HYPOTHEKEN. Eerste Hypotheek op Landerijen Uit onze Boerenleenbanken. üe Coöperatieve Centrale Raiffeisen-Bank te Utrecht, tegen zeer aannemelijke voorwaarden. DiE RAI F F,E I S E NB ODE'. 3 hoogen zin. Zij gaf den indruk, dat men iemand wilde treffen. Treffen, alléén om de „misplaatste uitdruk king"? Of zat er meer? Dit laatste moest men wel concludeeren uit de met verheffing van stem gesproekn ken woorden: Daar zijn van die menschen, die een toon aanslaan, alsof zij het geheele Nederlandsche volk achter zich hebben! Was deze hatelijkheid hier niet gansch „mis plaatst", en moest zij niet het ver moeden wekken, dat hier niet sans rancune werd gehandeld? De uit drukking „duitenjagerij" alleen kon daartoe toch geen aanleiding geven. De zegsman op de Ringvergadering te Zutfen moge wat al te scherp zich hebben uitgelaten, i) deze aanval van de Bestuurstafel was beneden peil. Beneden peil was ook de handel wijze van den heer Stroink, lid van den Raad van Toezicht, toen hij zich niet ontzag, tot tweemalen toe, de veronderstelling uit te spreken, dat de gewraakte uitdrukking het pro- drukt was van de fantasie van den Verslaggever. (Ondergeteekende). Hoe de Heer Stroink daartoe kon komen met het Verslag vóór zich dat op behoorlijke wijze was onder teekend en waarin de ergerniswek kende woorden, door hem voorgele zen, tusschen aanhalingsteekens zijn geplaatst, is onbegrijpelijk. Nog onbegrijpelijker, hoe hij bleef volhar den, zelfs na mijn terechtwijzing. Niet voor mij voor de vergade ring acht ik mij voldoende gereha biliteerd maar voor hem zelf en voor een zeker ook door hem ge- wenschte onderlinge waardeering, hoop ik, dat hij er alsnog toe kan komen zijn fout te herstellen. Dit mag men zeer zeker verwachten van iemand, die met zulk een voornaam gebaar (dat wij zeer goed verstaan!) nu en vroeger de voorgestelde ver hooging afwees. Met dit gebaar was zijn verdachtmaking van mijn per soon vierkant in strijd. C. BLOKKER. Eerbeek, 22 Mei '17. 1) Zijn bedoeling (sprekende uit het verband), in zachter vorm geuit, werd ongetwijfeld door meerderen gedeeld. Geachte Redactie, 't Ingezonden stuk van de Bank te Oudendijk (N.-H.) in „De Raif- feisen-Bode" van Mei j.1. geeft me aanleiding een paar regels neer te pennen. 't Gaat om de z.g.n. „financiëele commissie". Zoo'n commissie wordt niet in't le ven geroepen uit kracht van statuten of huish. regh, maar enkel uit nood dwang. Toen onze Bank nog een Bankje was, konden twee of drie aanwezi gen ter algemeene vergadering bin nen een half uur of drie kwartier de Uittreksels uit de Grootboeken I, II en III, mitsgaders de Rekening en Balans van het afgeloopen boekjaar heel gemakkelijk nagaan, of zooals Oudendijk zich terecht uitdrukt, „op tellingen nakijken, waarin absoluut geen fouten te vinden zijn." Toen de Bank groeide, ging dat nietmeer en al jaren lang wordt nu een fi- nancieele commissie benoemd. Al kennen dus de Statuten der boeren leenbanken een dusdanige commissie niet, nooddwang leidt er toe ze te benoemen. Immers: aan de algemeene verga dering is opgedragen de rekening en verantwoording van het bestuur op te nemen en definitief goed te keu ren. En hoe kan die goedkeuring nu plaats hebben, zonder dat de aan wezige leden zich eenigszins hebben laten voorlichten? Waar dus in de algemeene vergadering geen tijd ge vonden wordt om de bescheiden na te kijken, is m. i. de instelling eener z.g.n. financieele commissie noodza kelijk. En die commissie kan goed werk verrichten, mits zij zich niet bepaalt tot „werkzaamheden, die veel op schooljongenswerk gelijken." k' Wil even zeggen, hoe de com missie voornoemd bij ons haar taak opvat. Een der commissieleden noemt het nummer van een blad uit een der Grootboeken I en ondergeteekende leest op, wat dit blad in het ge noemde Grootboek aangeeft. De commissie gaat na, of de genoemde getallen in de Uittreksels voorko men. Zoo passeeren nog 10 of 20 bladen de revue, en zonder dat er namen genoemd worden, overtuigt zich de commissie, dat de zaak der spaarboekjes in orde is. Op dezelfde wijze komen de Grootboeken II en III aan de beurt. Komen de leden der commissie nu ter algemeene ver gadering, dan kunnen zij meer zeg gen dan: „We hebben groot eoptel- sommen nagekeken." Zij hebben zich werkelijk overtuigd, dat de Rekening en Balans zijn, zooals zij worden voorgelegd. 'k Ben het er heelemaal mee eens, dat het voldoende kon zijn, als de Raad van Toezicht verklaarde: „wat de Kassier bewerkt heeft, en door het Bestuur in orde is bevonden, hebben ook wij nagekeken en zon der fout bevonden" -maar men is aan de Statuten gebonden. En waar de bescheiden der Bank niet op de ledenvergadering gecontro leerd kunnen worden, is men op een financieele commissie aangewezen. En 't is wenschelijk, dat die com missie haar werk dan zoo goed mo gelijk doet. 't Vertrouwen in Be stuur en Kassier, in de zaak der Bank zelf, kan er slechts bij winnen. EEN KASSIER. Kollum, 15 Mei 1917. Geachte Redactie, Gaarne zagen we in „De Raiffei- senbode" opgenomen een uitlegging, of eenigszins uitvoerige verklaring van art. 39, der Statuten, inzake het „Reservefonds", wat betreft alinea 2, waar staat: „jaarlijks wordt nage gaan of het fonds de hoogte bereikt heeft van het bedrijfskapitaal, het welk over de drie voorafgegane ja ren noodig was om alle voorschot ten te doen." Bij voorbaat dank. Hoogachtend, Jb. POST, Kassier. Antwoord in volgend nummer. Redactie. heeft voor de leden van bij haar aangesloten Boeren leenbanken gelden beschikbaar onder verband van Aanvragen zijn te richten aan de CENTRALE BANK Drift, 13 Utrecht.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1917 | | pagina 3