niet te overdrijven, als
ik zeg: veel meer tijd. Vooral, wan
neer ?oo'n loopende rekening een
paar bladzijden vult. Daarom, zou
ik minder rekeningen voor het toe
kennen van een punt eischen, bijv. 5.
Dit is natuurlijk een kwestie van
waardeering.
Sub. 6. Waarom tellen hier niet
mee de dagboekposten, welke bij-
scnrijving van rente en provisie of
onkosten betreffen? Is aan bijschrij
ving van kapitaal meer werk? Dit
mag, naar mijn bescheiden meening,
betwijfeld worden.
In de commissie, uit ons Bestuur
en Raad van Toezicht aangewezen
tot onderzoek in hoever mijn salaris
beantwoordt aan de voorgestelde be
rekening, werd de opmerking ge
maakt, dat nu nog eens weer pos
ten uit het Dagboek behandeld wor
den, die sub 5 reeds voorkomen.
Men vond het eenvoudiger, mede in
verband met de vorige alinea van
dit mijn artikel, 5 en 6 samen te
vatten tot één onderdeel, door alleen
te bepalen, dat voor elke 50 num
mers uit het Dagboek 1 punt wordt
gegeven.
Een beantwoording van boven
staande vragen en opmerkingen, zoo
mede een omschrijving van wat
Uw ring tot de taak van clen kassier
rekent, zullen ongetwijfeld alle kas
siers met belangstelling tegemoet
zien.
Hoogachtend,
W. FERMIE Wz,
Kassier.
Amstelveen, 25 Febr. 1918.
ANTWOORD. Het doet mij
genoegen, dat de Redactie mij in
de gelegenheid stelt terstond op het
ingezonden stuk van den Heer Fer-
mie te antwoorden,al hoop ik ten
zeerste, dat vóór het verschijnen hier
van het Bestuur van de Centrale
Bank gevolg zal hebben gegeven aan
het verzoek van onzen Ring om de
voorgestelde salarisregeling bij de lo
cale Banken aan te bevelen. De op
merkingen van den Heer F. zijn,
dunkt mij, niet zoo belangrijk, dat
ze een verandering van het stelsel
nooclig maken.
Dat het salaris er niet hoog door
wordt, spreken we niet tegen, doch
daarom is het ons ook niet te doen.
Zouden al niet vele en vele kassiers
tevreden zijn, als hun salaris maar be
rekend werd op de voorgestelde
wijze
Het leek ons beter toe alleen die
boekjes (sub 2) te doen medetellen,
waarvan het getal het gemakkelijkst
te controleeren is, en dat zijn toch de
boekjes, die het Bestuur aan het
einde van het jaar in handen krijgt,
en waarvan het getal ook voorkomt
in de Mededeelingen ,die later door
de Centrale Bank worden uitgege
ven. Bovendien geven de in den loop
van het jaar afbetaalde boekjes niet
zooveel werk, als die, waarop een
saldo overblijft, dat weder op het
nieuwe jaar moet worden overge
bracht en waarvan de rente wedet
moet worden ingevuld. Ook moei
niet vergeten worden, dat een in den
loop van het jaar afbetaald boekje
in het Dagboek voorkomt, omdat de
afsluiting dan tegelijk een uitbeta
ling is geweest.
Ditzelfde geldt ongeveer ook voor
de in den loop van het jaar afgeloste
voorschotten (sub 3).
Het stelsel zou veel te ingewikkeld
worden als alle handelingen van
den kassier moesten medetellenmen
zou dan ook nog wel afzonderlijk
punten mogen geven voor afbetaalde
spaarboekjes, afgeloste voorschot
ten, maar ook extra-punten voor
nieuwe voorschotten, verlengde voor
schotten hypotheken, royement van
hyp., wissels, deposito-obligaties, enz.
Dat het afsluiten van Grb. I(sub
4) „veel meer tijd" zou eischen, geef
ik niet toe. Als men bij iedere stor
ting en uitbetaling terstond de rente
nummers invult, dan is de afsluiting
aan het einde van het jaar wel iets
omslachtiger dan die van Grb. I,
doch niet 0111 daarvoor een dubbele
belooning toe te kennen. Als een
loopende rekening 2 bladzijden vult,
wordt de kassier daarvoor beloond
door het aantal posten, bedoeld in 6.
De dagboekposten (sub 6), die
rentebijschrijving enz. betreffen, tel
len niet mede, omdat ervoor gewaakt
moet worden, dat de kassier de rente
bijschrijvingen niet voor elk folio
afzonderlijk gaat boeken èn omdat
het bijschrijven van rente, provisie
en onkosten feitelijk bij de afslui
ting behoort.
Het totaal der dagboekposten (sub
5) wordt in ons stelsel slechts matig
beloond, omdat de kassier er wei
nig belang bij moet hebben het aan
tal posten op te drijven, wat niet
zoo'n kunst is door bijgeschreven
rente postzegels, kleine onkosten af
zonderlijk te boeken.
Het aantal inlagen en uitbetalingen
daarentegen (sub 6) geeft zuiverder
aan het door den kassier te verrich
ten werk ,en moet daarom beter wor
den beloond.
Erkentelijk voor de waardeering,
die de Heer Fermie voor het werk
van onzen Ring heeft, zie ik even
wel, tot mijn spijt, dat hij in ons stel
sel geen systeem heeft kunnen ont
dekken. Of bedoelt de Heer F.
„geen volmaakt systeem"? Dan
ben ik het volkomen met hem eens.
De secretaris van den Ring
in het Oosten van Friesland:
J. M. NATZIJL.
Langezwaag, 7 Maart 1918.
NOOT DER REDACTIE.
Zooals aan onze. boerenleenbanken
bekend is, heeft het feestuur der
Centrale eene circulaire doen uit
gaan, ten einde het gevoelen der
banken over het door bedoelden ring
aanbevolen stelsel van berekening te
vernemen.
M. de Red.!
Waarom kunnen Fokvereenigin-
gen, Kerkelijke Gemeenten, Water
schappen, enz. niet lid der boeren
leenbank zijn?
Waarom moet, indien haar door
de boerenleenbank een voorschot zal
worden verstrekt, niettegenstaande zij
naar het oordeel van Bestuur en
Raad van Toezicht der betrokken