DE RAIFFEISEN-BODE. coöperatieve krediet op landbouw- en middenstandsgebied te bevorde ren en ik ben op het oogenblik nog als opvolger van dr. Bos president van de centrale organisatie van mid denstandskrediet. Ik heb mij ook wel zeer zorgvuldig gewacht dat spreekt vanzelf om over enkele centrale organisaties te spreken, maar ik zou den geachten afgevaar digde deze vraag willen stellen, of hij meent, dat de centrale organi saties, wat dit punt betreft, durven of kunnen instaan voor hetgeen ge schiedt bij de verschillende banken die bij haar zijn aangesloten. De heer De Wijkerslooth de Weer- desteyn: Dat kunnen zij wel, want er is pas geïnspecteerd over alle boe renleenbanken en daarover is een rapport uitgebracht. De heer Treub, Minister van Fi nanciën Er is geïnspecteerd over alle boerenleenbanken. Ik heb van dergelijke rapporten ook wel eenig verstand, en nu houd ik vol en dat houd ik vol op grond van het geen staat in de circulaire van de Nederlandsche Bank, in het verslag van die Bank en op grond van ge sprekken, die ik omtrent dit punt met de Nederlandsche Bank heb ge had, dat ve.rschillende van de pro vinciale banken en ook van de boe renleenbanken in dit opzicht niet de noodige voorzichtigheid hebben in acht genomen. De heer De Wijkerslooth de Weer- desteyn: Noemt u dan eens één boe renleenbank, die daaraan schuldig is. De heer Treub, Minister van Fi nanciën Dat behoef ik niet te dcfen. De heer De Wijkerslooth de Weer- desteyn: Als U dat beweert wel. De heer Treub, Minister van Fi nanciën Wanneer ik spreek over hetgeen de Nederlandsche Bank, die in dit opzicht toch zeker wel eeltige inlichtingen zal hebben ontvangen, noodzakelijk heeft gevonden te doen, wanneer ik zeg, op grond van het geen de Nederlandsche Bank ge daan heeft, dat door de banken en nu zal ik het nog voorzichtiger uitdrukken behalve door de groote financiëele banken, die zich altijd vooraf hebben verstaan met de Nederlandsche Bank, niet steeds ge noegzame zekerheid is betracht, dan souligneer ik iets, dat de Nederland sche Bank in het belang van het algemeen crediet van dien aard heeft geacht, dat men het noodig heeft geoordeeld een circulaire te ver spreiden en daarop in het verslag terug te komen. Nu stap ik van dit punt af. De heer De Wijkerslooth de Weer- desteyn: Zoolang u geen boeren leenbank neemt, acht ik uw bewe ren onjuist. De heer Treub, Minister van Fi nanciën Dan zal ik den geachten afgevaardigde dit zeggen, dat het mij hoogst aangenaam zal zijn, wanneet- blijkt, dat de indruk, dien de Neder landsche Bank heeft gehad en die uitkomt in de circulaire en het ver slag van de Nederlandsche Bank, onjuist is en de inlichtingen van de Bank dus ook onjuist zijn. En dat zal natuurlijk ieder aangenaam zijn. Wanneer de heer De Wijkerslooth de Weerdesteyn mij de zekerheid kan gev<m, dat geen enkele van alle ban ken, die bij de Centrale zijn aange sloten of het moet bij hooge uit zondering zijn van dat crediet- papier heeft, dan heb ik er niet het minste bezwaar tegen, om wat ik omtrent dit punt gezegd heb terug te nemen. De heer De Wijkerslooth de Weer desteyn: U had u eerst moeten ver gewissen. De heer Treub, Minister van Fi nanciën: Ik meen todh, dat, wan neer een Minister van Financiën zich kan beroepen op de Nederlandsche Bank, men van hem niet kan zeg gen, dat hij zich niet vergewist heeft. Maar ik meen, dat dit punt nu vol doende. tot klaarheid is gekomen, en en dat de geachte afgevaardigde te vreden kan zijn met de verzekering, die ik hem heb gegeven. In dezelfde Vergadering verkrijgt de heer De Wijkerslooth de Weer desteyn voor de derde maal het woord en zegt: Mijnheer de Voorzit ter I Ik zal slechts heel kort van de aandacht van de Kamer gebruik ma ken. Vanmorgen heeft de Minister van Financiën nogmaals gesproken, in antwoord op enkele mededeelin- gen mijnerzijds, over de kwestie van de boerenleenbanken. De persoon lijke kwestie laat ik hier nu geheel en al buiten. De Minister van Finan ciën heeft verklaard, dat hij reeds ja ren geleden zelf op dit gebied het een en ander heeft gepraesteerddit was mij niet onbekend. Ik zou dan ook geen oogenblik willen, dat dit in debat kwam, want ik ga onmiddel lijk voor den persoon van den Mi nister van Financiën uit den weg, dat spreekt vanzelf. Maar daar gaat het niet om. Deze instellingen, deze coöperatieve boerenleenbanken heb ik, zij het korter tijd, met mijn volle kracht gepropageerd, daarom gaat mij deze zaak ter harte. De Minister heeft een ernstig woord inzake che coöperatieve boerenleenbanken ge sproken. Hij heeft gezegd, dat de coöperatieve boerenleenbanken het is dus een algemeenë bewering dat minderwaardig papier hebben opgenomen. En nu heeft de Minister wel in één adem gesproken van de provinciale banken, maar dat is heel wat anders. De provinciale banken zijn gewone instellingen voor den geldhandel; maar ik heb het hier over de coöperatieve boerenleenban ken, en daarvan is gezegd, dat zij hadden minderwaardig papier. Dat is voor die leenbanken een buiten, gewoon ernstige zaak, als een hoog geplaatst man als de Minister van Financiën deze mededeeling hier doet. Het heeft zijn invloed, over het geheelc land, want er zijn alleen bij de Centrale te Utrecht 590 plaatse lijke leenbanken aangesloten en bij die te Eindhoven is een getal aan gesloten, dat daarvan niet ver af blijft. Wanneer nu van hen verklaard wordt, dat zij het geld van hun de- positarissen, van de menschen, die geld bij hen brachten, belegd heb ben in minderwaardig papier, dan kan dat een run op dergelijke ban ken veroorzaken. Ik heb den Minis ter gevraagd, om die mededeeling in te trekken. Hoe komt de Minister aan de bewering, dat die banken dergelijk papier hebben? Ik heb het verslag van de Nederlandsche Bank van 31 Mei 1917 op dit stuk nage lezen, en ik kan er niets anders van .vinden, clan dat allerlei slag van in stellingen dergelijk papier hebben opgenomen. In het verslag van de Nederland sche Bank staat dus van de leen banken niets; en ik ben niet de eenige, want andere personen, aan wie ik verzocht, het eens na te le zen, hebben ér ook niets kunnen vin den aangaande de coöperatieve boe renleenbanken. Voor zoover ik dan 'ook kan nagaan staat het er niet in, en in de circulaire van de Ne derlandsche Bank is het ook niet gezegd. Ik vraag dus aan den Mi nister: hoe komt hij aan die bewe ring en waar kan ik die vinden, dat de coöperatieve boerenleenbanken dergelijk minderwaardig papier heb ben genomen? Bovendien, gisteren heb ik medegedeeld te weten èn van de Centrale Boerenleenbank te Eind- 1 hoven èn van die te Utrecht, dat noch de Centrale, noch de daarbij aangesloten leenbanken, bij wie ge regeld inspectie wordt gehouden, an der papier hebben dan treasury-bills, die volkomen gegarandeerd zijn. Nu had ik mogen hopen, dat de Mi nister eens bij zijn zegsman had

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1917 | | pagina 3