OFFICIEEL ORGAAN VAN DE COÖPERATIEVE CENTRALE RAIFFEISEN-BANK TE UTRECHT. REDACTIONEEL GEDEELTE. Tijdelijke verhooging abonnementsprijs Art. 7 sub 4 der wet op de Coöperatieve Vereenigingen No. 8. Februari 1918. Derde Jaargang. De Raif Verschijnt den eersten Tan iedere maand Abonnement f 0.50 per jaar franco per post. Losse nummers 10 Cent. Redactie en Administratie DRIFT 13, UTRECHT. Teleph. Interc. No. 1705. Inhoud van dit nummer: a. Redactioneel gedeelte: i. Tij delijke verhooging abonnements prijs. 2. Art. 7. sub 4 der wet Coöp. Ver. 3. Verzoek. 4. Onze lakvoorraad. b. Uit onze boeren leenbanken 1Ingezonden door Kollum. 2. Ingezonden door J3or- culo. 3. Ingezonden door „Een Bestuurslid". 4. Boerenleenbank comité „Watersnood 1916". 5. Het salaris van den kassier. c. Adver- tentiën. Tengevolge van de zeer sterke verhooging van den prijs van het papier deze prijs werd bijna vier maal zoo hoog en de verhooging der drukloonen, zijn wij tot ons leed wezen genoodzaakt, den abonne mentsprijs tijdelijk te brengen van 50 cent op 75 cent per jaar, t'e re kenen van af 1 Januari j.1. Wij vertrouwen, dat wij spoedig weer tot den ouden prijs zullen kun nen terugkeeren. RED. en ADM. De wet bepaalt in artikel 7 onder nummer 4, dat de akte van" oprich ting eener coöperatieve vereeniging op straffe van nietigheid moet be helzen: „De bepaling, in welke mate „de leden -persoonlijk aansprakelijk „zijn voor de verbintenissen der „vereeniging." In de statuten moet dus eene be paling betrekkelijk de aansprakelijk heid worden opgenomen. Hoe de statuten die regeling wil len maken, is onverschillig, mits maar niet alle aansprakelijkheid uit gesloten wordt. De Regeering had oorspronkelijk als regel aangegeven de hoofde lijke aansprakelijkheid der leden, maar bij de akte van oprichting eener coöperatie zoude men van die re geling kunnen afwijken en anders kunnen bepalen, ze zelfs geheel kun nen uitsluiten. Als regel zouden de leden dade lijk en rechtstreeks - en niet- eerst bij de vereffening tegenover de schuldeischers aansprakelijk zijn. Zoowel tegen die mogelijkheid van uitsluiting van alle aansprakelijk heid, alsook tegen die rechtstreek- sche aansprakelijkheid der leden te genover de schuldeischers der ver eeniging werden bij de behandeling van het wetsontwerp bezwaren in gebracht. Na eene zeer verwarde discussie heeft de Regeering toen een gewij zigd wetsontwerp ingediend. Zij nam daarna nog twee wijzi gingsvoorstellen aan, ingediend door de Heeren Mr. Verniers van der Loeff en den oud-minister Mr. De Vries. Naar aanleiding dezer voorstellen is artikel 7 sub 4 opgenomen en wel in verband met artikel 19, opdat met name zoude worden vastgelegd, dat de aansprakelijkheid niet mag wor den uitgesloten, terwijl zij eene sub sidiaire zoude zijn, n.1. alleen te pas zoude komen, als de schuldeischers op de vereeniging zelve geen of geen voldoend verhaal zouden kunnen oefenen. (Terecht merkte Mr. Verniers van der Loeff bij de behandeling in de Tweede Kamer op, dat de directe aansprakelijkheid der leden tegen over de schuldeischers zoude leiden tot gevolgen, die grenzen aan het ondragelijke.) Deze gedachte is wel niet geheel duidelijk -in de wet tot uiting geko men, doch ligt er wel aan ten grond slag. In verband hiermede leert dan ook Prof. Mr. Kist in zijn werk„Begin selen van het Nederlandsch Handels recht": „Uit de bepaling van art. 7 „sub 4 der wet op de coöperatieve „vereenigingen volgt, dat ieder lid, „zij het dan ook voor nog zoo'n klein „gedeelte, persoonlijk aansprakelijk „moet zijn voor de verbintenissen der „vereeniging. De leden van eene „coöperatieve vereeniging kunnen „zich dus nooit geheel ontslaan van „alle aansprakelijkheid voor die ver bintenissen." en voorts: „D e wij ze, waarop nu die „aansprakelijkheid werkt, „is bij artikel 19 en artikel „20 der wet ontwikkeld." Er is dan ook blijkens de geheele discussie over het ontwerp-wet een nauw verband gelegd tusschen artt. 19 en 20 eenerzijds en ant 7 su,b 4 an derzijds en wel in dien zin, dat de artt. 19 en 20 eene soort regeling aangeven, waarvan echter geen ge bruik behoeft te worden gemaakt, als maar niet alle aansprakelijkheid wordt uitgesloten en dit laatste nu is verhinderd door opname van art. 7 sub 4. Mr. Polak zegt hierover in zijn werk: „De wet op de Coöperatieve V ereenigingen" „Het kost eenige moeite, om de „regeling der aansprakelijkheid in de „wet te vinden, maar zij komt hierop „neer: „Alleen de vereeniging is schulde- „nares, de leden zijn dat niet. Schuld - „eischers kunnen dus van de vereeni- „ging betaling vorderen. Eerst dan, „wanneer het vermogen der vereeni- „ging niet toereikend mocht zijn, om „alle verbintenissen te voldoen, het- „geen zal blijken bij gerechtelijke of „buitengerechtelijke vereffening van „den boedel, zijn de leden verplicht „tot dekking van het tekort. Zij moe- „ten dan hun deel in dit tekort „afdragen aan den vereffenaar of cu- „rator. „Hoe groot dat aandeel is, hoe- „veel ieder moet bijdragen, hangt „geheel en al af van de statuten. „Men is vrij, dit te regelen, zooals „men wil, met dien verstande even- „wel (art. 7 sub 4), dat de leden „niet alle aansprakelijkheid mogen „uitsluiten, dat zij steeds in meer dere of mindere mate aansprakelijk „blijven." en verder: „Juist, omdat men de leden eerst

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1918 | | pagina 1