10 DE RAIFFEISEN-BODE. men van buitenlandsch credietpa- pier, het volgende schrijft: „Wij zijn mitsdien door het Landbouw-Exportbureau niet in het bezit gekomen van eenig bui tenlandsch credietpapier. Wel was door ons reeds ondershands voor dien een zeker bedrag aan Engel- sche treasury-bills genomen, echter niet dan onder garantie van een paar onzer grootste financieele in stellingen in den lande, wat betreft de prompte betaling van hoofdsom en rente op de daarvoor vastge stelde data. Wellicht in verband met die garantie is dit ondershands genomen bedrag nu ook reeds op de vervaldagen prompt gehono reerd. Nog slechts een rest eerend bedrag van 15000 pond, waarvan de betaling eveneens gegarandeerd is, vervalt op I Augustus a.s. Ook ten opzichte van die betaling be staat geen de minste twijfel. Het behoeft daarenboven geen betoog, dat dit bedrag van 15000 pond tegenover de dertig a veer tig millioen, waarover onze Cen trale Bank beschikt, eene zeer lut tele som is. Wij memoreeren hier, dat deze garantie de betaling dekt onder alle omstandigheden, alsmede dat van het verzilveren van ander bui tenlandsch credietpapier bij onze instelling nimmer sprake is ge weest. Hoe Zijne Excellentie in de openbare vergadering der Tweede Kamer der Staten-Generaal mits dien kan verkondigen, dat de boe renleenbanken zoo gevaarlijk en overdreven vol zijn bezwaard met minderwaardig buitenlandsch cre dietpapier en dit verklaart zonder de Centrale Bank te Utrecht en de bij haar aangesloten 590 boe renleenbanken daarvan uit te zon deren en zoodoende op die instel lingen een onverdienden blaam werpt, k-omt ons ten eenenmale on verklaarbaar voor. Wij zouden het zeer op prijs stellen, indien U, HoogEdelGe- strenge Heer, er toe wilt medewer ken onze Centrale Bank en de bij haar aangesloten boerenleenban ken van dezen onverdienden blaam te zuiveren. Hoogachtend, Het Bestuur der Centr. Bank, (w.g.)VAN ITTERSUM, VAN HUGENPOTH TOT AERDT, B1LDERDIJK. Ook ten aanzien van de Centrale Boerenleenbank te Eindhoven is de bewering van den Minister van Fi nanciën, dat deze instellingen zou den vol zitten met minderwaardig buitenlandsch credietpapier onjuist. Ik krijg van die bank dit bericht. „De portefeuille onzer zaak be vat geen buitenlandsch credietpa pier dan alleen Engelsche Trea sury-bills. Deze bills zijn zonder uitzondering betaalbaar bij Hope en Co., Amsterdam, tegen den vasten koers van twaalf pond ster ling. Koersverlies is derhalve uit gesloten. De Nederlandsche Bank heeft zich op ons verzoek bereid verklaard die bills te nemen als onderpand voor rekening courant debet. Zij worden door haar ook op de gebruikelijke voorwaarden gedisconteerd. (w. g.) Coöperatieve Centrale Boerenleenbank, BERKVENS, directeur." Ook is rtiij medegedeeld, dat de locale banken van Eindhoven dat pa pier niet hebben. De Minister van Financiën heeft dus de vrijheid genomen hier in de Tweede Kamer te verklaren, dat de coöperatieve boerenleenbanken vol zaten met minderwaardig buiten landsch credietpapier en uit de ori- gineele verklaring van de onver dachte besturen van beide instellin gen, de eenige hier te lande, blijkt, dat zij niets hebben als Engelsche treasury-bills met alle garantie en na overleg met de Nederlandsche Bans.. De Minister heeft zich tegenover den geachten afgevaardigde uit Zie- rikzee er over beklaagd dat door dezen zoo krasse uitdrukkingen wa ren gebruikt ten aanzien van de schuldbrieven, welke geëmitteerd zouden worden door de te stichten Exportbank. Waar de Minister van Financiën nu zoo gevoelig is ten aan zien van een lichaam ,dat nog moet worden opgericht, daar zou ik be scheidenlek willen doen opmerken, dat deze lichamen, waarvan de Mi nister zeide, zonder eenigen grond, of zelfs ook maar een zweem van grond, dat zij schuldbrieven zouden hebben van minderwaardig buiten landsch credietpapier, bestaande in stellingen zijn, welke het vertrouwen genieten van de landbouwende be volking en dat zij door de uitlatin gen van den Minister van Financiën, in haar vertrouwen bij die land bouwende bevolking worden ge schokt. Ik moet daar dus ten sterkste te gen opkomen, niet alleen in het be lang van dergelijke credietinstellin- gen, die door zulke officieele uitin gen in haar vertrouwen worden ge schokt, maar ook als Kamerlid. Wanneer wij toch hier ontvangen mededeelingen van den Minister van Financiën, dan moeten deze berus ten op waarheid, vooral wan neer het zulke ernstige feiten be treft, als hier het geval is, anders zal ik mij in het vervolg, wanneer ik mededeelingen van den Minister ont vang, de- vrijheid moeten voorbehou den om die mededeelingen van den Minister eerst nader te onderzoeken. De heer Teenstra: Daar is geen woord Fransch bij. De Heer de Wijkerslooth werd in de „Vergadering van 26 Juli 1917 door den Minister als volgt beant woord De geachte afgevaardigde uit Wijk bij Duurstede, heeft er mij een ver wijt van gemaakt, dat ik gesproken heb over de boerenleenbanken en de wijze waarop ik dat gedaan heb in verband met het kredietpapier dat bij haar is. Ik geloof wel, dat niemand daaruit zal hebben gehoord, dat ik aan alle provinciale banken, dus aan alle banken buiten de groote banken waarom het hier gaat en aan alle boerenleenbanken zou hebben verwe ten, dat zij niet voorzichtig zijn ge weest met het aannemen van krediet papier. De heer De Wijkerslooth de Weer- desteyn: U heeft gesproken van de "coöperatieve boerenleenbanken. De heer Treub, Minister van Fi nanciën: Ja, maar het spreekt van zelf, dat men zoo iets licht zegt, in dien men het over zulke banken in het algemeen en niet over banken individueel heeft. Ik zou den geach ten afgevaardigde wel eens willen vragen, of gedurende deze geheele crisis de provinciale banken zich ook maar één oogenblik hebben te be klagen gehad over de wijze waarop de Minister van Financiën tegen haar is opgetreden. Daar gaaf het niet om, zegt de geachte afgevaardigde. Dat weet ik wel, maar wanneer men hier spreekt van de provinciale banken, wie zal dan daaruit lezen, dat elke indivi- dueele provinciale bank daaronder valt en niet voldoende zekerheid heeft in acht genomen En zoo gaat het met de boerenleenbanken ook. Het zal den geachten afgevaardigde niet onbekend zijn, dat zoowel waf betreft het landbouwkrediet als het middenstandskrediet, ik behoor tot degenen die nu reeds sinds 30 jaar, waarschijnlijk lang vóórdat mijnheer de Wijkerslooth de Weerdesteyn aan het openbare leven deelnam, al het mogelijke hebben gedaan om het

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1917 | | pagina 2